cd reviews
Het Britse Kyrbgrinder is een trio rond drummer/vocalist Johanne James, een naam die zeker bij fans van Treshold een belletje zou moeten doen rinkelen. Met Kyrbgrinder brengt de man muziek die ik voor het gemak maar in het vakje progressieve metal zal klasseren al komt er wel heel wat meer bij kijken. 'Chronicles Of A Dark Machine' is het derde full-album van deze in 2000 opgerichte band die hier verder bestaat uit gitarist Aaron Waddingham en bassist Dave Lugay. Slechts tien tracks vind je er terug en, wat heel eigenaardig is bij progressieve metal/rock, slechts twee tracks klokken af boven de vijf minuten, en dan halen ze nog niet eens de grens van zes minuten. Nog iets wat hier opvalt en in feite niet echt “hoort” bij progressieve metal/rock bands is het feit dat de teksten heel aanstekelijk en catchy klinken. Bij een eerste beluistering dacht ik: “dit klinkt hier als dertien in een dozijn, te veel pop gericht.” Maar dan ga je nog eens luisteren (en richt je je aandacht meer op de muziek dan op de teksten) en dan hoor je de talrijke ritme– en tempowisselingen, de fragmenten die je met wat goede wel jazzy kan noemen, de werkelijk fenomenale basslijnen, de prachtige gitaarsolo's en natuurlijk de krachtige ondersteunende drumpatronen. En bij een derde beluistering ontdek je nog een paar andere elementen en begint het je ook te dagen dat teksten en muziek toch wel hand in hand gaan. Als deze Kyrbgrinder ook maar een klein beetje gedraaid wordt op een radiozender als Studio Brussel dan staat het trio volgende jaar gegarandeerd op een van onze grotere zomerfestivals (Rock Werchter en/of Pukkelpop, waar zitten jullie “scouts”?). Het enige puntje van kritiek dat ik in feite kan spuien is het feit dat er ook twee uiterst korte tracks (beiden nog geen twee minuten) te vinden zijn: het vlotte 'I Know Why' en het afsluitende instrumentale titelnummer dat ik beschouw als een echt opvullertje. Maar voor de rest heb ik me rot geamuseerd met tracks als het aanstekelijke en toch krachtige 'Slipping Away' (heeft alles om een grote radiohit te worden!), 'Captain America' met zijn misschien iets te catchy refrein om de echte metalhead te bekoren, het opzwepende 'Kill Them All' (leuk refrein trouwens dat gemakkelijk in je hoofd blijft rondtollen), het op medium tempo gebrachte 'Egocentric Suicide', het eerder slome 'Oxygen', het vlotte 'Taking Control' (wat een basspatronen), het creatieve 'I Feel Blue' en het krachtige 'Take Your Soul'. Luc Ghyselen (4)
0 Opmerkingen
Veel geschiedenis weet ik niet over het Gentse vijftal Lost Souls Carnival: zowat enkel dat de heren in 2012 een titelloze ep op de markt brachten en nu dus aankloppen met dit debuutalbum. “Hun stijl?”, hoor ik je vragen. Ook dat is een moeilijke daar er toch wel veel langs komt maar ik kan het misschien proberen met stoner rock waar invloeden uit de southern rock, blues, … tot zelfs wat psychedelica in terug te vinden zijn. Misschien kan wat namedropping je op weg helpen: mix wat van The Black Keys, The Doors, Kyuss, Tool, … door elkaar en je komt aardig in de buurt. Deze 'Collection Of Carefully Selected' bevat zeven tracks en opent met het schitterende hypnotiserende 'Devil's Queen' waar de doorrookte stem en de knappe harmonica break met de meeste aandacht gaan lopen. Voeg daarbij die hypnotiserende beat bij die bass en drums nalaten en de meeslepende gitaarriffs en je verkrijgt een dijk van een song die zowel blues als rock liefhebbers moet weten te overtuigen. En dan vergeet ik nog bijna de stevige gitaarsolo te vermelden. 'Where Sinners Go' katapulteert je terug in de tijd toen The Doors ook zo'n prachtige songs in elkaar knutselden: een mix van rock en psychedelica. 'Walking Tall' gaat op dit elan verder en als ik mijn ogen sluit is het net of in een reïncarnatie van Jim Morrsion zaliger hoor. 'I, World' komt wat logger, wat langzamer uit de startblokken, maar wint wat later toch aan tempo. Hier komen het duidelijkst de invloeden uit de stoner rock naar voren terwijl er kleine snuifjes doom worden aan toegevoegd. En ook hier is er ruimte voor een korte intermezzo op harmonica. Het tempo gaat wat de hoogte in voor het energieke en vrij stevige 'Old Nick's Favourite', terwijl The Doors opnieuw stevig om de hoek komen mee gluren. Het slepende 'Aether Soul' opent traag, terwijl het verder tal van wisselingen meemaakt in tempo en kracht. Eindigen doet het kwintet met '22', een eerder zwevend op psychedelica rustige instrumentale track, dat ik persoonlijk de minste van het album vind. Moet ik hier nog aan toevoegen dat ik deftig onder de indruk ben geraakt van Lost Souls Carnival ? Luc Ghyselen (4) Virgin Steele werd in 1980 opgericht door gitarist Jack Starr. Eerst vervoegde drummer Joey Ayvazian hem en na een veertigtal kandidaturen werd David DeFeis ingelijfd als vocalist. Jim O'Reilly (bass) vervolledigde het kwartet. Albums als 'Virgin Steele' (1982) en 'Guardians Of The Flame' (1983) zorgden ervoor dat de band een begrip werd in heavy metal middens dankzij de vooral uiterst flitsende melodieuze gitaarpartijen van Jack en de toch wel unieke stem van David. Jack Starr nam daarna een solo-album op, 'Out Of The Darkness', en David ging met gitarist Edward Pursino verder in Virgin Steele. Jack spande een rechtszaak aan i.v.m. de naam van de band die hij won, maar die hij dan verkocht aan David. Sindsdien is de basis van de muziek van Virgin Steele nog steeds melodieuze heavy metal maar zijn er tal van extra invloeden in de sound geslopen zoals klassieke muziek, opera-achtige fragmenten en symfonische stukken die vrij bombastisch klinken. Ook op tekstueel vlak werden wijzigingen ingevoerd zodat zowat alle teksten gebaseerd zijn op de Griekse en Soemerische mythologie. Voeg daar dan nog de uiterst karakteristieke vocalen van David bij – de man zijn stem kan een bereik aan van drie en een halve octaaf – die hij zowel vrij laag en als cleane stem gebruikt, maar hij kan ook van het ene moment op het andere immens hoge uithalen aan zodat hij als het ware op zijn eentje een volledige opera aankan. Dit alles zorgt er natuurlijk voor dat de metalfans Virgin Steele ofwel in hun hart sluiten ofwel totaal niet graag horen. En voor de liefhebbers van de band kan ik zeggen dat 'Nocturnes Of Hellfire & Damnation' opnieuw alle ingrediënten bevat die een album van Virgin Steele subliem en prachtig maakt: de fantastische vocalen van David zijn nog steeds intact, de baslijnen (Josh Block) zijn meer dan adequaat, de drumpatronen (Frank Gilchriest) kunnen zowel zalven als hardhandig uit de hoek komen, de gitaarriffs zijn snedig en de solo's melodieus en soms erg prachtig (Edward Pursino). En dan is er nog het orkestrale die alle hoekjes, kantjes en gaatjes opvult zodat een wervelend geheel ontstaat. Veertien tracks lang wordt je weer meegenomen door David en de zijnen op een fantastische muzikale tocht met teksten die je doen nadenken over tal van relaties in de breedste zin van het woord (menselijke relaties onderling, relaties tot de natuur, het geloof en filosofie: kortom een goed gevulde boterham die niet in een enkele beluistering weg te happen is). Rest me nog te melden dat 'Nocturnes Of Hellfire & Damnation' verkrijgbaar is als “gewone jewel case cd”, als dubbel-cd in digi pack formaat (op het tweede schijfje krijg je dan vijftien nummers waarvan versies van Led Zeppelin's 'Immigrant Song' en Black Sabbath's 'Black Sabbath') en als dubbel-lp en dat alle drie met een verschillend artwork. Welke versie je ook kiest, ik garandeer je een fantastische tijd met dit nieuwe epische, symfonische en bombastische heavy metal album van Virgin Steele! Luc Ghyselen (4½) Het Amerikaanse The Ghost Next Door telt met Gary Wendt (vocals, guitars, bass, keyboards) een iemand in de rangen die voor fans van Exodus en Machine Head misschien een belletje doet rinkelen, daar de man nog op tournee was met deze bands doorheen Europa. Met zijn nieuwste band, het viertal 'The Ghost Next Door', brengt Gary een eigenzinnig muzikale brij waarin je zowel thrash metal als alternatieve rock, en een heleboel subgenres daar tussenin, hoort. Negen nummers lang probeert Gary je – samen met gitarist Aaron Asghari, bassist Seanan Gridley en drumster Paula Sission (voor deze opnames vervangen door Sean haeberman) – aandacht vast te houden. Bij mij slaagt de man er niet in, na reeds een paar nummers zit mijn aandacht mijlenver. OK, dit klinkt groovy, strak, hard en bij momenten zelfs heel zwaar, maar het zijn de vocalen die op mijn systeem werken. Dit is een mix van schreeuwen, cleane rauwe zang, gesproken woord, …. Na een eerste beluistering had ik nog het idee van “dit zal wel aan mij liggen”, maar ook een tweede en derde luisterbeurt kon me echt niet overtuigen. Integendeel het ging van kwaad naar erger. Maar misschien ben ik wel de enige die vind dat The Ghost Next Door beter nog wat had gewacht met het uitbrengen van een debuutalbum tot ze sterker materiaal op de plank hadden. Luc Ghyselen (3) Het Zweedse Skintrade ontstond in 1992, zorgde voor een tweetal goed ontvangen albums waarvan de singles frequent te zien en te horen waren tijdens het programma “Headbangers Ball” op MTV, maar hield er toch mee op ergens op het einde van 1995. Sinds een paar jaar zijn de heren terug samen aan het musiceren en resulteerde in 2012 tot het album 'Past And Present' met drie nieuwe tracks en twaalf tracks die je een beetje als een “best of ...” kan beschouwen. Nu is het viertal – Matti Alfonzetti (vocals, guitar), Stefan Bergström (guitars, backing vocals), Hakan Calmroth (bass) en Hakan Persson (drums, backing vocals) – er terug met hun nieuwste creatie. 'Scarred For Life' telt tien melodieuze hard rock nummers die vrij krachtig klinken en toch aanstekelijk en catchy genoeg zijn om het misschien tot in de hitlijsten te schoppen. Het titelnummer mag dit album openen en doet dit meteen uiterst melodieus met krachtig vocalen en een mooie gitaarsolo. Meteen de twee ingrediënten die in zowat elke track terugkomen en ervoor zorgen dat 'Scarref For Life' een uiterst genietbaar album is geworden. Toch zijn er een paar tracks die ik er persoonlijk zou hebben uitgelaten: Kate Perry's 'Wide Awake' (heren, jullie kunnen toch beter dan een hitsucces coveren?) en de mij melig in de oren klinkende ballade 'Find A Way'. Maar de overige tracks zijn hier wel in goede aarde gevallen en ik denk dan ook dat 'Scarred For Life' een mooi plaatsje kan opeisen in tal van collecties waar melodieuze hard rock centraal staat. Luc Ghyselen (4) Het Britse Paradise Lost ontstond in 1988 in Halifax en wordt geroemd als een van de pioniers van de gothic metal, maar wordt ook steevast vermeld – samen met Anathema en My Dying Bride – als een van “The Big Three” als we over death/doom metal spreken. In welk vakje je het vijftal ook maar wil onderbrengen, de heren zorgden al voor verschillende pareltjes in hun eigen catalogus. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan 'Gothic' (1991) dat zowat hét album bij uitstek is als we spreken over gothic metal. Maar goed, ik wil het hier hebben over 'The Plague Within', het veertiende studio-album van het kwintet. En, ook al heel opvallend in het huidige muzikale landschap, met nog steeds vier van de vijf originele leden: vocalist Nick Holmes, gitaristen Greg Mackintosh en Aaron Aedy en bassist Steve Edmondson. Slechts de plaats achter de ezelsvellen wijzigde een paar keer, al vinden we daar nu sinds 2009 Adrian Erlandsson. Tien uiterst donkere en zwaar klinkende tracks hebben hun weg gevonden naar dit nieuwste album. Helemaal niets nieuws onder de zon, hoor ik je denken en dat is ook zo, maar de heren presteren telkens opnieuw op een zo hoog niveau dat ze meteen alle concurrenten in het genre het nazien geven. Het feest begint eigenlijk al bij de allereerste noten van 'No Hope In Sight', een uiterst donkere track waar Nick zijn zwartgallige vocalen uitspuwt terwijl we ondergedompeld worden onder een loodzwaar en log ritme die voor een nog donkerder sfeer zorgt. En dat sublieme feest eindigt met de laatste klanken van 'Return To The Sun', een track die opent met uiterst bezwerende koorzang om dan over te gaan in logge, loodzware riffs die dankzij de meer dan donkere vocalen geen spatje zonlicht doorlaten alhoewel de titel je misschien iets anders laat vermoeden. Tussendoor geniet je natuurlijk ook alimmens van de overige acht tracks waarvan ik speciaal 'Beneath Broken Earth' nog wil vermelden, dat de track waar slechts vier woorden voor passen: log, traag, zwaar en doom. Ik vraag me echt af of er andere bands bestaan die zo'n doom track geloofwaardig en eigenlijk stijlvol kunnen brengen. Fans van de band kunnen niet anders dan dit aan hun collectie toevoegen, maar eigenlijk raad ik elke metal liefhebber aan zijn oor eens te luisteren te leggen bij deze 'The Plague Within', daar ik niet verwacht dat er nog beter in het genre op de markt zal komen dit jaar. Luc Ghyselen (4½) Het Belgische hard rock/metal trio rond vocalist/gitarist Paul “Shorty” Van Camp beleefde een eerste hoogtepunt begin jaren tachtig dankzij albums als 'Ready For Hell' (1980) en 'Wall Of Sound' (1981). Daarna verslapte mijn aandacht daar de band me iets te veel uit het zelfde vaatje tapte: een stevige en krachtige no-nonsense aanpak die me, waarschijnlijk ook omdat ze in een trioverband speelden, nogal erg deed denken aan Motörhead. Intussen zijn we tal van jaren verder en herbeleeft Killer een nieuwe jeugd. Samen met bassist Ian Anthony en drummer Ivan Opdebeeck blijft Paul zich als een vis in het water voelen in zijn geesteskind Killer waar hij nog altijd instaat van alle gitaarpartijen, het vocale gedeelte én het schrijven van nieuwe nummers. Vijftien nieuwe tracks werden goed genoeg bevonden om dit schijfje op te vullen. En ik moet mijn beoordeling van in de beginperiode toch wel wat bijstellen, want Killer zorgt hier voor een uitgebalanceerde set stevig, snel, hard en vooral meezingbare hard rock en metal die inderdaad raakvlakken heeft met Motörhead maar vooral op eigen benen staat. Naast het uitstekende titelnummer, dat het album opent en waarin Shorty al de veel te vroeg gestorven metalhelden op passende wijze eert, krijg je hier met 'Back To The Roots' een andere track die zijn idolen, of in ieder geval talrijke belangrijke rock en metal artiesten, eens extra in de verf zet. Naast al dat snel en meedogenloos gitaargeweld, want eigenlijk zijn zowat alle tracks een beetje op deze leest geschoeid, is er ook ruimte gelaten voor een stevige en pakkende ballade ('Danger Zone'), mag bassist Ian Anthony de vocale honeurs waarnemen in het snelle en superstrakke 'Deaf, Blind And Dumb' (hier is Motörhead echt niet zo ver weg), en mag Shorty bewijzen dat hij ook wel degelijk perfecte blues rock kan brengen met het slepende 'Making Magic'. Voor de rest dus meer stevige krachtig gebrachte uptempo tracks waarvan ik je zeker het energieke 'No Exception To the Rules' en het loodzware 'Rock City' niet wil onthouden. Killer bewijst hier andermaal dat de heren nog niets aan trefkracht zijn verloren en ik ben er dan ook rotsvast van overtuigd dat op dit album tal van tracks staan die luidkeels door het publiek zullen worden meegebruld tijdens hun live concerten. Luc Ghyselen (4) In Hearts Wake werd opgericht in 2006 en is afkomstig uit Byron Bay, Australië. Ze brachten reeds twee studio albums uit , Divination en Earthwalker, die ze nu aanvullen met een derde meesterwerk genaamd Skydancer. Jake Taylor zorgt voor de unclean vocals, Kyle Erich voorziet ons van bass en clean vocals, Ben Nairne en Eaven Dall spelen gitaar en Caleb Burton speelt in dit album op de drumkit. Het album begint met 'Aether'. Dit is een instrumentale track die het album inleidt. Elektrische gitaren voorzien je van zeer aangename tunes. Op het einde is er een zeer kort opbouwend stuk. Dit stuk zorgt ervoor dat de tweede track van start kan gaan. 'Skydancer' is de tweede track, en de titel track, van het album. Jake laat er geen gras over groeien en zorgt voor een zeer stevige aanzet. De combinatie van de gitaren en de drums zorgen voor een krachtig geheel. Ze bouwen na een tijdje op naar het refrein. Daar laat Kyle zijn stem horen. De afwisseling tussen de unclean en de clean stemmen is super. Die afwisseling zorgt ervoor dat het nummer aangenaam blijft om naar te luisteren. Het derde nummer is 'Breakaway'. Het nummer begint met een kort instrumentaal stuk, daarna vult Kyle dat stuk aan met clean vocals. Het refrein is een zeer krachtig deel van dit nummer. Jake combineert zijn unclean voice met een kleine breakdown. Dit zorgt voor een explosief geheel. Na dit stuk gaan ze terug naar een , relatief, rustiger stukje waar Kyle de vocals weer even overneemt. Halverwege het nummer neemt Jake de vocals weer over. Daar bouwt hij op richting de krachtigste breakdown in dit nummer. Dit nummer was het eerste nummer van het album 'Skydancer' dat een muziekvideo kreeg. 'Badlands' is de vierde track. Het nummer begint zeer sterk. De unclean vocals van Jake doorheen dit nummer zijn zeer krachtig. De stem van Kyle krijgen we in dit nummer iets minder te horen, maar dit neemt niet weg dat het een zalig nummer is om naar te luisteren. Je krijgt meteen zin om in een groep te gaan staan, met je vuisten hoog in de lucht, terwijl je “We are the outlaws, we are the outlaws” schreeuwt. Dit nummer kreeg onlangs ook een muziekvideo. Wanneer je de muziekvideo en de muziektekst naast elkaar legt kan je de link tussen de twee leggen, hierdoor past dit nummer ook binnen het volledige concept dat heerst binnen 'Skydancer'. 'Father', de elfde track van dit album behoort tot de beste nummers van dit album. Deze track bevat een prachtig stuk poëzie die het volledige idee, dat schuilt achter 'Skydancer', omvat. Het is een zeer rustig nummer, waardoor het zeker uitblinkt tussen de andere nummers. Het gitaarwerk in dit nummer genereert een prachtige sfeer. De combinatie van die sfeer en het stuk poëzie is prachtig. Dit album is zeker en vast de moeite waard om eens te beluisteren. In alle nummers kan je wel een link leggen met de kerngedachte die heerst binnen 'Skydancer'. De stemmen van Kyle en Jake vullen elkaar perfect aan en zorgen voor een spetterende combinatie in de meeste nummers. (Voor wie In Hearts Wake eens live aan het werk wil zien, ze komen op vrijdag 19 juni naar Graspop.) Robin Vandenbulcke (4) Het Franse E-Fore rond vocalist, bassist en ritme-gitarist Eric Forrest (ex-Voivod) is er terug met hun vierde full-album. Naast Eric bestaat de band nog uit drummer Krof. Alle leadgitaar partijen werden ingespeeld door verschillende gitaristen. Antonello Gillberto, Tomas Skorepa, Rob Urbinati, Dan Baune en Vincent Agar maken zo hun opwachting. Elf nummers thrash metal kan je zo horen als je de onbeduidende intro, 'Apero', meetelt. En eigenlijk mag je ook het laatste instrumentale nummer, 'Last call', van dat lijstje schrappen want veelmeer dan vier minuten lang dezelfde riff en drumpatroon herhalen is nu ook weer niet echt iets wereldschokkends. Blijft dus over negen tracks die samen een conceptalbum vormen over de gevaren van alcohol. Een mooi gegeven eigenlijk maar vocaal gaat Eric hier toch wel erg de mist met zijn schreeuwerige zangpartijen die me werkelijk nergens bij het nekvel grijpen en me na reeds een half nummer de strot uitkomen. En ook muzikaal kan E-Force me maar met kleine mate boeien. OK, het gaat er old school en uiterst snel aan toe, maar geen enkele track blijft langer dan zijn speelduur hangen en meteen na zowat elke track moet ik het inlegvelletje ter hand nemen om te gaan bekijken waar ik in godsnaam gebleven ben met deze 'Demonikhol'. Meteen een album dat hier op niet veel toertjes meer hoeft te rekenen in mijn cd-speler. Luc Ghyselen (3) Chunk! No, Captain Chunck! werd opgericht in 2007 in Parijs, Frankrijk. De leden zijn Bertrand Poncet als vocalist, Éric Poncet op gitaar, Paul "Wilson" Cordebard op gitaar en vocals, Mathias Rigal op de basgitaar en Bastien Lafaye als drummer. ‘Get Lost Find Yourself’ is het derde studio album van Chunk! No, Captain Chunk!. 'Playing Dead' is de eerste track van het album. Het begint met een tamelijk zware intro. Op het hoogtepunt begint het nummer en merk je dat het om een pop punkband gaat. Het nummer heeft een snel, maar aangenaam tempo. Naar het einde van het nummer zijn er hier en daar invloeden van metalcore op te merken. Deze maken het nummer op die bepaalde momenten wat zwaarder. Ze zorgen ervoor dat het nummer niet te eentonig wordt. 'What Goes Around' is een nummer dat rustig van start gaat. Na een tijdje bouwt het nummer op en wordt het wat harder. Maar het blijft binnen de perken, het wordt dus niet te hard. Daarna bouwt het nummer weer af, maar je voelt dat het ieder moment weer harder kan worden. Dat doet het ook. Je merkt wel dat het volume van de stem van Bertrand op bepaalde momenten, door het volume van de instrumenten, minder duidelijk klinkt. Het blijft echter één van de betere tracks die te vinden zijn op 'Get Lost Find Yourself'. 'Get Lost Find Yourself' is de titel track van het album. De intro van het nummer is zeer creatief. Je hoort een oude bandrecorder die opengaat en een cassette die er ingestoken wordt. De cassette speelt even, daarna gaat het nummer van start. Het is een akoestisch nummer. Hier mee toont de band aan dat ze veelzijdig zijn en helemaal geen moeite hebben om hun nummers in verschillende jasjes te steken. Het nummer zorgt voor variatie op hun album, naast alle hardere tracks is er plaats voor een rustig nummer. In het algemeen is dit een zeer creatief album. De nummers worden allemaal op een aangename manier gespeeld. Het album wordt niet langdradig doordat er telkens eenzelfde manier van spelen gebruikt word. Het enige minpuntje op dit album, is het volume. In bepaalde nummers is het volume van de vocalist niet luid genoeg en hoor je hem amper boven de instrumenten. Robin Vandenbulcke (3) |
|