CD & vinyl REVIEW BLOG |
0 Opmerkingen
Alle grote reclameborden in de stad zouden beplakt moeten zijn met ‘THE RETURN OF THE PLANET ROCKERS’! Immers voor het eerst in ruim 20 jaren laten Sonny George (guitar & vocals), Eddie Angel (lead- & acoustic guitars), Mark W Winchester (upright bass, electric en acoustic guitars, percussion & backing vocals) en Bill Swartz (drums & backing vocals) weer van zich horen. In de herfst van 1991 deed dit viertal zijn eerste optreden en in een mum van tijd mochten zij zich tot ‘Legendary Nashville Rockabilly Kings’ kronen. Maar even snel als zij kwamen, verdwenen zij ook, met het gevolg dat vooral in Europa The Planet Rockers tot de cultstatus werden verheven. ‘ Het bloed kruipt waar het niet gaan kan’ is een eeuwenoud cliché, maar wel een waarheid als een koe. En dat geldt ook voor deze rockers. Niet dat zij al die jaren stil hadden gezeten. Eddie Angel had en heeft nog steeds zijn job als leadgitarist bij Los Straitjackets, die tevens Big Sandy en Deke Dickerson backen. Mark W Winchester dook regelmatig op aan de zijde van Brian Setzer en Bill Swartz deed voornamelijk studiowerk bij o.a. Earl Gaines op diens album ‘Everything’s Gonna Be Allright’. Alleen Sonny George stampte een solocarrière uit de grond en nam een drietal albums op. Alhoewel fans al die jaren hoopten op een reünie, leek het alsof dit voor eens en altijd een droom zou blijven. Maar die droom werd na 2 decennia toch nog werkelijkheid. Immers in het najaar van 2011 begonnen de heren opnieuw te repeteren en in 2014 doken zij de legendarische Sunstudio van Sam Phillips in en blikten er deze ‘The Return Of The Planet Rockers’ in. En laat ons eerlijk zijn, dit is zonder meer een meesterwerk! Dat de heren het rocken nog lang niet verleerd hebben, bewijzen zij al onmiddellijk met Tony Joe White’s ‘Saturday Night In Oak Grove, Louisiana’. Sonny George heeft een stem alsof ze uit rotsblokken opgebouwd is. Krachtig, soms een beetje Cash, maar vooral imponerend en inspirerend. Eddie Angel mag zijn knallende, in echo gedrenkte leadgitaarpartijen van bij Los Straitjackets nog eens overdoen en Swartz en Winchester zorgen voor een ritmesectie alsof ze uit gewapend beton is opgetrokken. Gedurende 17 tracks, waarvan 15 gezongen nummers, rocken en rollen The Planet Rockers dat het een lieve lust is. Sporadisch voegen zij een snuifje country toe, maar rock-‘n-roll en rockabilly sieren de hoofdschotel. Ondanks verschillende pogingen is het mij niet gelukt om hoogtepunten te selecteren. De ganse cd is namelijk één en al hoogtepunt. Wel nog eventjes melding maken van de sublieme versie van Jeff Lyne’s ‘Showdown’ en de bij het nekvel grijpende instrumentals. ‘Snakebit’ geeft het surfgevoel bij Eddie Angel carte blanche, terwijl ‘Indian Giver’ meer in een rockabilly watertje zwemt. Maar let tussen al dat moois ook even op het koortje op ‘Sinnerman’, waar Marshall Chapman, Rick Lonow, Webb Wilder, Michael Black van The Jordanaires, Royce Porter, Taryn Engle en Jerry Phillips (inderdaad de zoon van….) het beste van zichzelf geven. Dus modelleer die vetkuif nu maar, haal dat lederen jack uit de kleerkast, wring je partner in die fifties jurk, schuif het meubilair aan de kant en draai vooral deze ‘The Return Of The Planet Rockers’ loeihaard. Satisfaction guaranteed! Lambert Smits (5) Tracks:
Witchcraft Intenational I WCICD 106 I The Planet Rockers
Op de dubbelaar vol. 1 ‘Quiet! Gibson At Work’ werd het werk in de periode 1938-1957 van George Barnes in kaart gebracht. Op de eerste cd kregen we een inzicht in het begin van de carrière van deze supergitarist, waar hij als begeleider fungeerde bij opnames van o.a. Jazz Gillum, Big Bill Broonzy, Washboard Sam en Blind John Davis om er maar enkelen te noemen. Op de tweede cd kwam dan de swing en country jazz aan bod met als hoogtepunt de integrale lp ‘Country Jazz’ die George opnam voor het Colortone label. De volledige recensie van vol. 1 kan u trouwens op deze site vinden. Dat Barnes niet alleen een uiterst getalenteerde gitarist was staat als een paal boven water, maar ook wist hij zich aan te passen aan de muzikale evoluties die in de jaren vijftig plaatsvonden. Hij werd niet alleen geprezen als een serieus jazzmuzikant die een boon had voor moderne avant-garde muziek, maar ook de combinatie pop-jazz met zijn trio The Three Suns zag hij wel zitten. Dat de elektronica een boost kreeg in de fifties was George ook niet ontgaan. Net als zijn collega gitarist Les Paul hield hij ook van experimenteren met overdubben, een techniek die jaren later algemeen ingang zou vinden. Dat hij daar erg bedreven in werd is te merken aan zijn op Decca uitgebrachte ‘ State Street Boogie’ waar hij alle instrumenten voor zijn rekening nam, die dan vervolgen op verschillende snelheden overdubt werden, zodat zowel Les Paul als Merle Travis in George een inspiratiebron voor deze techniek zagen. Omdat Barnes deel uitmaakte van het orkest van de TV show ‘ Your Hit Parade’, werd hij vaak gevraagd voor plaatopnames van de daarin optredende artiesten. Zo is hij o.a. te horen op de cover die Dorothy Collins & Snooky Lanson maakten van Hadda Brooks’ ‘Jump Back Honey’, dat in 1956 in de versie van Gene Vincent zou gelden als dé rock-‘n-roll song. Wanneer je het nummer aandachtig beluisterd kan je niet anders dan vaststellen dat Cliff Gallup, de gitarist van Vincent, een deel van zijn gitaarspel op dat van Barnes gemodelleerd heeft. Maar ook artiesten als Dinah Washington, Patti Page, Charlie Shavers, Cootie Williams en Glenn Miller deden een beroep op George wanneer zij hun songs wilden oppeppen met een gitaarsolo. Barnes was voor vele artiesten een gedroomde en vooral trouwe medewerker. Zo was zijn inzet op de albums ‘Music For Tonight’ en ‘Jazz For Tonight’ van Steve Allen van onschatbare waarde. Ook de tijdens zijn tienerjaren opgedane blueservaring kwam hem opnieuw goed van pas. Voor de labels King en Atlantic maakte hij opnames met o.a. Little Willie John, Earl Bostic, Lavern Baker, Joe Turner, Mickey Baker, The Coasters, Chuck Willis en King Curtis. Bij RCA Victor leverde hij dan weer gitaarpartijen voor o.a. Janis Martin, één van de leading ladies in rockabilly en voor Mary Petti, die moest dienen als antwoord op de succesrijke Brenda Lee. In 1959, Barnes was ondertussen 38 jaar, scoorde de twanggitaarsound van Duane Eddy en Link Wray hoge toppen. George wou ook in die stijl iets doen, maar om de opnames van een 38 jarige gitarist aan de tieners verkocht te krijgen, moest er wel een trucje verzonnen worden. Nu was dat geen probleem want Barnes nam onder het pseudoniem Dean Hightower, Dean Of The Twangy guitar, de schitterende lp ‘Guitar-Twangy With A Beat’ op. Het leuke is dat op de sleevenotes van de lp vermeld werd dat Dean Hightower zijn invloeden had opgedaan bij zijn idool……..George Barnes! En of dit alles nog niet voldoende was, presteerde George het ook nog om als eerste elektrische gitarist mee te spelen op de opnamesessie van Bob Dylans debuutsingle voor Columbia ‘Mixed Up Confusion’. Later zou Barnes zich vooral toeleggen op producerswerk voor o.a. het Mercury label. George Barnes overleed op 5 september 1977. Het eerder genoemde en nog veel meer van dat mooie krijg je op deze vol. 2 geserveerd, waarbij cd nummer 1 het voetlicht werpt op ‘Pop, Plunk and Twang’, met de integrale versie van de lp‘Guitar-Twangy With A Beat’, terwijl de tweede cd de ‘Rhythm, Blues and Rock ‘n’ Roll’ belicht. Moet het nog gezegd dat El Toro met vol. 1 en vol. 2 met het werk van George Barnes twee sublieme dubbelcd’s heeft afgeleverd? Ik dacht het niet! Meer nog het Spaanse label heeft op een haast niet te dromen manier het mysterie George Barnes voor eens en altijd opgelost! Lambert Smits (5)
El Toro Records I ETCD 1062 I George Barnes
Misschien doet de naam George Barnes niet onmiddellijk een belletje bij u rinkelen. Ongetwijfeld heeft u, als rechtgeaarde muziekliefhebber, ooit op songs van uw favoriete artiesten van een gitaarsolo genoten zonder te weten dat die door Barnes gespeeld werd. Zo was hij gitarist op o.a. opnames van The Coasters, op ‘Lipstick On Your Collar’ van Connie Francis en op Jackie Wilsons ‘Lonely Teardrops’. Maar wie was die Barnes nu eigenlijk? Wel, George werd in 1921 geboren in Chicago en werd geïnspireerd door zijn vader die gitarist was. Begonnen was hij echter als pianist, maar door de destijds heersende repressie raakte de familie Barnes haar piano kwijt en moest George zich op een ander instrument concentreren. Dit werden al vlug de accordeon, de banjo en de ukelele, om uiteindelijk bij de gitaar te belanden. Van Lonnie Johnson leerde hij blues spelen, maar ook jazzklarinettist Jimmy Noone maakte een grote indruk op de jonge Barnes. George had het eigenlijk niet zo voor het spelen van ritmes, liever toverde hij mooie melodieën uit zijn gitaar. Toen hij 14 jaar was had George reeds zijn eerste jazzkwartet. Dat de jongen talent had werd al vlug ontdekt door o.a. Tommy Dorsey en Jimmy McPartland, die Barnes als 17- jarige muzikant reeds enorm waardeerden. Ondertussen maakte hij opnames met o.a. Blind John Davis en Big Bill Broonzy, met wie hij in 1938 zijn eerste commerciële opname maakte op de elektrische gitaar. Vanaf toen kwam zijn carrière in een stroomversnelling. Onder eigen naam maakte hij, in 1940, zijn eerste opnames bij het Okeh label, met ‘I’m Forever Blowing Bubbles’ en op de keerzijde ‘I Can’t Believe You’re In Love With Me’. In 1951 tekende hij bij Decca en in 1953 trad hij toe tot het orkest van de TV show ‘Your Hit Parade’. Dat hij via Bix Beiderbecke in contact kwam met swing, verklaarde hij graag in menig interview. Doch George was een veelzijdige gitarist. Naast de jazz en meer bijzonder de swing kon je hem ook vaak als studiomuzikant horen bij artiesten uit de pop, rock-‘n-roll en rhythm & blues. Dat de man enorm creatief was, is te merken aan zijn band met 10 gitaristen die wonderlijk bekend werden als het ‘Guitar Choir’, waar hij de gitaren gebruikte als een blazerssectie. In de jaren 70 sloot hij een partnership met cornetspeler Ruby Braff, met wie hij in 1973 meewerkte aan Tony Bennetts klassieker ‘The Rodgers And Hart Songbook’. Tot 1977 maakte George opnames voor het Concort label en in datzelfde jaar stierf hij aan een hartaanval. Jammer is echter dat Barnes nooit de ware erkenning kreeg die hij verdiende. Eén van de oorzaken is waarschijnlijk dat toen gitaristen in de jaren vijftig aanzien kregen, Georges carrière reeds enkele decennia op de teller had en hij dus niet meer als nieuwbakken gitarist kon boomen. Gelukkig en daar mogen we enorm blij mee zijn, brengt het Spaanse El Toro met deze dubbelaar een schitterend en respectvol eerbetoon aan deze uiterst getalenteerde gitarist. Ook qua volledigheid en chronologische opeenvolging van de songs, verdient El Toro een pluim. Op de eerste cd ‘Blues And Country Jazz (1938-1948) horen we Georges enorm inspirerend gitaarwerk op opnames van o.a. Big Bill Broonzy, Washboard Sam, Jazz Gillum, Blind John Davis en Curtis Jones om maar enkelen te noemen. Op de tweede cd krijg je de allereerste opname op Okeh van George onder eigen naam (waarvan eerder in deze recensie sprake) en ook zijn opnames voor Keynote en Decca, aangevuld met enkele radio-opnames. En als klap op de vuurpijl wordt al dit moois aangevuld met de integrale, destijds op het Colortone label uitgebrachte ‘Country Jazz’ lp. Deze vol. 1 van George Barnes is een must in de collectie van iedere gitaarfreak. En zoals vol. 1 reeds aangeeft volgt er ook een vol. 2, waarover u spoedig op deze site meer leest. Lambert Smits (5)
El Toro Records I ETCD 1049 I George Barnes
Deze band uit de Antwerpse Kempen draait reeds vele jaren mee aan de top van de Amerikaanse rootsscene in België. Tijdens hun live gigs valt het steeds weer op met welk een professionalisme dit vijftal hun shows brengt. Moeiteloos switchen zij van rhythm & blues, naar rock-‘n-roll, country en zelfs swampblues. Lovenswaardig is het tevens dat zij perfect weten welke specifieke ingrediënten deze genres nodig hebben. Na het verschijnen van hun ‘Back Scratch’ in 2011, was het dan ook reikhalzend uitkijken naar nieuw werk. En dat is er nu met deze ‘Uptown And Back Again’, die zowel op cd als op vinyl verkrijgbaar is. En laat ons maar meteen met de deur in huis vallen. ‘Uptown And Back Again’ is een schijf van een zeldzaam hoog niveau. Gedurende 13 songs leren The Baboons ons hoe de diverse Amerikaanse rootsgenres moeten klinken. Met slechts één cover, nl. ‘I’m Just A Fool To Care’ van Art Neville, bewijst dit schijfje ook dat deze gasten uitmuntende componisten zijn. Of het nu rhythm & blues, rock-‘n-roll, country of swampy blues is, The Baboons weten steeds weer hoe het moet. Meer nog… deze eigen songs doen buitenlandse releases vaak smelten als sneeuw voor de zon. De cd opent met ‘Let Me Be’ wat meteen al een rocksong van formaat is. De pompende bass van Bop De Houwer en de drums van Gust Van Gils houden de song op kruissnelheid, terwijl zanger Arthur De Winter nogmaals bewijst dat hij de juiste man achter de microfoon is. Dat de jongens ooit het podium deelden met een klepper als Bo Diddley heeft duidelijk indruk gemaakt, want de titeltrack ontpopt zich als een schitterende ode aan de ontwerper van de herkenbare beat. ‘Rain’ is dan weer een sublieme slowblues in onvervalste Gary Moore stijl, waar Kristof Koijen een ontzettend mooie creatieve gitaarsolo uit zijn snarenplank perst. Voor een met twanggitaar doorspekte countrysong moet je bij ‘She’s Sweet’ de volumeknop een ruk naar rechts geven. Hoogtepunten aangeven is moeilijk omdat elke song een parel op zich is. Het best zou je ‘Uptown And Back Again’ kunnen omschrijven als ‘Alle 13 Goed’, maar dat zou dan weer té veel eer zijn voor de onder die naam verschenen verzamelaars uit de jaren ’60! Op zaterdag 31 januari in Futur in Turnhout laten The Baboons het grote publiek kennismaken met ‘Uptown And Back Again’. Lambert Smits (5) If you like real American Rootsmusic from a Belgian band you have to get the excellent ‘Uptown And Back Again’ from The Baboons! Starman Records I SMR047 I Sounds Venlo I Platomania I The Baboons
Status Quo nog voorstellen zou een belediging zijn aan hun eigen adres. Het fenomeen van twee Quo’s sleept al jaren aan maar ze zijn er dan toch in geslaagd om nog eens met de vier originele leden een tour en cd te maken. Toen de Spectres, waar we ook ene Bon Scott (AC-DC) in terugvonden, ophielden en ze even als Traffic Jam rondtoerden brak het Status Quo tijdperk aan. Francis Rossi (zang, gitaar), Rick Parfitt (zang, gitaar), Alan Lancaster (bass) en John Coghlan (drums) lieten, qua hitgevoeligheid en commerciële impact van zich horen met het nog steeds even knap klinkende ‘Pictures Of Matchstick Men’ dat tot op een derde positie klom in de Single Top 100 en dat in datzelfde jaar 1968 nog een leuke vervolg kende in de vorm van ‘Black Veils Of Melancholy’. Voordat hun muziek helemaal een boogie woogie en een hoog rock-‘n-roll gehalte ging aannemen verschenen nog twee leuke singles ‘Ice In The Sun’ en ‘Technicolour Dreams’. Wat dan volgt is pure geschiedenis die we nu al jaren doorploeteren. Met de originele line-up stonden de heren voor het laatst samen in 1981 op een podium en het zal meer dan dertig jaar duren vooraleer we hier een blauwafdruk van krijgen. Het ondenkbare gebeurde in 2013: er kwam een reünie van de Quo met de vier originele leden. Een lange Britse tour was het gevolg maar op algemene vraag wereldwijd werd deze nog eens in 2014 over gedaan. ‘Back To SQ1’ was de naam van de tour en op 12 april 2014 stonden de heren voor een onvergetelijk concert in de O2 Arena van Dublin. ‘The Final Show of the Final Tour: Ever’. Maar zal het ook zo zijn, God only knows. Tijdens dit concert geen tunes vanuit hun begin periode, dus wie dacht dat hij hier enkele leuke singles van weleer zou te horen krijgen viel net naast de boot. Maar het concert op zich werd serieus bewierookt. Wat we wel te horen en te zien kregen waren o.m. knappe versies van ‘Junior Wailing’, ‘Blue Eyed Lady’, ‘Railroad’ en nog meer van die typische Quo songs. Status Quo is nog steeds een band die voor de nodige sfeer kan zorgen. Zet hen nu in een kleine club of in een megastadion, het is en blijft rock-‘n-roll van hoog allooi, zelfs als het niet zou gaan over The Frantic Four. Alfons Maes (3½) Wie ooit heeft durven beweren dat er in de jaren zeventig geen goede rockabilly werd gemaakt, die zal dan nooit gehoord hebben van het Britse rockabilly combo Matchbox. Zij waren de meest succesvolle rockabilly band in het Verenigd Koninkrijk. Vanuit West-Londen bestookten ze de wereld met hun aanstekelijke rockabilly deuntjes en in 1975 kwam hun eerste single ‘Rock-‘n-Roll Band’ op de markt . In 1976 volgde ‘Please Don’t Touch’ en een eerste langspeler ‘Riders In The Sky’ verscheen via het Nederlandse label Rockhouse Records. Sindsdien waren er reeds verscheidene personeelswissels gebeurd maar de volgende muzikanten maakten deel uit van de band toen deze nummers opgenomen werden: Graham Fenton (zang), Steve Bloomfield (gitaar, mandoline, harmonica, zang), en die bewees ook nog een talentrijk songwriter te zijn, Fred Poke (bass, gitaar, zang), Gordon Scott (gitaar), Jimmie Redhead (drums, percussie, zang), Dick Callan (gitaar, zang) en Brian Hodgson (bass, zang). Magnet Records had zijn zijn oog laten vallen op Rocky Sharpe en ondanks de grote concurrentie sloeg men er bij Magnet in om Matchbox toch onder contract te krijgen. Twee schijven bomvol leuke rockabilly en als toetjes krijgen we er ook nog de twee Japanse singles, ‘I’m A Lover’ en ‘Little Lonely Girl’, als extra tracks bij. De eerste Magnet-single was een cover van Joe Bennett & The Sparkletones, ‘Black Slacks’ en als b-kant kreeg het de originele compositie van Steve Bloomfield, ‘Mad Rush’. De achtergrondvocals op ‘Black Slacks’ werden toen geleverd door enkele meiden van het Britse tv-programma ‘Top Of The Pops’, danseressen van Pan’s People. Achteraf gaf Joe Bennett toe dat hun versie zijn favoriete versie was maar helaas sloeg het nummer niet aan in de commerciële wereld. Meer hits volgden waaronder ‘Rockabilly Rebel’, ‘Midnite Dynamos’ en maar ook met ‘When You Ask About Your Love’ wist Matchbox zich een plaats te verzekeren in de hitparades. Maar toch een van de mooiste songs op deze compilatie is hun aanpak van de klassieker ‘Over The Rainbow’ uit de film ‘The Wizard of Oz’. De fans van zangeres en singer-songwriter Kirsty MacColl, die helaas al in 2000 overleed, zullen deze schijf zonder enige twijfel in huis halen want deze bevat een zeer zeldzame opname van een duet met haar op de single ‘I Want Out’. Matchbox is een rockabilly band die de dag van vandaag nog steeds tourt en zeker in deze periode gezien rockabilly gewoonweg aan een inhaalmanoeuvre bezig is. Hier ontdek je of ze ergens bij jou in de buurt komen. Leuke muziek om je volgende party op gang te trekken. Alfons Maes (3) Deze band is nooit echt populair geweest op plaat maar als een live band hebben ze nog steeds hun gelijke gevonden. In Europa begon Sha Na Na een beetje aan populariteit te winnen na hun schitterend optreden op het originele Woodstock festival in 1969. Als we over rock-‘n-roll spreken dan kunnen we het met elkaar eens zijn dat de drie grootste singer-songwriters/gitaristen uit die periode wel degelijk Chuck Berry (1926), Buddy Holly (1936-1959) en Eddie Cochran (1938-1960) zijn. Mensen als de Everly Brothers, Roy Orbison, Carl Perkins, Gene Vincent graaiden maar als te graag in het werk van het genoemde drietal. Maar ook Sha Na Na ontsnapt hier niet maar het bleek meer dan eens dat hun versie niet altijd het werk van de hierboven genoemde artiesten reflecteerde. Op ‘The Night Is Still Young’ krijgen we meteen met ’Sunday Morning Radio’ een aangenaam gevoel. Meteen een nummer dat bij velen zal weten te scoren. Geen heftige rock-‘n-roll maar een leuke slow. Het gaspedaal wordt meteen ingedrukt bij ‘Sea Cruise’, een nummer dat we allen kunnen meezingen maar luister vooral naar de dingen die Sha Na Na hiermee doet, en vooral naar de vreemde gitaarloopjes. Dat nummer werd reeds in 1959 uitgebracht door Huey Piano Smith & The Clowns. We zochten verder op deze schijf naar échte rock-‘n-rollnummers en vonden o.a. ‘The Vote Song’ dat eigenlijk dan weer een beetje doowop bevat. Het nummer werd geschreven door hun originele zanger Richard Joffe. Nog meer leuke rock-‘n-rollmuziek buldert uit de luidsprekers als ‘Bless My Soul’ en andere. Er bestaat ook een bootleg van livemuziek van Sha Na Na toen ze in België (1972) waren en ze begeleid werden door het toenmalige BRT orkest olv Francis Bay. Scott Simon schreef ook het mooie ‘Sunday Morning Radio’ en nu kunnen we jumpen op de maat van, ‘Oh! Lonesome Boy’. Twangende gitaarriffjes verbazen ons in ‘It’s What You Do With What You Get’. Tijd om de zakdoek weer boven te halen ondergaan we in John Bauman’s ‘Glasses’. Prachtige ballade met schitterend pianowerk en de langspeler eindigt met ‘In The Still Of The Night’. Wie niets anders dan hevige rock-‘n-roll nummers had verwacht komt een beetje bedrogen uit. ‘The Night Is Still Young’ is een voortreffelijke staalkaartje waar de muziek van Sha Na Na voor staat. De tweede schijf daarentegen zijn livemomenten en het komende uurtje worden we onderbedolven door pure rock-‘n-roll klassiekers. Gezien het om een liveversie gaat vonden we dat de klank toch zeer uitstekend werd weergegeven. Ik geef je enkele titels ‘Chantilly Lace’, ‘Why Do Fools Fall In Love’, ‘Tears On My Pillow’, ‘Rock-‘n-Roll Is Here To Stay’ enz… Nog een leuk weetje. De hit ‘Sandy’ uit ‘Grease’ dat John Travolta met zoveel passie zingt werd meegeschreven door Sha Na Na’s pianist Screamin’ Scott Simon. Beat Goes On brengt hier weer een zeer leuke dubbelaar op de markt. Alle diehard rock-‘n-rollfanaten lopen nu naar de platenboer en kopen deze schijven aan zonder enige vorm van twijfel. En hou je ook van meer ingetogen momenten, dan kun je echt niet om muziekwerkje heen. Alfons Maes (4½) The Everly Brothers, ooit een schitterend duo singer-songwriters met een hemelse stem die we niet meer hoeven voor te stellen. En wat ‘brothers’ betreft, dit is ook reeds geschiedenis gezien dit jaar (3 januari 2014) Phil Everly kwam te overlijden. Ze hebben ons tijdens hun bestaan met prachtige en soms ontroerende muziek bestookt en nog steeds is hun muziek, al dan niet zelf geschreven, onsterfelijk. Denk maar bijvoorbeeld aan hun grote hits ‘Cathy’s Clown’, ‘Let It Be Me’, ‘Crying In The Rain’ en ‘Wake Up Little Susie’ om er maar enkele te noemen uit hun oneindige palmares. Met deze twee langspelers duikelt Morello Records in een ver verleden. Het gaat hier om twee langspelers die in 1972 op de markt kwamen. ‘Stories We Could Tell’, genoemd naar een nummer van ex-Lovin’ Spoonful frontman John Sebastian zit propvol schitterende covers maar worden afgewisseld met enkele eigen nummers. We krijgen o.m. knappe versies van o.m. Kris Kristofferson’s ‘Breakdown’, het van de Bramletts geleende ‘All We Really Want To Do’ maar ook een echt schitterende versie van Rod Stewarts ‘Mandolin Wind’. De eigen songs beperken zich tot ‘Up In Mabel’s Room’, ‘I’m Tired Of Singing My Song In Las Vegas’ (ja, daar kunnen we begrip voor opbrengen, beste Don), en ook nog het voortreffelijke ‘Green River’. Nog meer leuke covers ontdekken hier in de vorm van Jesse Winchester’s ‘The Brand New Tennesse Waltz’ en natuurlijk ook Sebastian’s ‘Stories We Could Tell’. ‘Tennessee Waltz’ is een fantastische cover en we kennen ook nog de versie van o.m. The Walker Brothers die het enkele jaren (1976) later op hun langspeler ‘Lines’ zetten. De versie van Don en Phil is gewoonweg super. Dat mogen we zonder enige schroom ook zeggen van ‘Stories We Could Tell’. Neen, we krijgen geen enkele van hun grote hits van maar wel twee langspelers die echt de moeite meer dan waard zijn om te herontdekken… als je deze niet zou kennen. ‘Pass The Chicken and Listen’ is een volledig coveralbum maar als dat steeds op zo’n gevoelige manier zoals de Everly’s kan gebracht worden dan hebben we daar absoluut geen probleem mee. Openen doen ze met het beklijvende ‘Lay It Down’, de emoties spatten er af en werd gepend door ene Gene Thomas, neen niet onze Vlaamse Gene. Mickey Newbury schreef het pakkende ‘Sweet Memories’ en we maken weer even de dansvloer vrij voor de eensteensleper. Dat de Everly’s ook bekend waren voor hun sterke country covers maken ze hier duidelijk met het door Lee Clayton geschreven ‘Ladies Love Outlaws’, dus je kan je nog steeds bekeren tot de criminaliteit. Dat ouwe grijze bard Kris Kristofferson prachtig songs kan schrijven dat weten zelfs mijn kamerplanten maar het wordt nu echt pakkend met ‘Somebody Nobody Knows’. En Guy Clark, die dit jaar bekroond werd met de prijs van beste folkalbum, ‘My Favourite Pictures Of You’, leverde ‘het tijdloze ‘A Nickel For The Fiddler’. “Wat hebben we vandaag geleerd?” zou ene Piet Huysentruyt zeggen. Wel, dat de Everly Brothers ook buiten hun grote charmante hits kunnen bekoren met misschien wat –voor sommigen toch- minder bekend werk maar dat ze dat met evenveel passie en grandeur weten te brengen, dat leidt geen twijfel. Een tweede duo, dat de schoenen van Don en Phil zou mogen aantrekken, moet helaas nog geboren blijven en dat zal zo nog wel een tijdje blijven. The Everly Brothers zijn gewoonweg de vertolkers van hemelse muziek waarbij de goden zelfs het volume van hun radio zullen hoger zetten. Alfons Maes (4½) "What have we learned today?" That’s the question Piet Huysentruyt, one of our national (cook) celebrities on television always ask. Well, the Everly Brothers also seduce with lesser known songs (for some anyway) outside their big hits, but they always sings them with the same amount of passion and grandeur. The Everly Brothers are simply the interpreters of heavenly music… the gods will certainly turn up the volume of their radio… |
Archives
April 2024
|