cd reviews
Typisch voor dit achtste album van deze Zweedse progrockgroep is dat het meerdere luisterbeurten nodig heeft om echt te ontdekken hoe goed het wel is, iets wat wel meer voorkomt bij progrock. Maar mijn ervaring leert me dat albums die je meermaals moet beluisteren achteraf tot de favorieten van mijn collectie behoren. Terwijl veel groepen zich in een bepaald subgenre van de progrock oriënteren (metalprog, melodieuze rustigere prog, elektro prog, atmosferische prog, jazz prog) brengt Beardfish met dit album een mix van diverse stijlen uit. Liefhebbers van het hardere, ruigere werk zullen smullen van 'King' en 'Daughter – Whore'. Met nummers als 'Hold On' hanteert men dan eerder de stijl van oudere prog bands. Volledig wegdromen doe je met de titeltrack 'Comfort Zone', een dijk van een nummer met prachtige keyboards en piano. 'The One Inside Part Two' gaat op dit stramien verder. 'If We Must Be Apart' kon perfect op een album van prog grootheid Spocks Beard staan: een vijftien minuten duren meesterwerkje doorheen alle invloeden van de typische progrock sound, met de tempowisselingen die zo kenmerkend zijn aan dit genre. Met 'Ode To The Rock 'n' Roller' gaat Beardfish dan weer de ritmische toer op: echt een catchy nummer. Afsluiten doet deze band dan weer met iets compleet anders: 'The One Inside Part Three', doet je immers meedeinen op een leuk ritme. Afrondend kan ik stellen dat je bij het beluisteren van dit album een reis maakt door “prog land”: weinig groepen stoppen zoveel variatie in hun nummers op één album zoals Beardfish dit hier doet. Daarom mag dit album niet ontbreken in de collectie van de echte prog liefhebber. Bart Verlinde (4½)
0 Opmerkingen
Nog een samenwerking ontsproten aan het brein van Serafino Perugino, president van het Italiaanse Frontiers Records, is deze Sweet & Lynch. Die staat hier voor zanger/gitarist Michael Sweet (Stryper) en gitarist George Lynch (Lynch Mob, ex-Dokken) die in bassist James Lomenzo (ex-Megadeth, ex-White Lion, ex-Black Label Society) en drummer Brian Tichy (ex-Whitesnake) een gedroomde ritmesectie vonden. Het eindresultaat zijn twaalf melodieuze hard rock songs, die een stevige knipoog maken naar de rockmuziek uit de jaren zeventig en tachtig (Dokken en Stryper zijn vanzelfsprekend de grote invloeden), die hier op het debuutalbum 'Only To Rise' prijken. Niets nieuws onder de zon dus, en om eerlijk te zijn, is dit niet het album geworden waar ik het echt warm van krijg. Niet dat de heren hier geen topmuzikanten zijn, of dat de songs zwak zijn uitgevallen, maar gewoon het feit dat er, volgens mij althans, een overaanbod in het genre is, en dit album een stuk minder kracht uitstraalt dan vele anderen. Maar veel meer dan goede achtergrondmuziek is dit niet geworden voor mij, daarvoor zitten hier immers geen uitschieters tussen de tracks, en is het totaal geluid me iets te weinig krachtig, net iets te veel zoekend naar een commercieel mainstream hitsucces. Luc Ghyselen (3½) President Serafino Perugino van het Italiaanse kwaliteitslabel Frontiers Records staat erom bekend dat hij met de regelmaat van de klok “nieuwe allianties” opricht tussen verschillende muzikanten die dan uitmonden tot een heus muzikaal project of zelfs tot een fulltime band. Zijn nieuwste creatie is deze Level 10, een project dat begon als een samenwerking tussen vocalist Russell Allen (Symphony X, Adrenaline Mob) en bassist Mat Sinner (Sinner, Primal Fear, Voodoo Circle om maar die drie te noemen). Maar ook de rest van deze line-up laat je als rock/metal liefhebber watertanden: drummer Randy Black (was eerder te horen bij o.a. Annihilator en Primal Fear), gitaristen Alex Beyrodt (Sinner, Primal Fear, Voodoo Circle) en Roland Grapow (Masterplan, Serious Black, ex-Helloween) en dan nog toetsenist Alessandro Del Vechio (eigenlijk te veel om op te noemen maar o.a. Hardline, Voodoo Circle). Deze zes klasbakken zorgen hier dan ook voor twaalf melodieuze metalsongs die een symbiose vormen van de eerder agressief klinkende sound van bijvoorbeeld Adrenaline Mob en de meer traditionele Europese power metal. Het is dus vanaf het eerste nummer genieten geblazen voor liefhebbers van krachtige, stevige tracks die een immens solide en stevige basis meekregen van pompende bass en denderende drumpartijen, waarop beide gitaristen en de keyboards zorgen voor melodieuze riffs, klasvolle interventies op de toetsen en natuurlijke uitmuntende gitaarsolo's. Kers op taart is dan de uiterst krachtige strot van Russell die inderdaad soms wat agressief overkomt, maar me steeds opnieuw weet te bekoren. De tracks die mij het meest bekoorden (al doe ik daarmee de andere tracks duidelijk onrecht aan!): opener 'Cry No More' (vlot, uptempo, krachtig, aanstekelijk, energiek), 'Blasphemy' (bombastisch, krachtig, soms wat mysterieus, verschillende wijzigingen in ritme en tempo's) en 'Demonized' (energiek, krachtig en agressief). Een debuut dat écht naar meer smaakt. Luc Ghyselen (4½) De Canadees Patrick Henry “Pat” Travers (zang, gitaar) heeft er al een uiterst lange carrière opzitten, zijn allereerste fullalbum ('Pat Travers') dateert van 1976, en weet nog steeds van geen ophouden getuige daarvan dit nieuwste live-album, opgenomen in februari 2012. Zijn grootste successen haalde hij meer dan dertig jaar terug toen albums als 'Makin' Magic' (1977) en 'Crash And Burn' (1980) als zoete broodjes over de toonbank gingen. Maar nog steeds is de goed geoliede machine die de Pat Travers Band is in staat om je een stevige blues/rock avondje te bezorgen. Dat bewijzen in ieder geval deze twaalf nummers die Pat – samen met gitarist/zanger Kirk McKim, bassist/zanger Rodney O'Quinn en drummer Sandy Gennaro – toen bracht tijdens die avond. En als je dan ook nog een “special guest” als harmonicist Jon Paris kan laten meespelen op twee nummers ('If I Had Possession Over Judgement Day' en 'Spoonful'), dan maakt dit het feestje compleet. De set wordt hier dan ook nog afgesloten met een stomende versie van Ram Jam's 'Black Betty'. Alleen al voor de versie van deze klassieker, was ik er graag bij geweest daar in “The Iridium” in NYC. Maar deze mooie live registratie maakt natuurlijk al iets goed. Luc Ghyselen (3½) Dit Noorse project wil een rockopera creëren rond de figuur van de vijftiende eeuwse Graaf Vlad III, prins van Walachije, Roemenië, u misschien beter bekend als Dracula. Drijvende krachten zijn vocalist Jorn Lande (die iedere hardrock fanaat wil zou moeten kennen) en gitarist Trond Holter (die ook snarenplukker van dienst is bij het Noorse glamrock gezelschap van Wig Wam). Beiden zorgen hier voor alle teksten, alle muziek en zelfs het producen gaven ze niet uit handen. Verder hoor je hier ook drummer Per Morten Bergseth en bassist Bernt Jansen én de Noorse vocaliste Lena Floitmoen Borresen die de rol van Mina, de eerste echte liefde van de graaf vooraleer hij zijn ziel verkocht aan de duivel en vampier werd, vertolkt. Het resultaat is te horen in tien nummers die een mix vormen van klassieke muziek en traditionele hard rock (metal) die doet denken aan Meatloaf, Alice Cooper en zelfs Queen. De prachtig gearrangeerde songs spreken eigenlijk voor zichzelf en staan dan eigenlijk ook bol met invloeden van allerhande muziekstijlen, zij het dat die allemaal in heel minieme accenten voorkomen. Neem bijvoorbeeld het titelnummer, 'Swing Of Death', dat opent met een stukje dat je het best als klassieke muziek kan omschrijven, dat wordt gevolgd door een stukje dat je het best als charleston muziek kan omschrijven, dat dan weer overgaat in een soort van jazz/rock om dan weer naar swing te neigen en dan weer naar … Oh, laat maar, veel te veel om op te noemen, maar wel heel mooi gearrangeerd. Ook 'Save Me', het eerste nummer waar Jorn een duet aangaat met Lena (er volgen er nog drie: 'River Of Tears', 'Into The Dark' en het uiterst knappe en afsluitende 'Under The Gun'), springt zo van de hak op de tak op gebied van muzikale invloeden – maar dat doen ze zo goed als allemaal –, maar de mayonaise pakt wel. Maar denk nu niet dat je hier als rock en/of metal fanaat niet kan van gaan genieten: niets is minder waar. Luister daarvoor bijvoorbeeld maar eens naar het stevige instrumentale 'True Love, True Blood' waar een melodieuze gitaarsolo in langs komt om vingers en duimen bij af te likken. En er blijft natuurlijke die heerlijke krachtige stem van Jorn Lande. Echte uitschieters noteerde ik niet, zwakke ogenblikken ontdekte ik ook nergens, maar eigenlijk moet je dit dus als een geheel gaan beschouwen en dan kan ik niet anders dan besluiten dat er op deze 'Swing Of Death' enorm veel verrassende wendingen passeren maar dat dit als geheel wel heel sterk klinkt en naar meer smaakt. Luc Ghyselen (4½) Dit album is de zoveelste uitgave in het het SACD-systeem dat ik al eens eerder uitgelegd heb. ‘Blackout’ was een release van de Duitse hardrock band de Scorpions uit 1982 maar daar hebben ze geen goede herinneringen aan over gehouden. Nadat componist en zanger Klaus Meine het merendeel van de songs had gepend moest hij het hospitaal in omdat hij niet meer de juiste toonaarden van zijn stem aankon. De behandelende arts had hem gewaarschuwd dat de ingreep geen garantie was om weer ‘normaal’ te kunnen zingen en daarom besloot de band om enkele demo’s voor dit album te laten inzingen door Donald Maynard “Don” Dokken van de band Dokken. Vreemd genoeg haalde geen enkel nummer dat hij inzong het finale werkje. We krijgen hier dus weer een leuk stukje Scorpions muziek en de bezetting tijdens de opnames was: Line-up:
Uit deze release kwam een single, nl. ‘No One Like You/Can’t Live Without You’. Maar ook de nummers van het album zelf zijn gewoonweg weg knappe nummers om te beluisteren en benadrukken toch de sterkte van deze band. ‘Breakout’, ‘Now’, ‘Arizona’ zijn dan weer pure headbangers. Maar bands als deze staan ook bekend voor hun schitterende ballads. Laat ons even wegdromen bij ‘When The Smoke Is Going’ en het voortreffelijke ‘You Gave Me Me All I Need’, toch nummers die je niet zomaar uit je onderbewustzijn kunt verbannen. ‘China White’ was het nummer waar Rudolf Schenker het moeilijk mee had wat zijn gitaarwerk betrof. Daarom besloten ze om er twee versies van te maken en daarom krijgen we twee verschillende versies van dit nummer, een Europese en een Amerikaanse. Dus alle fans kwamen hier serieus aan hun trekken. Op hun recent optreden vorig jaar in Paleis 12 (lees hier wat wij ervan vonden) kregen we uit dit album een live versie van ‘Blackout’. Helaas was ‘Chine White’ daar niet bij. Ongeacht sommige leden hun hoge leeftijd zijn de Scorpions nog steeds band waar je met een gerust hart naar toe kunt gaan omdat ze nog steeds diezelfde kwaliteit leveren zoals ze we ze ook kenden in de jaren tachtig. Alfons Maes (4) Audio Fidelity I AFZ 164 I Glass Onyon I Scorpions
Syn Ze Sasa Tri, wat zoveel betekent als “Ik ben met triple zes”, is een vijftal uit Transsylvania, Roemenië en brengt epic black pagan metal met teksten over de bloederige legendes en mythes van hun thuisland. De band werd opgericht in 2007 door Corb (gitaar, vocals, traditionele instrumenten). Deze 'Stapîn Peste Stapîni' is het derde album in een trilogie, maar is voor mij de eerste kennismaking met het vijftal dat naast Corb verder bestaat uit Putrid (drums), Lyvan (vocals), Hultan (bass) en Urmuz (gitaar). Tien nummers schotelen deze Roemenen ons hier voor die grimmig, duister, dreigend en beklijvend overkomen. De enige straaltje licht in deze duistere brij worden gebracht tijdens de fragmenten dat er traditionele instrumenten worden gebruikt. Muzikaal zit alles hier op zijn plaats en de grimmige vocalen passen perfect bij deze muziek die dan ook nog wordt voorzien van orkestrale bijdragen. Helaas versta ik er geen snars van, zodat ik niet echt kan meegeven waar deze reis heengaat. Dit neemt zeker niet weg dat liefhebbers van het genre hier niet zullen van genieten. Niets is minder waar, daar ik hier wel heel knappe passages hoor langskomen. Ik denk hierbij aan het vlotte drumwerk tijdens 'Stapîn Peste Stapîni' die de beklijvende riffs een andere dimensie geven terwijl de grimmige vocalen er een mysterieuze draai aan toevoegen. Dat er ook koorzang op de achtergrond te horen is verhoogt alleen maar de kwaliteit van het nummer. Maar of dat voldoende is om echt op te vallen in de wijde stroom van releases die ons elke maand passeren, laat ik in het midden, daar er hier toch wel iets te veel middelmatige passages langskomen die soms storend en enerverend overkomen. Luc Ghyselen (3½) Eerst even wat terug in de geschiedenis voor de “jongere metalliefhebbers” die nog nooit van Ostrogoth zouden gehoord hebben. De band ontstond in 1976 in de buurt van Gent en zorgde voor vele onvergetelijke avondjes met traditionele hard rock en heavy metal. Het liedje duurde tot in 1987 maar bracht ons wel een ep en een drietal full-albums. Maar sinds 2012, na een succesvol concert op het Keep It True-festival, werkt de huidige bezetting met hernieuwde energie aan hun carrière. Nieuw studiowerk kan dus niet uitblijven en met 'Last Tribe Standing' worden we op onze wenken bediend. Vier gloednieuwe nummers krijgen we hier te horen die precies in het verlengde liggen van waar Ostrogoth allemaal voor stond: krachtige, cleane vocalen, pompende basslijnen, melodieuze en toch strakke en heavy gitaarriffs en solo's en donderende drumpatronen. 'No Risk Taken' opent het album gevoelig, zachtaardig en kalm, maar wint gaandeweg aan kracht en tempo. 'Clouds' valt meteen met de deur in huis: een uiterst vlotte uptempo track met een rustgevende break tussendoor. 'Return To The Heroes Museum', met in de titel al een verwijzing naar één van de allereerste nummers die de band ooit opnam, is een nummer dat de verschillende reeds eerder vermeldde ingrediënten van Ostrogoth mooi samen bundelt in een track met verschillende tempo's en ritmes. Ook het titelnummer verveelt geen seconde dank zij de vele wijzigingen in ritme en tempo. Daarna krijg je nog de vier nummers die op de allereerste ep van de band, 'Full Moon's Eyes' (1983), verschenen, maar nu in een live versie die opgenomen werden tijdens de vele concerten die de band weggaf in 2014 en waardoor je ook te horen krijgt dat de band live iets zwaarder en energieker overkomt dan in de studio. Meteen is de cirkel rond voor Ostrogoth dat hier dus oud en nieuw mooi samen laat smelten tot één geheel. Meteen is dit ook een schitterende ode aan de onlangs overleden Rudy “Whiteshark” Vercruysse die je hier toch nog hoort schitteren op dit album. Luc Ghyselen (4) Night Demon is een trio (Jarvis Leatherby (bass, vocals), Brent Woodward (guitar) en Dusty Squires (drums) uit Ventura, California, USA. De band werd in 2011 opgericht en zorgde in 2012 reeds voor een vier tracks tellende ep. Voor hun tournee in de lente van 2014 werd deze ep speciaal uitgebreid met vier extra nummers. Het trio brengt klassieke heavy metal die me doet denken aan Britse bands als Angel Witch, Raven en Diamond Head (met deze twee laatste bands toerden ze ook al doorheen de USA): muziek die dus heel typisch was in de NWOBHM. Het drietal brengt elf nieuwe tracks op dit debuutalbum (twaalf als je kiest voor de vinyl versie) die echt konden zijn uitgebracht in die periode en die dan ook echt Brits klinken. Je mag gerust je ogen sluiten en dan ben ik er rotsvast van overtuigd dat je wegdroomt naar die periode en dat je er zeker van bent dat je hier kennis maakt met een vergeten Britse band uit die tijd. Wereldschokkend is het allemaal niet, maar dat hoeft ook niet echt, want de heren laten er geen gras over groeien en brengen hun metal op een eerlijke manier zonder veel franjes en ik ben er dan ook van overtuigd dat ze menig zaaltje kunnen omtoveren tot een feestende metalbende. Neem bijvoorbeeld het uiterst vlotte 'Screams In The Night' waarmee dit album van start gaat of het iets tragere 'Curse Of The Damned' en je hebt al twee tracks die een metalfeestje in vuur en vlam kunnen zetten. Verder op het album vind je ook nog een klassieke meezinger in de vorm van 'Heavy Metal Heat', het energieke 'Livin' Dangerous', het vlotte en aanstekelijke 'Run For Your Life', het stevige 'Killer' (ook al met een refreintje dat gemakkelijk mee te brullen is) en het mysterieus openende 'Save Me Now' om er maar die tracks uit te pikken. Fans van het genre en/of van eerder genoemde bands doen er goed aan om deze 'Cursed Of The Damned' van Night Demon eens een luisterend oor te bieden. Luc Ghyselen (3½) Michael Jessen leerde zijn eerste gitaarlicks op vijftien jarige leeftijd. Korte tijd later leerde hij bassist Christoffer Hoaas en drummer Mads Grunnet kennen en hun paden zouden elkaar nog een aantal keren kruisen in verschillende andere bandjes vooraleer ze terug samen vloeiden voor deze band waaraan Michael gewoon zijn eigen naam aan gaf. De band kwam tot stand in 2012 toen Michael de Zweedse vocalist Göran Edman (ex-Yngwie Malmsteen) warm maakte voor een aantal van zijn nummers. Dit resulteerde in een vier tracks tellende ep. Die maakte nogal wat indruk en zodoende mocht Michael Jessen een contract tekenen bij Massacre Records voor een eerste full-album. 'Memories' kreeg het schijfje mee als titel en het telt tien tracks uiterst melodieuze rock die uitstekend werden gearrangeerd en ook nog heel goed worden uitgevoerd door het kwartet. Naast het mooie gitaarspel van Michael, dat nergens overdreven in de spotlight wordt gezet (iets wat bij andere gitaristen die een album onder eigen naam maken, nogal vrij frequent gebeurt), is het vorral de krachtige en cleane zang van Göran die met de aandacht gaat lopen zonder dat de ritmesectie hier ook maar een noot mis plaatst. Dat pianist Morten Dybro de uiterst gevoelige ballade 'Prisoner' wat meer kleur heeft en dat gitarist John Norum (Europe) het krachtige en rockende 'Blackwater' van een mooie gitaarsolo voorziet, is natuurlijk de kers op de taart. Fans van (aanstekelijke) melodieuze rock (metal) muziek kunnen deze nieuw naam in hun “te onthouden boek” noteren en misschien zelfs al dit debuut aan hun verlanglijstje toevoegen. Luc Ghyselen (4) |
|