cd reviews
Met deze 'Dawn Of The 5th Era' is het Finse Mors Principium Est toe aan zijn vijfde full-album. De band ontstond in 1999 en telt op heden geen enkel origineel bandlid meer! Dat op zich is waarschijnlijk al een unicum! Al wil ik hierbij wel een kleine kanttekening maken, want zowel vocalist Ville Viljanen en drummer Mikko Sipola zijn er immers al bij sinds hun allereerste demo ('Before Birth' (2000)). Kort daarna vervoegde ook bassist Teemu Heinola de line-up. Enkel met de gitaristen in de band loopt het momenteel nog steeds heel stroef, want Andy Gillion is er pas sinds 2011 en het vorige album '… And Death Said Live' bij, terwijl Kevin Verlay nu, sinds dit album, de line-up vervolledigt. Maar dit neemt niet weg dat het huidige vijftal met deze 'Dawn Of The 5th Era' een ijzersterke plaat heeft afgeleverd in het genre! De heren brengen nog steeds uiterst melodieuze death metal die zoals steeds invloeden bevat van grootheden in het genre als At The Gates, Tranquillity of In Flames. En vooral die laatst genoemde band blijkt een erg grote invloed voor Mors Principium Est. Niet dat de heren een klakkeloze kopie zijn van deze Zweedse grootmacht, maar vooral op het muzikale gebied, hoor ik toch veel ingrediënten die In Flames ook graag hanteert. Vocaal klinkt dit dan toch wel weer compleet anders, daar Ville eigenlijk zo goed als nooit een cleane zangstem gebruikt. Wat niet wegneemt dat de vocalen erg goed en verstaanbaar overkomen, iets wat ik persoonlijk erg kan waarderen. Verder is er dan natuurlijk het uiterst stevige en erg sterk muzikale aspect van de band die hier de aandacht trekt. De gedreven bass– en drumpatronen zorgen voor een meer dan solide basis waarop beide gitaristen hun stevige en knappe riffs mogen etaleren. Voeg daarbij hun meestal uiterst sfeervolle en sublieme gitaarsolo's, het gepast aanbrengen van die mooie keyboard accenten en je begrijpt volkomen waarom deze 'Dawn Of The 5th Era' in het subgenre “melodieuze death metal” zowat bovenaan mijn eindejaarslijstje mag prijken. Dat er op het elf tracks tellend album geen enkele zwak nummer tussen steekt is daar natuurlijk niet vreemd aan. Vanaf de eigenzinnige instrumentale melodieuze opener 'Enter The Asylum' wordt je immers meegesleurd op een helse rit die misschien net écht van start gaat met het uiterst vlotte en krachtige 'God Has Fallen'. Wat dan volgt is een machtige rit in iets wat ik kan bestempelen als “stevig, steviger, stevigst”, zonder het melodieuze aspect uit het oog te verliezen, en dat tot aan de afsluiter 'The Forsaken'. Onderweg wordt je slechts een echt rustpunt gegund: het erg mooie, instrumentale en melodieuze 'Apricity'. Kan dit kwintet dit ook live waarmaken? Dan zitten zij, en natuurlijk ook wij als fan, gebeiteld voor tal van mooie jaren! Luc Ghyselen (4½)
0 Opmerkingen
Met 'Virus Of The Mind' komt Starkill ons al hun tweede album voorstellen. Het viertal uit Chicago ontstond in 2008 en debuteerde vorig jaar heel knap met 'Fires Of Life' waar we konden kennismaken met hun melodieuze death metal waarin het viertal, en dan vooral zanger/gitarist/songschrijver Parker Jameson, ook invloeden van epische metal en zelfs film muziek liet doorschemeren. Ook voor dit tweede album zorgde Parker opnieuw voor uiterst knap gearrangeerde nummers melodieuze death metal. Ditmaal zijn de invloeden uit de epische hoek zo goed als verdwenen. De invloeden uit film zijn wel gebleven en werden dit keer aangevuld met elementen uit de barok muziek. En het eindresultaat mag duidelijk gehoord worden. De tien nummers worden een stuk agressiever gebracht dan die op hun debuutalbum. Dat het geheel ook een stuk donkerder is geworden nemen we er graag bij. Dat laatste schrijft Parker vooral toe aan het gebruik van een cleane zangstem tijdens de soms melancholieke fragmenten. Ook vrij opvallend is het feit dat de gitaar hier in stuk meer op de voorgrond treedt dan tijdens het vorige album en dat heeft als resultaat dat het album net iets krachtiger in de oren klinkt, zonder het melodieuze aspect uit het oog te verliezen. De tien tracks die het kwartet hier op je loslaat getuigen allemaal van grote klasse zodat het moeilijk kiezen valt als je je favoriete tracks moet gaan aanduiden. Zelf zou ik dan kiezen voor het titelnummer – met zijn breekbare melancholische intro, zijn stevig medium tempo ritme, de knappe sfeervolle samenzang en de krachtige riffs die een mooie gitaarsolo aankondigen –, het agressieve, en best wel brutale, 'God Of This World' dat verder een uiterst melodieuze en smaakvolle gitaarsolo bevat, en het uiterst machtige, agressieve en donkere 'My Catharsis' met zijn flitsende gitaarsolo. Naar het schijnt is het viertal reeds bezig aan hun derde album of zoals het spreekwoord zegt: “het ijzer smeden terwijl het heet is”. Een bezig viertal dus en zolang dit werkstukken oplevert als die eerste twee albums zal je mij niet horen klagen! Luc Ghyselen (4) In 1995 besloot het Noorse duo Lars Are “Lazare” Nedland (vocals, toetsen (keyboards, paino, synthesizer) en drums) en Cornelius Jakhelln (vocals, gitaar en bass) om de band Solefald te starten waarmee de heren een eigenzinnige mix van avant-garde metal over black metal tot zelfs post-metal te creëren. Met deze 'Norronasongen, Kosmopolis Nord' is het duo al aan zijn achtste studio-album toe. Acht extra muzikanten leenden hun talenten om dit werkstuk tot een goed einde te brengen die nu een, opnieuw erg eigenzinnige, mix bevatten van folk, electro, prog rock en noise. Voor het eerst werden ook alle teksten in de Noorse taal gebracht zodat ik, en waarschijnlijk nog heel wat anderen, hier geen bal van begrijpen. Slechts vijf tracks telt dit album, dat een tweeluik zal vormen met het ergens volgend jaar te verschijnen 'Kosmopolis Sud'. Openen doen ze hier met 'Norronaprogen', een nummer dat geschreven werd naar een gedicht met de zelfde titel van Olav Aukrust uit 1915 over de wreedheden begaan tijdens de eerste wereldoorlog. 'Det Siste Landskap' werd dan weer geschreven aan de hand van teksten van Cornelius tijdens zijn wedervaren in Ijsland toen hij daar op tournee was met Solstafir. Het uiterst korte 'Norskdom' mag je als hymne omschrijven voor de Jutenheimen bergen. Als laatste tracks komen 'Norrona: Ljodet Som Iljoma' en 'Songen: Vargen' eraan, twee nummers die eigenlijk bewerkingen zijn door Sturm & The Fall Of Rome, een noise band uit de undergound van Oslo, van de eerste track. Uiterst eigenzinnig materiaal dus die ik maar moeilijk kan catalogeren en waar ik zelf maar heel moeilijk een waarderingscijfer kan op kleven. De muziek blijft natuurlijk dezelfde, maar het gevoel dat dit album me bezorgt is bij elke beluistering telkens zodanig verschillend te noemen dat ik echt niet weet wat ik ervan moet gaan denken. Misschien wacht ik beter af met mijn verdict tot ik ook 'Kosmpolis Sud' heb gehoord? Luc Ghyselen Dit nog vrij jonge Briste trio brengt klassieke hard rock met bluesinvloeden. Het begon allemaal toen zanger/gitarist Virgil McMahon mee mocht in de nieuwe band opgericht door zijn vader The Accelerators. In 2006 werd de naam dan maar gewijzigd tot Virgil & The Accelerators. In 2009 werd de line-up grondig gewijzigd en kwam Virgil's jongere broer Gabriel erbij aan de drums. Bassist werd Jack Alexander Timmis en in 2011 zag 'The Radium', het debuutalbum het daglicht. In 2012 zorgde het trio ook nog voor een live dvd/cd en nu is het dus de beurt aan 'Army Of Three', het gloednieuwe album dat geproducet werd door niemand minder dan Chris Tsangarides (een naam die je eind jaren tachtig op tal van albums zag opduiken van o.a. Gary Moore, Black Sabbath, Judass Priest). Op dit nieuwe album vind je tien tracks klassieke hard rock waar nu en dan een scheutje blues aan zijn toegevoegd. Helemaal niet slecht, maar ook niet meer dan dat zodat dit album waarschijnlijk als zoete broodjes verkoopt na een of ander denderend live concert van het trio, maar verder weinig stof zal doen opwaaien. Luc Ghyselen (3) Het Nederlandse A Liquid Landscape probeert sinds 2010 vaste grond onder de voet te vinden in de muziekwereld en dan meer bepaald in die van de alternatieve rock. Daar ze ook elementen uit de progressieve rock gebruiken konden ze reeds het voorprogramma afwerken in Nederland van gereputeerde bands als Karnivool, Marillion of The Pineapple Thief. Zo kwamen ze natuurlijk ook beter in contact met de leden van The Pineapple Thief en vonden ze Bruce Soord bereid om producer te zijn van hun tweede album. 'The Largest Fire Known To Man' is daarvan de titel en het schijfje telt acht nummers die je gemakshalve misschien het best onderbrengt onder de noemer “progressieve rock”. De rit duurt iets langer dan drie kwartier en laat je uiterst zachte en kalme stukken horen (veel te veel naar mijn gedacht), maar ook stevig rockende passages komen sporadisch langs gevlogen. Helemaal niets nieuws dus onder de zon van de progressieve rock. Vocaal is dit ook al niet echt begeesterend zodat ik echt wel op mijn honger blijf zitten. Misschien is dit viertal nog het best te vergelijken met het Poolse Riverside, al zorgt die laatste band voor heel veel meer dynamiek tijdens hun albums. Nee, deze 'The Largest Fire Known To Man' zal niet zo vaak meer in mijn cd-speler te vinden zijn. Luc Ghyselen (2½) Het Zweedse Gaeleri ontstond in 1992. Maar na dertien jaar, drie full-albums en een single gaf het viertal er de brui aan. Maar om de twintigste verjaardag van Gaeleri te vieren, besloot het kwartet – Anders Vidhav Bengtsson (vocals), Niklas Rollgard (guitars), Jonas Andersson (bass) en Patrik Borgkvist (drums) – om een nieuw album op de markt te brengen. En zodoende kunne we dus kennis maken met dit tien nummers tellende album. Je krijgt hier uiterst traditionele klassieke hard rock voorgeschoteld die me doet denken aan bands als Whitesnake (begin jaren tachtig), Thunder of Vandenberg's Moonkings. Het album opent meteen vrij krachtig met het bluesy klinkende 'Ready Or Not' dat zo op een album van Whitesnake kon in het begin van de jaren tachtig. 'Queen Of Time' is een immens knappe rockende track geworden waarvoor ze misschien wel iets te goed en te veel naar Led Zeppelin hebben geluisterd. Maar vanaf 'Wannabe', een ballade die me veel te zeemzoet, veel te braaf in de oren klinkt, gaat het bergaf. Het titelnummer valt nog best te pruimen, maar ook daar klinken al te veel elementen richting mainstream in. En dat geldt ook voor de overige nummers, waar het viertal zijn uiterste best doet om te proberen radiovriendelijk te klinken en daardoor missen de songs eigenlijk de kracht om daadwerkelijk stevig en rockend over te komen. Dat neemt niet weg dat ik wel nog een aantal leuke en goede fragmenten ben tegen gekomen, maar toch duidelijk veel te weinig om deze 'Gates Of Rome' echt te gaan aanraden. Zelfs de vergelijkingen met eerder genoemde bands loopt nu wel mank door dit album bijlange niet het niveau haalt van deze bands. Dit is voer voor “die hard”-fans van het viertal en ik vrees dan ook dat dit album niet veel rimpelingen zal gaan nalaten. Luc Ghyselen (3) Blodhemn is een Noorse “one-man-band” die er sinds 2014 in slaagt om zijn strakke en dreigende black metal met het publiek te delen. Eerst dankzij de uitstekend ontvangen ep 'Brenn Alle Bruer' (2010), maar ook dankzij het debuutalbum 'Holmengraa' (2012). Nu is Invisus (alle instrumenten en vocals), want zo mag je de artiest noemen als hij met Blodhemn bezig is, er terug met dit zeven tracks tellend nieuwe album. De snelheid waarmee deze uiterst agressief en brutaal klinkende nummers op je afkomen is vaak overweldigend. Niet dat er geen tragere fragmenten in langskomen (maar die zijn heel duidelijk in de minderheid), maar het grootste deel komt toch in een sneltreinvaart over je heen gedonderd. Voeg daarbij de dreigende, donkere vocalen die je echt een ongemakkelijk gevoel bezorgen en je begrijpt dat Invisus hier opnieuw een heel strak album heeft afgeleverd. Tekstueel gezien koos de man ervoor om een aantal Noorse oorlogshelden te eren of om de brute kracht van de Noordzee die tegen de fjorden aan beukt te verheerlijken. Hoe hij dit precies vertelt kan ik je niet uit de doeken doen daar ik geen woord begrijp van deze in het Noors gebrachte teksten. Live laat de man zich bijstaan door gitarist Anneland, bassist Hauk en drummer Dan om zijn donkere, dreigende en duistere black te vertolken. Fans van het genre zullen dit lusten en hebben geen extra info nodig om richting platenboer te stappen. Anderen raad ik aan eens hun oor te luisteren te leggen. Luc Ghyselen (3½) At The gates, uit het Zweedse Gothenborg, stond mee aan de wieg van de death metal. De band ontstond in 1990 en bracht in 1992 hun debuutalbum op de markt. In 1996, na vier full-albums, hielden ze het voor bekeken om in 2007 opnieuw samen te komen voor een reeks van festivals en een concerttournee die duurde tot in september 2008. Sinds 2010 is het vijftal – Tomas Lindberg (vocals), Anders Björler (guitars), Martin Larsson (guitars), Jonas Björler (bass) en Adrian Erlandsson (drums) – terug te vinden op het podium om hun baanbrekende melodieuze death metal terug op de argeloze toeschouwer los te laten. En nu, negentien jaar na hun laatste studio-album, 'Slaughter Of The Soul' (1995), zijn er terug met nieuw studiowerk. Het vijftal vraagt meteen om dit album niet te gaan vergelijken met hun vorige albums daar dit heel zeker iets nieuws is daar er ook al zoveel tijd tussen die albums steekt. Maar het kwintet kun op beide oren slapen: 'At War With Reality' is een echt stevig, maar toch melodieus klinkend album geworden dat dertien tracks bevat. Het is niet echt een concept-album geworden maar toch werd een rode gecreëerd in de teksten in die zin dat ze kozen voor een centraal thema: “Magische realiteit”, een subgenre van het surrealisme en dat je het best kan omschrijven als “wat gebeurt er als er in de realiteit iets gebeurt dat echt te gek is voor woorden”. Dit gegeven leverde dus dertien tracks op bij At The Gates. Openen doen ze met een vreemde eend in de bijt: 'El Altar Del Dios Desconocido', een kort stukje tekst in het Spaans met een eigenzinnig achtergrondgeluid, waarna het eigenlijke album van start gaat met 'Death And The Labyrinth' waarin de heren als vanouds te keer gaan. Met het titelnummer krijgen we nog meer venijn over ons heen en dat op een dreigende en agressieve wijze. Tijdens 'The Circular Ruins' kan je een paar keer kortstondig naar adem happen, waarna 'Heroes And Tombs' je meesleurt naar de diepste krochten van de hel. Het tempo, en misschien de kracht, gaat de hoogte in bij 'The Conspiracy Of The Blind', een nummer dat abrupt eindigt met heel mooi melodieus gitaarspel. 'Order Of Chaos' opent rustig en kalm maar dit is maar schijn, want verder dendert de track aan een medium tempo melodieus over je heen om daarna nog even om te draaien en je echt te pletten. De heren gaan uiterst agressief verder met 'The Book Of Sand (The Abomination)' en 'The Head Of The Hydra', al eindigt dat laatste nummer met melodieus gitaarwerk. Met 'City Of Mirrors' krijg je een instrumentaal tussendoortje te verwerken dat je toch met een vrij ongemakkelijk gevoel achterlaat om daarna weer uiterst agressief en brutaal uit te pakken met 'Eater Of Gods', dat een heerlijk melodieus tussenstuk meekreeg. De laatste restjes weerstand worden zeker gebroken met 'Upon Pillars Of Dust' waarna het langste nummer, 'The Night Eternal', dit album afsluit met een verscheidenheid aan tempo, donkerheid, brutaliteit en agressie. Met deze 'At War With Reality' levert At The Gates een album af dat waarschijnlijk het meest agressieve albums is en het meest donkere dat deze Zweden op de markt brachten. Fans van melodieuze death metal zullen dit zeker aan hun collectie willen toevoegen. Luc Ghyselen (4) Het Ierse Cruachan ontstond begin jaren negentig en wordt algemeen beschouwd als een van de grondleggers van de folk metal. In hun begin periode kozen ze ervoor om black metal te mengen met traditionele Keltische muziek, later werden de invloeden van black metal vervangen door traditionele metal. Ook hun teksten hebben het meestal over de Keltische mythologie zodat je Cruachan ook in het vakje Celtic metal mag plaatsen. 'Blood For The Blood God' is meteen het zevende wapenfeit van het zestal (Keith Fay (zang, gitaar, mandoline, bouzouki, bodhran, keyboards), John “O'Fathaigh” Fay (Tin whistles), John Ryan (viool, banjo, bouzouki), Kieran Ball (gitaar), Eric Fletcher (bass) en Mauro Frison (drums)). Met het korte, gevoelige en weemoedige 'Crom Cruach' opent dit album instrumentaal om er meteen daarna een stevige lap op te geven met het krachtige titelnummer 'Blood For The Blood God' waarin een knappe break schuilt die weemoedige folkmuziek brengt terwijl de rest van de track voornamelijk bestaat uit uiterst stevige metal fragmenten. De invloeden uit de folk komen beter tot hun recht, en meteen meer op de voorgrond, tijdens 'The Arrival Of The Fir Bolg' zonder daarbij hun metalroots te verloochenen. Strak, hard, zwaar en stevig zijn van toepassing voor 'Beren And Luthien', waar de invloeden uit de folkmuziek maar heel laat opduiken tijdens een fragment dat een stuk kalmer en rustiger uitvalt. 'The Marching Song Of Fiach McHugh' is precies wat de titel aangeeft: een nummer waar invloeden uit de folkmuziek opnieuw eerste viool spelen en waarmee je zo kunt mee marcheren naar een of ander strijdperk. In 'prophecy' verloochenen het zestal hun invloeden uit de folkmuziek zeker niet, al klinkt dit meteen weer een heel stuk krachtiger en steviger dan het mooie vorige nummer. Het instrumentale 'Gae Bolga' opent bijna als een puur folknummer om plots kracht te krijgen dankzij stevige metal klanken en zo uit te groeien tot een opzwepend nummer die menig concertzaal in een feestende en dansende menigte kan doen veranderen. 'The Sea Queen Of Connaugh' kreeg ook al een intro aangemeten waarin folkinstrumenten overheersen om dan aan kracht te winnen dankzij de instrumenten die we eerder met metal associëren (bass, gitaar, drums) om daarna heen en weer te slingeren tussen fragmenten die eerder naar de folk neigen en passages die vlugger aan metal doen denken. Een goed mix tussen beide stijlen werd zeker ook gevonden in het krachtige en opzwepende 'Born For War (The Rise Of Brian Boru)'. 'Perversion, Corruption And Sanctity' werd in twee delen opgesplitst: terwijl je in 'Part 1' meegenomen wordt voor een stevige rit met krachtige vocalen, krijg je in het instrumentale 'Part 2' meer weemoedige fragmenten te verwerken. Voor het afsluitende 'Pagan' werden nog eens alle registers opengetrokken: krachtig, supersnel tijdens de fragmenten die naar meer naar metal neigen, een pak vrolijker en opgewekter tijdens de meer naar folk neigende passages waar ook een vrouwelijke stem te horen is en dit duidelijk een meerwaarde biedt. Liefhebbers van folk metal zullen dit nieuwe album van Cruachan met open armen ontvangen en ik hoop van vele anderen hetzelfde. Luc Ghyselen (4) In de Noorse mythologie is een “Einherjer” een strijder die stierf op het slagveld en door de valkyries naar het Walhalla zijn gebracht. Deze Einherjer is een Noors drietal – Frode Glesnes (guitar, bass, vocals), Aksel Herloe (lead guitar, bass, backing vocals) en Gerhard Storesund (drums, samples) – dat Viking metal brengt in een mix van black metal met folk. De band werd in 1993 gevormd, gaf er al een paar maal de brui aan, maar is sinds 2009 sterk aan het terugkomen dankzij o.a. concerten tijdens het Ragnarök festival en Wacken Open Air in dat jaar en dankzij een nieuwe platendeal die er voor zorgde dat de band in 2011 het album 'Norron' kon uitbrengen wat nu gevolgd wordt door deze 'Av Oss, For Oss', hun zesde studio-album als ik de tel juist heb bijgehouden. Op dit nieuwste werkstuk krijg je acht nummers (negen als je kiest voor de “limited Edition” uitvoering) waarvan 'Fremad' de instrumentale en sfeervolle opener is. Je hoort er het ruisen van de zee in de woeste fjorden en de majestueuze oproep om ten strijde te trekken. Daarna wordt je meegesleurd in hun dreigende rit waarin je, als je de Noorse taal begrijpt, een aantal mythen uit de Noorse mythologie uit de doeken worden gedaan. Dit doet het trio aan de hand van vooral duister en dreigend klinkende black metal maar waar ook heel wat ruimte blijkt te zijn voor melodieus gitaarwerk en voor een paar sfeervolle en kalmere fragmenten die richting folk uitgaan. Allemaal niet slecht, maar wegens het feit dat de tracks me onderling inwisselbaar blijken te zijn ook niet de top. Ik had hier nogal veel van verwacht, waarschijnlijk ook al omdat andere recente albums in dit subgenre me erg bekoorden, en blijf zodoende wel een beetje op mijn honger zitten. En daar kan zelf het machtige en bijna elf minuten durende titelnummer niets aan veranderen. Luc Ghyselen (3½) |
|