interview met...
“Ik moet mezelf soms een halt toeroepen.” |
Pieter Embrechts is de man waarvoor het bijvoeglijk naamwoord ‘heerlijk’ is uitgevonden. Heerlijke muziek, heerlijk acteur, heerlijke mens. Gul, groots, geniaal. Edoch bijzonder bescheiden. Zijn album ‘Maanzin’ uit 2004 is het beste Nederlandstalige debuutalbum aller tijden. Dertien van de veertien nummers zijn onvervalste, rasechte meesterwerken. Doe het hem na. Do it! Zijn nieuwe plaat, ‘Onderwoud’, is opnieuw piekfijn en uiterst geslaagd, maar natuurlijk moet die nog groeien. Of het een nieuwe klassieker is, zal pas binnen enkele jaren blijken.
In het laatste jaar van het middelbaar mocht ik de heer Embrechts enkele keren interviewen en backstage volgen. Het grenzeloze geduld dat hij toen voor ondergetekende (druk, vermoeiend, egocentrisch) aan de dag legde, maakt dat ik levenslang liefhebber van het fenomeen ‘Pieter Embrechts’ zal zijn en blijven. Dertien jaar later – met kilometers, jaren en ervaring op de teller – wilde ik eindelijk zijn genie recht aandoen met een deftig interview. En zo geschiedde in mei 2016, op een terrasje op de Dageraadplaats van Antwerpen.
In het laatste jaar van het middelbaar mocht ik de heer Embrechts enkele keren interviewen en backstage volgen. Het grenzeloze geduld dat hij toen voor ondergetekende (druk, vermoeiend, egocentrisch) aan de dag legde, maakt dat ik levenslang liefhebber van het fenomeen ‘Pieter Embrechts’ zal zijn en blijven. Dertien jaar later – met kilometers, jaren en ervaring op de teller – wilde ik eindelijk zijn genie recht aandoen met een deftig interview. En zo geschiedde in mei 2016, op een terrasje op de Dageraadplaats van Antwerpen.
Julian De Backer: “We hebben elkaar het laatst gesproken in 2003.”
Pieter Embrechts: “Dat is lang geleden, hé? Gij zijt niet veel veranderd!”
Julian: “Dank u, u ook niet. ‘Onderwoud’ is een prachtige plaat geworden, alleen al het artwork is een pareltje. Ik vermoed dat er veel van jouw eigen ideeën inzitten. Door de typografie lijkt het ook dat cd 1 ‘Onder’ heet, en cd 2 ‘Woud’. Is dat een bewuste keuze?”
Pieter: “Jaja, absoluut. Het is relatief organisch in twee delen uit elkaar gevallen. We hadden 22 songs opgenomen, en we hebben afgerond op 18. Wanneer je muziek maakt, ontdek je dat je in het leven een spons bent. Wat je écht lekker vindt, absorbeer je. Eenmaal die spons uitgeknepen is, krijg je een ‘samenvloeisel’. Mijn liefde voor electronica en beatjes – die ik ongetwijfeld in de jaren ’80 heb opgelopen – zit daar in, maar evengoed blues, rock en funk. Of heel kleine, verhalende dingen met akoestische gitaren, strijkers en piano’s. Je merkt aan mijn uitleg nu hoe eclectisch het allemaal is. Maar dat vind ik niet zo erg. Ik vind dat zelfs helemaal niét erg. Naar verkoop en duidelijkheid toe is dat niet het grootste cadeau.
Een artiest als Ben Harper – waar ik grote fan van ben – zie ik graag in de Ancienne Belgique. Een plek waar stilte en intimiteit mogelijk is. Wanneer hij alleen met een slide op zijn Birnbaum-gitaar iets speelt, dan is dat meer dan genoeg. Dat weinige vult heel de zaal. Wat hij daarmee doet, is meesterlijk en schoon. Maar daarmee kan hij niet afkomen op een festival. Daar heb je die intimiteit niet. Maar bij Ben Harper kan het volgende nummer ook ineens stomende Jimi Hendrix-achtige rock zijn. Ik snap dat. Als muzikant of songschrijver blijf je goesting hebben in veel verschillende zaken. Misschien dat andere groepen, pakweg Foo Fighters, dat slimmer zullen aanpakken. Die zullen zeggen: ‘een album rock, en een album akoestisch’.”
Julian: “Ze hebben dat ook eens gedaan, hé, met ‘In Your Honor’. Zeer goed album.”
Pieter: “Heel mooi, heel mooi. Dat is slim. Wanneer je die plaat opzet, weet je dat je voor een bepaalde sfeer kiest. Bij mij zijn het twee albums geworden. Op album 1 is het meer poppy, en is er meer electronica ingeslopen. Op album 2 zijn het zo mogelijk nog langere en meer verhalende songs die meer klinken als de band die ze speelt. Veel minder aan getweakt, veel minder synthjes, veel minder beatjes. Eenvoudiger, in een zekere zin. Die onderverdeling ‘Onder’ en ‘Woud’ wilden we aanvankelijk ook op de albums zelf zetten. Maar dat hoefde niet echt. Maar ik vond het wel mooi om dat zo op de zijkant van de hoes te zetten. Dan impliceer je het toch nog.”
Julian: “Geen idee of het mijn perverse geest is, maar ik zie ook een vrouwenlichaam op de achterkant van de hoes. Een letterlijk ‘onderwoud’.”
Pieter: “Jazeker! Qua vormgevers heb je enerzijds Jasper Léonard, een Antwerpse fotograaf die ik toevallig heb ontmoet tijdens een Fair Trade-samenwerking. En anderzijds Gerard Leysen van ‘Afreux’. Gerard was fan van Jasper zijn werk, en natuurlijk is het ‘sexpliciet’. Dat vond ik goed, dat heb ik graag. Er mag een bepaalde prikkeling inzitten. Er was nog een ander beeld van Jasper dat nog véél explicieter is. Maar dit heeft een zeker gelaagdheid, een poëzie van beelden door elkaar. De beelden zijn analoog, er is niets aan gefoefeld. Een woord dat overigens goed bij dit beeld past (grijnst). Toen we samenwerkten, was Gerard ook met het artwork van de nieuwe An Pierlé bezig. Het was duidelijk dat Anneke ook de achterkant van mijn album had gezien, want ik kreeg een Facebookbericht van haar: ‘Leuk, die foef op je plaat’. Hahaha! Een goede opener om Anneke nog eens terug tegen te komen.”
Julian: “Het lijkt me ook een heel dure plaat. Omdat artwork, verpakking, opname, sound, en productie zo tot in de puntjes verzorgd zijn.”
Pieter: “Het was zeker geen goedkope plaat. Ik ben het type mens dat zich ergens in kan vastbijten. In de eerste plaats moet er geloof zijn in een song. Je maakt een liedje, en soms kom je erachter dat het nooit mooier zal worden dan jij alleen achter je tafeltje met een iPhone of een Tascam. *Click*, record, 1 opname, 1 bron, géén 6 micro’s. Ik speel het hier, het is wat het is, en het gaat om het verhaal en de structuur van de song. Klaar. Soms kom je erachter dat iets niet beter wordt dan dat. Het liedje ‘Een vriend van mij’ is een klein verhaaltje over een vriend van mij die in een depressie was geraakt. Ik had dat thuis opgenomen, en ik was met Tom Pintens aan de slag gegaan. Hij stond mee in voor de productie, samen met Arne Van Petegem, die meer voor de electronica heeft gezorgd. Tom vond ook dat ik niet boven die demo kon gaan. Een gitaar, en een stem. ‘Misschien strijkers?’. En dan hebben we het toch eens met de band opgenomen, en dan krijg je zo’n echte ballad met drums en bassen. Maar dan werd het kitsch. Arne vond dat we het opnieuw moesten opnemen met piano en een stem. ‘Een schone live-take’. Dat is grappig, want dat is dan het advies van iemand die de electronica doet, maar die toch ook over zo’n zaken meer nadenkt.
Om maar te zeggen: ja, het is een dure plaat geworden. Ook omdat ik ben vertrokken vanuit mijn geloof in elke song. Maar omdat ik dan ook graag op zoek ga naar ‘welke versie van de song vind ik zelf oké?’ En dat is altijd tijdsgebonden. Dat gaat over een versie die ik op het moment van afwerken en een paar weken daarna nog steeds oké vind. Je hebt mijn eerste plaat ‘Maanzin’ meegenomen. Wel, daar staan ongetwijfeld songs op die ik na een maand al niet meer plaatwaardig vond. En toch moet je het loslaten. Het was ‘het moment’ …”
(Op dat moment wordt Pieter Embrechts hartelijk begroet door een piekfijn heerschap op straat)
Pieter Embrechts: “Dat is lang geleden, hé? Gij zijt niet veel veranderd!”
Julian: “Dank u, u ook niet. ‘Onderwoud’ is een prachtige plaat geworden, alleen al het artwork is een pareltje. Ik vermoed dat er veel van jouw eigen ideeën inzitten. Door de typografie lijkt het ook dat cd 1 ‘Onder’ heet, en cd 2 ‘Woud’. Is dat een bewuste keuze?”
Pieter: “Jaja, absoluut. Het is relatief organisch in twee delen uit elkaar gevallen. We hadden 22 songs opgenomen, en we hebben afgerond op 18. Wanneer je muziek maakt, ontdek je dat je in het leven een spons bent. Wat je écht lekker vindt, absorbeer je. Eenmaal die spons uitgeknepen is, krijg je een ‘samenvloeisel’. Mijn liefde voor electronica en beatjes – die ik ongetwijfeld in de jaren ’80 heb opgelopen – zit daar in, maar evengoed blues, rock en funk. Of heel kleine, verhalende dingen met akoestische gitaren, strijkers en piano’s. Je merkt aan mijn uitleg nu hoe eclectisch het allemaal is. Maar dat vind ik niet zo erg. Ik vind dat zelfs helemaal niét erg. Naar verkoop en duidelijkheid toe is dat niet het grootste cadeau.
Een artiest als Ben Harper – waar ik grote fan van ben – zie ik graag in de Ancienne Belgique. Een plek waar stilte en intimiteit mogelijk is. Wanneer hij alleen met een slide op zijn Birnbaum-gitaar iets speelt, dan is dat meer dan genoeg. Dat weinige vult heel de zaal. Wat hij daarmee doet, is meesterlijk en schoon. Maar daarmee kan hij niet afkomen op een festival. Daar heb je die intimiteit niet. Maar bij Ben Harper kan het volgende nummer ook ineens stomende Jimi Hendrix-achtige rock zijn. Ik snap dat. Als muzikant of songschrijver blijf je goesting hebben in veel verschillende zaken. Misschien dat andere groepen, pakweg Foo Fighters, dat slimmer zullen aanpakken. Die zullen zeggen: ‘een album rock, en een album akoestisch’.”
Julian: “Ze hebben dat ook eens gedaan, hé, met ‘In Your Honor’. Zeer goed album.”
Pieter: “Heel mooi, heel mooi. Dat is slim. Wanneer je die plaat opzet, weet je dat je voor een bepaalde sfeer kiest. Bij mij zijn het twee albums geworden. Op album 1 is het meer poppy, en is er meer electronica ingeslopen. Op album 2 zijn het zo mogelijk nog langere en meer verhalende songs die meer klinken als de band die ze speelt. Veel minder aan getweakt, veel minder synthjes, veel minder beatjes. Eenvoudiger, in een zekere zin. Die onderverdeling ‘Onder’ en ‘Woud’ wilden we aanvankelijk ook op de albums zelf zetten. Maar dat hoefde niet echt. Maar ik vond het wel mooi om dat zo op de zijkant van de hoes te zetten. Dan impliceer je het toch nog.”
Julian: “Geen idee of het mijn perverse geest is, maar ik zie ook een vrouwenlichaam op de achterkant van de hoes. Een letterlijk ‘onderwoud’.”
Pieter: “Jazeker! Qua vormgevers heb je enerzijds Jasper Léonard, een Antwerpse fotograaf die ik toevallig heb ontmoet tijdens een Fair Trade-samenwerking. En anderzijds Gerard Leysen van ‘Afreux’. Gerard was fan van Jasper zijn werk, en natuurlijk is het ‘sexpliciet’. Dat vond ik goed, dat heb ik graag. Er mag een bepaalde prikkeling inzitten. Er was nog een ander beeld van Jasper dat nog véél explicieter is. Maar dit heeft een zeker gelaagdheid, een poëzie van beelden door elkaar. De beelden zijn analoog, er is niets aan gefoefeld. Een woord dat overigens goed bij dit beeld past (grijnst). Toen we samenwerkten, was Gerard ook met het artwork van de nieuwe An Pierlé bezig. Het was duidelijk dat Anneke ook de achterkant van mijn album had gezien, want ik kreeg een Facebookbericht van haar: ‘Leuk, die foef op je plaat’. Hahaha! Een goede opener om Anneke nog eens terug tegen te komen.”
Julian: “Het lijkt me ook een heel dure plaat. Omdat artwork, verpakking, opname, sound, en productie zo tot in de puntjes verzorgd zijn.”
Pieter: “Het was zeker geen goedkope plaat. Ik ben het type mens dat zich ergens in kan vastbijten. In de eerste plaats moet er geloof zijn in een song. Je maakt een liedje, en soms kom je erachter dat het nooit mooier zal worden dan jij alleen achter je tafeltje met een iPhone of een Tascam. *Click*, record, 1 opname, 1 bron, géén 6 micro’s. Ik speel het hier, het is wat het is, en het gaat om het verhaal en de structuur van de song. Klaar. Soms kom je erachter dat iets niet beter wordt dan dat. Het liedje ‘Een vriend van mij’ is een klein verhaaltje over een vriend van mij die in een depressie was geraakt. Ik had dat thuis opgenomen, en ik was met Tom Pintens aan de slag gegaan. Hij stond mee in voor de productie, samen met Arne Van Petegem, die meer voor de electronica heeft gezorgd. Tom vond ook dat ik niet boven die demo kon gaan. Een gitaar, en een stem. ‘Misschien strijkers?’. En dan hebben we het toch eens met de band opgenomen, en dan krijg je zo’n echte ballad met drums en bassen. Maar dan werd het kitsch. Arne vond dat we het opnieuw moesten opnemen met piano en een stem. ‘Een schone live-take’. Dat is grappig, want dat is dan het advies van iemand die de electronica doet, maar die toch ook over zo’n zaken meer nadenkt.
Om maar te zeggen: ja, het is een dure plaat geworden. Ook omdat ik ben vertrokken vanuit mijn geloof in elke song. Maar omdat ik dan ook graag op zoek ga naar ‘welke versie van de song vind ik zelf oké?’ En dat is altijd tijdsgebonden. Dat gaat over een versie die ik op het moment van afwerken en een paar weken daarna nog steeds oké vind. Je hebt mijn eerste plaat ‘Maanzin’ meegenomen. Wel, daar staan ongetwijfeld songs op die ik na een maand al niet meer plaatwaardig vond. En toch moet je het loslaten. Het was ‘het moment’ …”
(Op dat moment wordt Pieter Embrechts hartelijk begroet door een piekfijn heerschap op straat)
Pieter: “Hallo, hallo! We zijn hier uw plaatje aan het bespreken! (tegen mij) Dat is de mixer.”
Julian: “What are the odds?” Pieter: “Hij woont hier een beetje verder in de straat. Staf Verbeeck. Al veel mee samen gewerkt. De man die vroeger de fantastische studio The Jet had.” Julian: “Ah, Jet Studio? Ja, zeer bekend. Fantastisch.” Pieter: “Grote meneer. Fantastische mixer. Geduldige mens, wat ook nodig is in mijn geval (grijnst).” Julian: “‘Onderwoud’ bevat een aantal echt lange, epische nummers. Je verbreekt je eigen record van ‘IJsbloemen’ …” Pieter: “Was ‘Clara en Jos’ niet langer?” Julian: “Oh, sorry, ja, dat was meer dan 9 minuten! Je hebt gelijk. Enfin, op CD 2 van ‘Onderwoud’ staan twee nummers van meer dan 7 minuten. Eigenlijk zijn dat echt lange nummers voor de troubadour die je bent. Dat zou ook kort en gebald kunnen. Maar jouw nummers vervelen niet, wat erg prettig is. Het lijkt me niet makkelijk om de grens tussen ‘te kort’ en ‘te lang’ te bewandelen.” |
Pieter: “Het heeft met geloof te maken. Je gelooft soms heel erg dat een idee of een verhaal de moeite is. En dan denk je ook dat het publiek of de luisteraar het zal ontdekken wanneer hij de tijd en de ruimte heeft. Veel mensen luisteren in de auto, maar bij voorkeur luisteren ze in een zaal. En ja, dan gelden er andere wetten dan wanneer je snel-snel op de radio tussen de hits moet staan. Ik vergelijk het vaak met klassieke muziek. Je gaat tijdens een Bach ouverture toch ook niet zeggen: ‘Sorry, jongens, de 3 minuten zijn voorbij. Afronden!!’ Why? Ik heb dat nooit goed begrepen. Ik heb natuurlijk ook stoute leermeesters. Iemand als Bob Dylan. Als het gaat over verhalen vertellen: he don’t care. Een prachtige akkoordenprogressie met een mooie melodie, en laat maar 11 strofes aanrukken! Ik apprecieer dat soort koppigheid dat, zoals gezegd, gedreven wordt door een bepaald geloof in het idee dat het verhaal het mag hebben. We weten natuurlijk ook wel dat je jezelf enigszins buiten spel zet om mee te spelen in het commerciële spel. Het nummer ‘Alle Dagen Komen Ooit’, wat een overpeinzing is over het feit dat in het leven alle dagen ooit gekomen zullen zijn, vond ik een mooi idee. Ik had een soort van denkoefening gemaakt bij wat voor veel mensen het te verwachten traject was. En, tja, ik kreeg het nummer niet korter. Hahaha! Er zijn nog véél versies die véél langer zijn.”
Julian: “Ik fileerde met een vriend vorige week nog het genie van Michael Jackson. Geen idee of je fan bent.”
Pieter: “Puur muzikaal vind ik dat fenomenaal. Fe-no-me-naal. Als het gaat over het tekstuele, vind ik dat verschrikkelijk. Prince, ook een van mijn helden, is net gestorven. Prince hield heel veel YouTube-filmpjes tegen, maar nu is die barrière weggevallen. Nu worden we overspoeld, want er komt vanalles vrij. Er is een heel schoon interviewke te zien. Michael Jackson had ooit aan Prince gevraagd om mee te spelen in de videoclip van ‘Bad’ …”
Julian: “Klopt. Michael wilde er een duet van maken.”
Julian: “Ik fileerde met een vriend vorige week nog het genie van Michael Jackson. Geen idee of je fan bent.”
Pieter: “Puur muzikaal vind ik dat fenomenaal. Fe-no-me-naal. Als het gaat over het tekstuele, vind ik dat verschrikkelijk. Prince, ook een van mijn helden, is net gestorven. Prince hield heel veel YouTube-filmpjes tegen, maar nu is die barrière weggevallen. Nu worden we overspoeld, want er komt vanalles vrij. Er is een heel schoon interviewke te zien. Michael Jackson had ooit aan Prince gevraagd om mee te spelen in de videoclip van ‘Bad’ …”
Julian: “Klopt. Michael wilde er een duet van maken.”
Pieter: “Tekst was bij Michael ondergeschikt aan klank en sfeer. ‘Your butt is mine’? Prince zei: ‘Dat was de eerste zin van het nummer. En dat moet een duet worden? Wie gaat dat dan naar wie zingen? Ik ga zéker niet ‘your butt is mine’ naar Michael zingen, en Michael gaat dat niet naar mij zingen. Dus daar stopte voor mij de samenwerking.’ En dan denk ik: ‘Tja, dat is wel het verschil tussen iemand die ook nog iets wilt doen met tekst, en iemand die gewoon in het muzikale blijft.’ Anderzijds legt dat ook heel veel bloot over hoe popmuziek door de grote massa gepercipieerd wordt. ‘Als het maar lekker is’ …”
Julian: “Weinig mensen die aandachtig naar lyrics luisteren.” Pieter: “Tuurlijk. Enfin, ‘weinig mensen’. ‘Elk muziekje zijn publiekje’ zou ik zeggen. Het is frappant, en het legt bloot dat sfeer, energie, muzikaliteit, en frasering zeker zo belangrijk zijn als een goede tekst. Ik weet dat ik mij, voor mijn eigen platen, vaak vergaloppeer in een te ernstig doorgaan op teksten maken. Anderzijds zal ik me een heel eind amuseren met ‘scoobydoobydooba’ wanneer ik losga in een jam.” Julian: “De discussie die ik had over Michael Jackson ging over het feit dat ik zijn latere werk - de platen ‘Dangerous’ en ‘HIStory’ – veel beter vind dan ‘Off The Wall’ of ‘Thriller’. Terwijl die vriend het nummer ‘Don’t Stop ‘Til You Get Enough’ nog steeds het hoogtepunt vindt. Ik poneerde dat het nummer op het einde gewoon repetitief werd. Maar hij vond dat het aantrekkelijke van Motown net in de herhaling en de groove zat.” Pieter: “Én, moet je onthouden, waarvoor dient het? Om te dansen!” Julian: “Mja, maar dan heb ik liever een nummer als ‘Alle Dagen Komt Ooit’, waar variatie en wisselingen inzitten. Maar dat is een mening als een ander. Het nummer ‘Dangerous’ van Michael Jackson heeft wél een goede tekst. Daarin zegt hij bijvoorbeeld: ‘I felt taken by lust’s strange inhumanity’. Dat is een mooi beeld. Random anekdote: ik heb jouw plaat ‘Onderwoud’ al twee keer gekocht. Ik ben mijn eerste exemplaar lompweg verloren in de bossen van Rotselaar. Of all places.” |
Pieter: “Haha! Dus ergens ligt er nu een ‘Onderwoud’ in het woud? Een ‘Onderonderwoud’?”
Julian: “Metawoud. Woudception. ‘Alles blijft stil’ is een prachtig duet. Ik weet dat op studioplaten vaak trucjes en foefjes worden gebruikt. Maar dit duet klinkt heel live. Is het dat ook?”
Pieter: “Dat is heel live opgenomen. Het liedje is al redelijk oud. Het was een opdracht van Radio 1. Een fijne vraag om een lied te schrijven, gebaseerd op een kunstwerk. Mijn oog is toen gevallen op ‘Spooning Couple’ van Ron Mueck. Vind ik een heel mooi werk, een hyperrealistisch beeld in een bizar formaat. Hij zal een baby maken, die op foto echt een pasgeboren kind lijkt. Maar in het echt blijkt dat dan een baby van 6 meter lang en 3 meter hoog. ‘Spooning Couple’ is een klein beeldje, en je ziet twee oudere mensen half ontkleed in een bed. Lepeltje-lepeltje, tegen elkaar, met hun ogen open. Ze weten het niet van elkaar. Er hangt iets heel triestigs over. Daar kunnen we vanalles in vermoeden, omdat we het verhaal erachter niet kennen. Ik vond dat een schoon beeld. Wie gitaar speelt, laat zich inspireren door wat hij-zij organisch speelt. Ik vond een mooie akkoordenprogressie, er kwam een melodie boven, en ik heb de twee ideeën samengelegd. Ik heb het een mogelijke invulling gegeven.
Pas de dag voor de opname – héél live, gewoon in ‘Studio Toots’ op de VRT – kwam de pianist Steven Cornillie met de bedenking: ‘Als dat man en vrouw is, moet dat dan geen duet worden?’ Ik zei: ‘Ja, dat is eigenlijk waar. Maar met wie?’ Steven vertelde me dat hij al eens graag met Amaryllis Uitterlinden speelde. Ik kende Amaryllis niet zo goed. Ik spreek over de periode voor haar verhaal met Ozark Henry. Ik heb haar gebeld, de demo doorgestuurd, ze zag dat zitten en de volgende dag zaten wij in de studio. Ik was op zoek naar iets heel kleins, en Amaryllis is natuurlijk een goddelijk stemmetje. Fijn om doen.”
Julian: “Het doet me plezier dat je Springsteen covert. Springsteen is mijn allergrootste muzikale held. Ik stond natuurlijk met geslepen messen klaar …”
Pieter: “Uiteraard.”
Julian: “Je hebt een enorm goede versie van ‘Dancing In The Dark’ opgenomen. Het is geen sinecure om het in het Nederlands te doen. Dan kan je nog meer door de mand vallen. Meer dan bij een Engelse cover, want Springsteen mompelt wel eens in zijn frasering. In het geweldige ‘Murder Incorporated’ klinkt het ‘Now the cops reported you as just another homicide’, wat ik jarenlang heb verstaan als ‘Now the cops were born and the Jews just know the homicide’.”
Pieter: “Haha! Ik verstond vroeger de helft van Jeff Buckleys teksten niet.”
Julian: “Het doet me veel plezier dat je Springsteen probeert te coveren. Je hebt er een hoop cojones voor nodig, maar jij komt ermee weg.”
Pieter: “Soms denk je in een vlaag: ‘Oh, dat zou nu leuk zijn’. Ik dacht dat ook met ‘Blackstar’, de laatste plaat van Bowie. ‘Amai, die wil ik wel eens coveren’. Gewoon voor het plezier vertalen. Bij ‘Dancing In The Dark’ had ik dat ook. De drive en de up-tempo feel van (begint te zingen zoals Springsteen) ‘I get up in the morning …’, en dan denk je ‘Oh, yeah, popmuziek’, maar dan ga je luisteren en dan blijkt er niets vrolijks aan.”
Julian: “Daar is Springsteen een meester in. Lyrical dissonance.”
Pieter: “Het is een beproefde methode. Maar ik dacht: ‘Wat als je dat omdraait, en blootlegt?’ Ik ben ook wel blij met mijn versie. Gewoon thuis in de living opgenomen. Een take. Boom. Oké. Zo wilde ik het houden. Ik heb het met Tom en Arne nog een beetje aangekleed, om het een soort van dynamischer verloop te geven dan met enkel gitaar en stem, maar: het is wel de basis. Meer of beter dan dit moest het ook niet worden. Mensen struikelen soms over het feit dat ‘dark’ bij mij ‘donker’ is geworden, ofte een lettergreep teveel. Dat was nochtans een heel bewuste keuze. Iedereen zei: ‘Maak er dan ‘Dansen In De Nacht’ van’. Maar dat is iets anders. De nacht is een ander idee dan ‘the dark’.”
Julian: “Inderdaad, het gaat over hoe je je voelt. ‘The dark’ kan in klaarlichte dag zijn.’
Pieter: ‘Voilà! Dat staat voor heel andere gevoelens of ideeën dan ‘de nacht’. ‘Dansen in de nacht’? Zo plat! Nee, dat wilde ik niet doen.”
Julian: “Heb je bewust gekozen voor ‘Dancing In The Dark’ omdat het een van de bekendste Springsteennummers is? Of is het ook echt een van jouw favoriete Springsteennummers?”
Pieter: “Het is zeker niet een van mijn favorieten. Ik volg graag een idee, en kijk waar ik daarmee beland. Hoe ver spring ik met dat idee?”
Julian: “Metawoud. Woudception. ‘Alles blijft stil’ is een prachtig duet. Ik weet dat op studioplaten vaak trucjes en foefjes worden gebruikt. Maar dit duet klinkt heel live. Is het dat ook?”
Pieter: “Dat is heel live opgenomen. Het liedje is al redelijk oud. Het was een opdracht van Radio 1. Een fijne vraag om een lied te schrijven, gebaseerd op een kunstwerk. Mijn oog is toen gevallen op ‘Spooning Couple’ van Ron Mueck. Vind ik een heel mooi werk, een hyperrealistisch beeld in een bizar formaat. Hij zal een baby maken, die op foto echt een pasgeboren kind lijkt. Maar in het echt blijkt dat dan een baby van 6 meter lang en 3 meter hoog. ‘Spooning Couple’ is een klein beeldje, en je ziet twee oudere mensen half ontkleed in een bed. Lepeltje-lepeltje, tegen elkaar, met hun ogen open. Ze weten het niet van elkaar. Er hangt iets heel triestigs over. Daar kunnen we vanalles in vermoeden, omdat we het verhaal erachter niet kennen. Ik vond dat een schoon beeld. Wie gitaar speelt, laat zich inspireren door wat hij-zij organisch speelt. Ik vond een mooie akkoordenprogressie, er kwam een melodie boven, en ik heb de twee ideeën samengelegd. Ik heb het een mogelijke invulling gegeven.
Pas de dag voor de opname – héél live, gewoon in ‘Studio Toots’ op de VRT – kwam de pianist Steven Cornillie met de bedenking: ‘Als dat man en vrouw is, moet dat dan geen duet worden?’ Ik zei: ‘Ja, dat is eigenlijk waar. Maar met wie?’ Steven vertelde me dat hij al eens graag met Amaryllis Uitterlinden speelde. Ik kende Amaryllis niet zo goed. Ik spreek over de periode voor haar verhaal met Ozark Henry. Ik heb haar gebeld, de demo doorgestuurd, ze zag dat zitten en de volgende dag zaten wij in de studio. Ik was op zoek naar iets heel kleins, en Amaryllis is natuurlijk een goddelijk stemmetje. Fijn om doen.”
Julian: “Het doet me plezier dat je Springsteen covert. Springsteen is mijn allergrootste muzikale held. Ik stond natuurlijk met geslepen messen klaar …”
Pieter: “Uiteraard.”
Julian: “Je hebt een enorm goede versie van ‘Dancing In The Dark’ opgenomen. Het is geen sinecure om het in het Nederlands te doen. Dan kan je nog meer door de mand vallen. Meer dan bij een Engelse cover, want Springsteen mompelt wel eens in zijn frasering. In het geweldige ‘Murder Incorporated’ klinkt het ‘Now the cops reported you as just another homicide’, wat ik jarenlang heb verstaan als ‘Now the cops were born and the Jews just know the homicide’.”
Pieter: “Haha! Ik verstond vroeger de helft van Jeff Buckleys teksten niet.”
Julian: “Het doet me veel plezier dat je Springsteen probeert te coveren. Je hebt er een hoop cojones voor nodig, maar jij komt ermee weg.”
Pieter: “Soms denk je in een vlaag: ‘Oh, dat zou nu leuk zijn’. Ik dacht dat ook met ‘Blackstar’, de laatste plaat van Bowie. ‘Amai, die wil ik wel eens coveren’. Gewoon voor het plezier vertalen. Bij ‘Dancing In The Dark’ had ik dat ook. De drive en de up-tempo feel van (begint te zingen zoals Springsteen) ‘I get up in the morning …’, en dan denk je ‘Oh, yeah, popmuziek’, maar dan ga je luisteren en dan blijkt er niets vrolijks aan.”
Julian: “Daar is Springsteen een meester in. Lyrical dissonance.”
Pieter: “Het is een beproefde methode. Maar ik dacht: ‘Wat als je dat omdraait, en blootlegt?’ Ik ben ook wel blij met mijn versie. Gewoon thuis in de living opgenomen. Een take. Boom. Oké. Zo wilde ik het houden. Ik heb het met Tom en Arne nog een beetje aangekleed, om het een soort van dynamischer verloop te geven dan met enkel gitaar en stem, maar: het is wel de basis. Meer of beter dan dit moest het ook niet worden. Mensen struikelen soms over het feit dat ‘dark’ bij mij ‘donker’ is geworden, ofte een lettergreep teveel. Dat was nochtans een heel bewuste keuze. Iedereen zei: ‘Maak er dan ‘Dansen In De Nacht’ van’. Maar dat is iets anders. De nacht is een ander idee dan ‘the dark’.”
Julian: “Inderdaad, het gaat over hoe je je voelt. ‘The dark’ kan in klaarlichte dag zijn.’
Pieter: ‘Voilà! Dat staat voor heel andere gevoelens of ideeën dan ‘de nacht’. ‘Dansen in de nacht’? Zo plat! Nee, dat wilde ik niet doen.”
Julian: “Heb je bewust gekozen voor ‘Dancing In The Dark’ omdat het een van de bekendste Springsteennummers is? Of is het ook echt een van jouw favoriete Springsteennummers?”
Pieter: “Het is zeker niet een van mijn favorieten. Ik volg graag een idee, en kijk waar ik daarmee beland. Hoe ver spring ik met dat idee?”
Julian: “Hoe ver springsteen ik met dat idee?”
Pieter: “Precies.” Julian: “Heb je een favoriet nummer, of is dat moeilijk te zeggen?” Pieter: “Ik had er vroeger enkele. Live ben ik altijd opnieuw aangedaan door ‘Thunder Road’. Als kind – enfin, als 16-jarige – werd ik erg geraakt door ‘Growin’ Up’. Zeker met zijn meesterlijk vertelde verhalen als intro, heel zachtjes. Waardoor uw song een denkkader krijgt. Heel de E-Street Band is daar meesterlijk in. Hoe maak je van een concert een …” Julian: “Hoogmis.” Pieter: “Ja, echt wel. Prachtig.” Julian: “Op de geweldige ‘Live In New York’-dvd zegt hij zelf: ‘We’re gonna throw a rock ’n roll exorcism, a rock ’n roll baptism, and a rock ’n roll bar mitzvah’. Na een concert voel ik me steevast een ander mens.” |
Pieter: “Ik had mijn broer, mijn lief, mijn petekind en mijn vader meegenomen naar TW Classic 2013. Mijn lief zei achteraf: ‘Amai, ik wil gewoon wonen in een concert van Bruce Springsteen’. Het is zo euforisch. Hij heeft zo’n schone, warme band met het publiek. En natuurlijk is die band gerodeerd na 25 jaar …”
Julian: “Bijna 45 jaar. Zijn bassist Garry Tallent is er van het begin bij.”
Pieter: “En Clarence Clemons!”
Julian: “Klopt. Als je zo lang samenspeelt …”
Pieter: “Waanzin.”
Julian: “Jouw album ‘Onderwoud’ is ook een beetje jouw ‘The River’, hé? Een ambitieus dubbelalbum.”
Pieter (twijfelt): “Eh, een beetje. Ambitieus in de zin dat ik me weinig heb aangetrokken. Een dubbelalbum werd me afgeraden. ‘Zijde gij zot? In deze tijden? Mensen kopen al geen platen meer!’ Dan zeggen ze snel: ‘Hou de helft bij, en breng het later uit’. Maar ik wilde het kwijt. Het is zoals een schilder met een atelier vol werken die maar de helft mag exposeren. Ik wilde het van tafel, zodat het ook in mijn hoofd voorbij is. Enfin, ‘voorbij’, ik ga nog met veel plezier dit materiaal spelen, maar ik wilde kunnen zeggen: ‘Ik heb hieraan gewerkt, now move on’. We speelden gisteren in Leuven en we hadden niets gerepeteerd. Ik had gezegd: ‘Mannen, bereid jullie voor’. Kortste soundcheck ever. Maar daar stond écht een concert. En dat is superplezant om dan te voelen: ‘Hey, wow’. Het was natuurlijk ook met the gang die het materiaal echt goed kent. Fijn, erg fijn.”
Julian: “Nog een laatste Springsteenvraag. In zijn geweldige nummer ‘Rosalita (Come Out Tonight)’ zingt hij over de vader van zijn liefje: ‘Tell him it’s his last chance/To get his daughter in a fine romance/Because the record company, Rosie, just gave me a big advance’ …”
Pieter: “Haha, keigoed.”
Julian: “Ik vroeg me af: heb jij als opgroeiende getalenteerde knaap ooit moeten afrekenen met vaders die vonden dat je maar een nietsnut was? En dat je ook moest zeggen: ‘Wacht maar, binnenkort ben ik de gevierde singer-songwriter van ‘Maanzin’ en ‘Onderwoud’?”
Pieter: “Haha! Ooit, lang geleden, was er een vader die te pas en te onpas zei: ‘Het is nu dat je het moet doen, hé!’ Ik vond dat ik op mijn eigen niveau goed bezig was. Dat was geen afkeuring, maar hij zei dat wel herhaaldelijk: ‘Je bent nu 25, nu ga je je fortuin moeten maken’. Maar op dat moment wilde ik dingen doen die ik graag wilde doen.”
Julian: “Heb je ooit de druk gevoeld van meer of beter te moeten doen?”
Pieter: “Nee, eigenlijk niet. Omdat ik weinig materialistisch ben. Ik heb dertien jaar geleden een huis gekocht. Stevig verbouwd, maar er moet nog aan verbouwd worden. We dachten dat deze zomer te doen. Dan laat je wat offertes maken, en dan zie je die prijzen binnenkomen. En dan denk je: ‘Ow, ja, dàt was ik vergeten’ …”
Julian: “‘Ik moet nog veel Onderwouden verkopen.’”
Pieter: “Waarschijnlijk wel! Maar dat vind ik niet zo erg. Ik heb graag een plekje in mijn huis waar ik muziek kan maken, waar indien nodig zelfs een band kan komen repeteren. Ik ga het mijn buren niet elke week aandoen, maar het is fijn dat er die tolerantie en ruimte is om aan zo’n zaken te werken. Die wetenschap is voor mij een grotere rijkdom dan overal een geblancheerde eiken vloer. Ik heb de drang dus minder. Ik ben doorgaans ook wel een gelukzak. Er komen mooie vragen. De lastigste klant ben ik vaak zelf. Ik stel mezelf jaarlijks een artistiek doel. ‘Daar wil ik dit jaar aan werken’. Wat er dan tussenkomt, zijn vragen van buitenaf. Vorig jaar had ik mezelf voorgenomen: ‘Ik maak die plaat’. Dit jaar neem ik mezelf iets anders voor, of een aantal dingen. Daartussen komen dan grappige vragen. Zoals vorig jaar ineens een Sinterklaasfilm met Stijn Coninx, ‘Ay Ramon!’.”
Julian: “Ineens een hoofdrol op een presenteerblaadje.”
Pieter: “Voilà, en dat is niet iets dat ik in hoge mate ambieer. Maar als het wordt voorgesteld, en het blijkt een leuke bende, dan neem ik dat er met plezier bij. En dat helpt ook wel in die wereld van verbouwingen, natuurlijk. Dus in die zin: lastigste klant ben ik zelf. Soms denk ik ook: ‘Waarom doe ik dat?’ Ik zou gerust kunnen ingaan op hele mooie vragen, en gewoon surfen op de golf van die vragen. ‘Zou jij de bariton in een nieuw oratorium willen zijn?’ Terwijl ik niet eens een klassiek geschoolde zanger ben! Dan denk ik: ‘Wat een gouden vraag, maar als ik het goed wil doen, heb ik daar een paar weken de tijd voor nodig. En niet ‘3 dagen’.’ Dus wijs ik dat af, met als reden dat ik een eigen artistiek ei te leggen heb. Ik ga het niet doen. Misschien stom, want ik zou me er ongetwijfeld mee amuseren. Maar toch verkies ik op dat moment om de wereld in te trekken, en te doen wat ik wil doen. Ik merk hoe langer hoe meer dat je moet beschermen wat je zelf wilt doen. Je hebt geen enkele garantie. Je weet niet of het goed zal zijn, of het ontvangen zal worden, of je een platform gaat krijgen om te mogen of kunnen spelen. You don’t know.”
Julian: “Je bent een van de meest integere artiesten van België. Zelfs al kwam je prominent in beeld, zoals met ‘W@=D@’ of ‘Man Over Woord’, het was steevast met een waardevolle, educatieve ondertoon. Nooit plat geldgewin of commercie. Dat is niet makkelijk. Je vertelde destijds ook het verhaal van het vette platencontract, dat in jouw ogen niet correct aanvoelde. Het siert je enorm, maar het kan niet altijd makkelijk zijn.”
Julian: “Bijna 45 jaar. Zijn bassist Garry Tallent is er van het begin bij.”
Pieter: “En Clarence Clemons!”
Julian: “Klopt. Als je zo lang samenspeelt …”
Pieter: “Waanzin.”
Julian: “Jouw album ‘Onderwoud’ is ook een beetje jouw ‘The River’, hé? Een ambitieus dubbelalbum.”
Pieter (twijfelt): “Eh, een beetje. Ambitieus in de zin dat ik me weinig heb aangetrokken. Een dubbelalbum werd me afgeraden. ‘Zijde gij zot? In deze tijden? Mensen kopen al geen platen meer!’ Dan zeggen ze snel: ‘Hou de helft bij, en breng het later uit’. Maar ik wilde het kwijt. Het is zoals een schilder met een atelier vol werken die maar de helft mag exposeren. Ik wilde het van tafel, zodat het ook in mijn hoofd voorbij is. Enfin, ‘voorbij’, ik ga nog met veel plezier dit materiaal spelen, maar ik wilde kunnen zeggen: ‘Ik heb hieraan gewerkt, now move on’. We speelden gisteren in Leuven en we hadden niets gerepeteerd. Ik had gezegd: ‘Mannen, bereid jullie voor’. Kortste soundcheck ever. Maar daar stond écht een concert. En dat is superplezant om dan te voelen: ‘Hey, wow’. Het was natuurlijk ook met the gang die het materiaal echt goed kent. Fijn, erg fijn.”
Julian: “Nog een laatste Springsteenvraag. In zijn geweldige nummer ‘Rosalita (Come Out Tonight)’ zingt hij over de vader van zijn liefje: ‘Tell him it’s his last chance/To get his daughter in a fine romance/Because the record company, Rosie, just gave me a big advance’ …”
Pieter: “Haha, keigoed.”
Julian: “Ik vroeg me af: heb jij als opgroeiende getalenteerde knaap ooit moeten afrekenen met vaders die vonden dat je maar een nietsnut was? En dat je ook moest zeggen: ‘Wacht maar, binnenkort ben ik de gevierde singer-songwriter van ‘Maanzin’ en ‘Onderwoud’?”
Pieter: “Haha! Ooit, lang geleden, was er een vader die te pas en te onpas zei: ‘Het is nu dat je het moet doen, hé!’ Ik vond dat ik op mijn eigen niveau goed bezig was. Dat was geen afkeuring, maar hij zei dat wel herhaaldelijk: ‘Je bent nu 25, nu ga je je fortuin moeten maken’. Maar op dat moment wilde ik dingen doen die ik graag wilde doen.”
Julian: “Heb je ooit de druk gevoeld van meer of beter te moeten doen?”
Pieter: “Nee, eigenlijk niet. Omdat ik weinig materialistisch ben. Ik heb dertien jaar geleden een huis gekocht. Stevig verbouwd, maar er moet nog aan verbouwd worden. We dachten dat deze zomer te doen. Dan laat je wat offertes maken, en dan zie je die prijzen binnenkomen. En dan denk je: ‘Ow, ja, dàt was ik vergeten’ …”
Julian: “‘Ik moet nog veel Onderwouden verkopen.’”
Pieter: “Waarschijnlijk wel! Maar dat vind ik niet zo erg. Ik heb graag een plekje in mijn huis waar ik muziek kan maken, waar indien nodig zelfs een band kan komen repeteren. Ik ga het mijn buren niet elke week aandoen, maar het is fijn dat er die tolerantie en ruimte is om aan zo’n zaken te werken. Die wetenschap is voor mij een grotere rijkdom dan overal een geblancheerde eiken vloer. Ik heb de drang dus minder. Ik ben doorgaans ook wel een gelukzak. Er komen mooie vragen. De lastigste klant ben ik vaak zelf. Ik stel mezelf jaarlijks een artistiek doel. ‘Daar wil ik dit jaar aan werken’. Wat er dan tussenkomt, zijn vragen van buitenaf. Vorig jaar had ik mezelf voorgenomen: ‘Ik maak die plaat’. Dit jaar neem ik mezelf iets anders voor, of een aantal dingen. Daartussen komen dan grappige vragen. Zoals vorig jaar ineens een Sinterklaasfilm met Stijn Coninx, ‘Ay Ramon!’.”
Julian: “Ineens een hoofdrol op een presenteerblaadje.”
Pieter: “Voilà, en dat is niet iets dat ik in hoge mate ambieer. Maar als het wordt voorgesteld, en het blijkt een leuke bende, dan neem ik dat er met plezier bij. En dat helpt ook wel in die wereld van verbouwingen, natuurlijk. Dus in die zin: lastigste klant ben ik zelf. Soms denk ik ook: ‘Waarom doe ik dat?’ Ik zou gerust kunnen ingaan op hele mooie vragen, en gewoon surfen op de golf van die vragen. ‘Zou jij de bariton in een nieuw oratorium willen zijn?’ Terwijl ik niet eens een klassiek geschoolde zanger ben! Dan denk ik: ‘Wat een gouden vraag, maar als ik het goed wil doen, heb ik daar een paar weken de tijd voor nodig. En niet ‘3 dagen’.’ Dus wijs ik dat af, met als reden dat ik een eigen artistiek ei te leggen heb. Ik ga het niet doen. Misschien stom, want ik zou me er ongetwijfeld mee amuseren. Maar toch verkies ik op dat moment om de wereld in te trekken, en te doen wat ik wil doen. Ik merk hoe langer hoe meer dat je moet beschermen wat je zelf wilt doen. Je hebt geen enkele garantie. Je weet niet of het goed zal zijn, of het ontvangen zal worden, of je een platform gaat krijgen om te mogen of kunnen spelen. You don’t know.”
Julian: “Je bent een van de meest integere artiesten van België. Zelfs al kwam je prominent in beeld, zoals met ‘W@=D@’ of ‘Man Over Woord’, het was steevast met een waardevolle, educatieve ondertoon. Nooit plat geldgewin of commercie. Dat is niet makkelijk. Je vertelde destijds ook het verhaal van het vette platencontract, dat in jouw ogen niet correct aanvoelde. Het siert je enorm, maar het kan niet altijd makkelijk zijn.”
Pieter: “Ik ben een soort van splinterbom. Ik sta het mezelf toe om op heel veel zaken ‘ja’ te zeggen. Nu het album uit is, en we mooie recensies krijgen, komt de vraag om een clubtournée langs grote zalen te maken. AB, Depot, etc. Dan denk ik ‘leuk, moet kunnen’. Maar ik weet ook dat het dan valt in een periode dat ik eigenlijk aan iets anders wil werken. Dat wringt dan al een beetje. En ja, dan denk ik: ‘Waarom wil ik dat andere doen? Moet ik niet gewoon eens voor deze band blijven schrijven en werken? Misschien gaat dat een veel grotere vrijheid en rijkdom creëren? Waarom begin ik al meteen aan het volgende project?’ Ik moet mezelf soms een halt toeroepen. Maar ik vrees dat ik dergelijk diertje ben. Elke vogel zingt zoals hij gebekt is. Daarom heet mijn eigen platenlabel ook ‘Roekoe Records’. Zo is het. Ik ben nu 40 voorbij. Het verhaal dat je daarnet aanhaalde, klopt. Ik ben op mijn 20 door BMG benaderd. Ze wilden me kopen voor twee albums, met de afspraak: ‘Jij gaat nu zingen wat wij zeggen dat je moet zingen’. Dat wilde ik toen niet doen.
Enkele weken geleden ben ik met een hele leuke bende gaan skiën. Zangers, muzikanten, etc. Silke, die toch vrij ver is geraakt in ‘The Voice Van Vlaanderen’, was mee als zangeres. Supertoffe madam. Prachtige stem. Een heel natuurlijke, goede zangeres. Ik vroeg haar of ze al een plaat had, waarop ze affirmatief antwoordde. Maar waarom heeft die dan zo weinig potten gebroken? Ik was verwonderd, want ik herinnerde mij dat ik haar op ‘The Voice’ zag en dacht: ‘Wat een toppertje, een toptalent’. Zij vertelde een gelijkaardig verhaal. Er was een geïnteresseerde firma, maar die wilden haar ook alles aanreiken. En ze stelden haar voor om dansles te nemen, zodat ze serieuze moves kon neerzetten. Zij zei: ‘Ik wil niet op een podium met mijn gat staan schudden’. Ergens denk ik dan: ‘Respect, cool’. Anderzijds kan je ook zeggen: ‘Yes, we do that, voor 2 à 3 jaar, en daarna ben je nog steeds jeugdig’. Ik geloof steeds minder dat je je echt kan verbranden. Au fond siert die keuze haar, maar haar talent is groter dan dat. In haar stem zit een soort Ella Fitzgerald. Een heel natuurlijke zangeres met een groot talent. Er zit veel in. Ik hoop dat ze – al dan niet dansend – nog heel wat potten gaat breken.” Julian: “Ik vertelde vorige week aan enkele collegae/vrienden dat ik Pieter Embrechts mocht interviewen. Onder vrouwen ervaar je dan meteen appelflauwtes, rinkelende eierstokken, etc. Jij bent een extreme stud in de ogen van iedereen. Een zeer mooie man. Heb je dat ooit als een nadeel ervaren? Dat je niet serieus wordt genomen, een verschijnsel waarvan genregenoten als Dylan en Waits minder last van hebben?” |
Pieter: “Rare vraag, maar, eh, ik zie mezelf zo niet. Ooit las ik een interview met Koen De Bouw, waarin ik bepaalde aspecten herkende. Koen De Bouw heeft heel lang geweigerd om ‘the boy beauty’ in films, reeksen en theatervoorstellingen te spelen. Hij wilde iets anders laten zien. Hij zei dat hij op een bepaald moment had ontdekt dat het een stomme houding was, want er is een deel van jezelf dat je niet ziet, maar dat je van nature bent. Je moet niet verloochenen wat je hebt, je moet ermee spelen, je moet het gebruiken. Sindsdien nam hij dat soort rollen met twee handen aan. In mijn geval, goh. Voor theater heb ik soms dat soort rollen op mij genomen, maar voor film veel minder. In muziek, bwa, is dat heel relatief.”
Julian: “Ik denk dan aan de grijze zone tussen een boysband en een rockband. Mijn favoriete popgroep a-ha heeft écht talent, maar in de jaren ’80 waren ze posterboys. Joepiemateriaal. Zanger Morten Harket zei ook: ‘Niemand wilde me horen zingen, ik moest enkel mooi zijn’. Dat is frustrerend.”
Pieter: “Ik vrees dat ik u moet ontgoochelen. Zo erg is het bij mij helemaal niet (lacht). Jammer, maar helaas. Mocht het dan al meespelen, dan is het enkel een cadeau. Jim Morrison speelde het studgehalte flink uit. Maar bovenal was hij een fantastische dichter-zanger-performer. Dus het is een optelsom, denk ik dan. Maar nogmaals, ik zie mezelf zo niet.”
Julian: “Gelukkig. Stel je voor dat jij des ochtends in de spiegel keek en dacht: ‘Wat zie ik er vandaag weer als een stud uit! Even de vrouwenharten breken!’.”
Pieter: “Haha, ja, hopla.”
Julian: “Vrijdag sprak ik met Céline, een casting director. Ze vertelde me dat ze niet echt vertrouwd was met jouw muziek. Ik wilde haar gaarne ‘Maria’ doorsturen, want Céline is toevallig ook bakkersdochter. Helaas staat dat niet op YouTube, en ik ging als Mr. Legal uiteraard geen illegale tracks doorsturen. Ik heb dan ‘IJsbloemen’ doorgestuurd, dat wél op YouTube staat. Misschien wel jouw mooiste, meest ontroerende, meest waarachtige. Ik citeer even haar reactie: ‘Keimooi … Pieter heeft er ne fan bij, op muzikaal vlak dan, want voor de rest was ik al fan’. Wat andermaal jouw studgehalte bewijst. Ook ‘Onderweg’ en ‘Shaken in de Living’ vond ze fantastisch. Mission accomplished, dus. Ik verspreid gaarne the gospel of Embrechts.”
Pieter: “Haha, dank u!”
Julian: “‘Maanzin’ is het beste Nederlandstalige debuutalbum aller tijden. Dertien van de veertien nummers zijn meesterwerken.”
Pieter: “Hopla.”
Julian: “En toch lijkt het uit de losse pols opgenomen. Heel achteloos. Of is dat maar schijn?”
Pieter: “Nee, dat is ook zo. Songschrijven gaat heel snel. Ik ben heel traag in uitwerken. Ik vind au fond niets zaligers dan tijd spenderen met een gitaartje, en wat zingen. We zien wel waar we uitkomen. In de reeks ‘Onderweg’ zijn er nog blues-oriented ballads die de voorbije weken zijn ontstaan. Ze (be)staan enkel op mijn telefoon, ze zijn zelfs nog niet opgenomen. Er zijn zelfs geen demo’s met bassen of drums. En zo gaat het soms heel snel. Ik ben een muzikale leek, ik lees amper noten. Ik heb alle ideeën van blazers in mijn hoofd, maar ik moet er dan iemand bijhalen om dat in een partituur te gieten. Wat eigenlijk heel onnozel is.”
Julian: “Kan je iets van noten lezen?”
Pieter: “Ik kan akkoorden lezen, en ik zal een riedeltje kunnen noteren via een MIDI-file. Maar verder? Enfin, ik vind het ook niet zo heel erg.”
Julian: “Zou ‘Maanzin’ ooit op vinyl kunnen verschijnen?”
Pieter: “Ja! Eigenlijk wel. Dan moet ik dat gewoon opnieuw uitbrengen. Volgende week komt ‘Onderwoud’ uit op vinyl, met andere versies. Vinyl is kort, hé.”
Julian: “Twintig minuten per kant.”
Pieter: “En eigenlijk nog minder, als je niet wilt beknibbelen. Tijdens de mastering bleek dat de drukke of rijk-gearrangeerde songs op de buitenkant moesten. ‘Buitenkant?’ vroeg ik. Ik had er nog nooit bij stilgestaan dat een plaat een buiten- en een binnenkant heeft. Het bleek logisch. De buitenkant bevat veel meer informatie. Uw naald blijft staan, maar de cirkel gaat helemaal rond. De groef bevat veel meer informatie. Veel meer gedefinieerd midden, en veel meer laag. De binnenkant is een klein groefke. Daarom doen veel van de groten der aarde als laatste song iets akoestisch, met enkel stem en gitaar. De ingrediënten zijn daar minder.”
Julian: “Springsteens fantastische ‘Born To Run’-album begint met ‘Thunder Road’ en eindigt met ‘Backstreets’ op kant A. Kant B begint met ‘Born To Run’ en eindigt met ‘Jungleland’.”
Pieter: “Dus Springsteen doet al niét mee met de theorie, haha!”
Julian: “Het zou inderdaad logischer zijn dat hij eindigt met ‘Meeting Across The River’.”
Pieter: “Wat ook kan, is dat Springsteen alle frequenties wilde openhouden.”
Julian: “Natuurlijk is ‘Born To Run’ een heel bewust opgenomen plaat. Acht nummers, vier per kant. Hoop en verval. Telkens een hoopvol nummer aan het begin - ‘Thunder Road’, met de frase ‘It’s a town full of losers, but I’m pulling out here to win’, en ‘Born To Run’, over ontsnappen uit New Jersey – en een donker, dramatisch nummer op het einde – ‘Backstreets’ en ‘Jungleland’. Pieken en dalen.
Enfin, een vinyl van ‘Maanzin’ zou tof zijn.”
Pieter: “Misschien kunnen we dat wel doen, hoor. Voor de die hard fans!”
Julian: “Kris Wauters vertelde ooit dat zelfs hij – vermoedelijk geen arme luis – moet smeken bij Warner om een vinylversie te krijgen, omdat het prijzig is. En dan denk ik steevast: werk met voorinschrijvingen. Laat fans een voorschot betalen. En pers enkel waar vraag naar is. Toch?”
Pieter: “Ja, dat is waar. Een heel goed idee.”
Julian: “Ander voorbeeld: De Jeugd Van Tegenwoordig.”
Julian: “Ik denk dan aan de grijze zone tussen een boysband en een rockband. Mijn favoriete popgroep a-ha heeft écht talent, maar in de jaren ’80 waren ze posterboys. Joepiemateriaal. Zanger Morten Harket zei ook: ‘Niemand wilde me horen zingen, ik moest enkel mooi zijn’. Dat is frustrerend.”
Pieter: “Ik vrees dat ik u moet ontgoochelen. Zo erg is het bij mij helemaal niet (lacht). Jammer, maar helaas. Mocht het dan al meespelen, dan is het enkel een cadeau. Jim Morrison speelde het studgehalte flink uit. Maar bovenal was hij een fantastische dichter-zanger-performer. Dus het is een optelsom, denk ik dan. Maar nogmaals, ik zie mezelf zo niet.”
Julian: “Gelukkig. Stel je voor dat jij des ochtends in de spiegel keek en dacht: ‘Wat zie ik er vandaag weer als een stud uit! Even de vrouwenharten breken!’.”
Pieter: “Haha, ja, hopla.”
Julian: “Vrijdag sprak ik met Céline, een casting director. Ze vertelde me dat ze niet echt vertrouwd was met jouw muziek. Ik wilde haar gaarne ‘Maria’ doorsturen, want Céline is toevallig ook bakkersdochter. Helaas staat dat niet op YouTube, en ik ging als Mr. Legal uiteraard geen illegale tracks doorsturen. Ik heb dan ‘IJsbloemen’ doorgestuurd, dat wél op YouTube staat. Misschien wel jouw mooiste, meest ontroerende, meest waarachtige. Ik citeer even haar reactie: ‘Keimooi … Pieter heeft er ne fan bij, op muzikaal vlak dan, want voor de rest was ik al fan’. Wat andermaal jouw studgehalte bewijst. Ook ‘Onderweg’ en ‘Shaken in de Living’ vond ze fantastisch. Mission accomplished, dus. Ik verspreid gaarne the gospel of Embrechts.”
Pieter: “Haha, dank u!”
Julian: “‘Maanzin’ is het beste Nederlandstalige debuutalbum aller tijden. Dertien van de veertien nummers zijn meesterwerken.”
Pieter: “Hopla.”
Julian: “En toch lijkt het uit de losse pols opgenomen. Heel achteloos. Of is dat maar schijn?”
Pieter: “Nee, dat is ook zo. Songschrijven gaat heel snel. Ik ben heel traag in uitwerken. Ik vind au fond niets zaligers dan tijd spenderen met een gitaartje, en wat zingen. We zien wel waar we uitkomen. In de reeks ‘Onderweg’ zijn er nog blues-oriented ballads die de voorbije weken zijn ontstaan. Ze (be)staan enkel op mijn telefoon, ze zijn zelfs nog niet opgenomen. Er zijn zelfs geen demo’s met bassen of drums. En zo gaat het soms heel snel. Ik ben een muzikale leek, ik lees amper noten. Ik heb alle ideeën van blazers in mijn hoofd, maar ik moet er dan iemand bijhalen om dat in een partituur te gieten. Wat eigenlijk heel onnozel is.”
Julian: “Kan je iets van noten lezen?”
Pieter: “Ik kan akkoorden lezen, en ik zal een riedeltje kunnen noteren via een MIDI-file. Maar verder? Enfin, ik vind het ook niet zo heel erg.”
Julian: “Zou ‘Maanzin’ ooit op vinyl kunnen verschijnen?”
Pieter: “Ja! Eigenlijk wel. Dan moet ik dat gewoon opnieuw uitbrengen. Volgende week komt ‘Onderwoud’ uit op vinyl, met andere versies. Vinyl is kort, hé.”
Julian: “Twintig minuten per kant.”
Pieter: “En eigenlijk nog minder, als je niet wilt beknibbelen. Tijdens de mastering bleek dat de drukke of rijk-gearrangeerde songs op de buitenkant moesten. ‘Buitenkant?’ vroeg ik. Ik had er nog nooit bij stilgestaan dat een plaat een buiten- en een binnenkant heeft. Het bleek logisch. De buitenkant bevat veel meer informatie. Uw naald blijft staan, maar de cirkel gaat helemaal rond. De groef bevat veel meer informatie. Veel meer gedefinieerd midden, en veel meer laag. De binnenkant is een klein groefke. Daarom doen veel van de groten der aarde als laatste song iets akoestisch, met enkel stem en gitaar. De ingrediënten zijn daar minder.”
Julian: “Springsteens fantastische ‘Born To Run’-album begint met ‘Thunder Road’ en eindigt met ‘Backstreets’ op kant A. Kant B begint met ‘Born To Run’ en eindigt met ‘Jungleland’.”
Pieter: “Dus Springsteen doet al niét mee met de theorie, haha!”
Julian: “Het zou inderdaad logischer zijn dat hij eindigt met ‘Meeting Across The River’.”
Pieter: “Wat ook kan, is dat Springsteen alle frequenties wilde openhouden.”
Julian: “Natuurlijk is ‘Born To Run’ een heel bewust opgenomen plaat. Acht nummers, vier per kant. Hoop en verval. Telkens een hoopvol nummer aan het begin - ‘Thunder Road’, met de frase ‘It’s a town full of losers, but I’m pulling out here to win’, en ‘Born To Run’, over ontsnappen uit New Jersey – en een donker, dramatisch nummer op het einde – ‘Backstreets’ en ‘Jungleland’. Pieken en dalen.
Enfin, een vinyl van ‘Maanzin’ zou tof zijn.”
Pieter: “Misschien kunnen we dat wel doen, hoor. Voor de die hard fans!”
Julian: “Kris Wauters vertelde ooit dat zelfs hij – vermoedelijk geen arme luis – moet smeken bij Warner om een vinylversie te krijgen, omdat het prijzig is. En dan denk ik steevast: werk met voorinschrijvingen. Laat fans een voorschot betalen. En pers enkel waar vraag naar is. Toch?”
Pieter: “Ja, dat is waar. Een heel goed idee.”
Julian: “Ander voorbeeld: De Jeugd Van Tegenwoordig.”
Pieter: “Ben ik grote fan van. Zalig.”
Julian: “Hun debuutalbum ‘Parels Voor De Zwijnen’ was vorig jaar 10 jaar oud. Speciaal voor die verjaardag was er een beperkte vinylheruitgave op 500 exemplaren, enkel voor Fnac. Het is mogelijk.” Pieter: “Nee? Super! Keigoed gezien. Ik ga het eens voorleggen.” Julian: “Ik koop alvast 1 van die 500.” Pieter: “De max. Ja, De Jeugd, jonge. Zo goed. Alles. Alle nummers.” Julian: “Toen ‘Watskeburt?!’, hun eerste single verscheen, noemden ze zichzelf een one hit wonder. Heel grappig. Er was een heel hilarische Nederlandse krantenrecensie van hun eerste plaat, die stelde dat het ‘per ongeluk een meesterlijke plaat geworden was’.” Pieter: “Hahahaha! Het is die Bas Bron, hé. Alles aan die man is zalig.” Julian: “Heb je er al mee samengewerkt?” Pieter: “Ik heb De Jeugd ooit geïnterviewd, in Amsterdam.” Julian: “Ongeleide projectielen, nietwaar?” Pieter: “Dat viel enorm goed mee. Leuke, leuke vogels. Heel tof, heel fris. Bas Bron, ongelofelijk. (klopt op tafel) De Prince van de Lage Landen. Komaan, jong. Hoe lekker die beatjes zitten. Wat hij uit zijn synthjes haalt. Op ‘Onderwoud’ ben ik relatief ver weg gebleven van planeet humor. Dat is een keuze geweest. Terwijl die planeet bestaat. Misschien op een volgend album weer. Het is een fase, en ik bundel fases. De link qua kleur en inhoud is belangrijk. Op dat moment doe ik toch mijn best om er een geheel van te maken, hoe eclectisch het soms ook blijft. Het heeft ook te maken met wat je op dat moment van houdt. Toen ik de liedjes op ‘Onderwoud’ schreef, was ik gepassioneerd door bands als The National of The War On Drugs. Dat soort bands, kleur, sfeer, textuur. Een vertelling die ruimte laat voor invulling. Niet Toon Hermans. Vorige week was het Nekkanacht, en ter voorbereiding heb ik nog eens het integrale werk op DVD bekeken. Potverdekke, zeg. En dan denk je ook: ‘Maak het maar terug allemaal veel eenvoudiger, hoor!’ Rechttoe-rechtaan, leuk verhaaltje. Is ook niet slecht. Het zijn curves. Er is ook een planeet harde gitaren.” |
Julian: “De laatste van K’s Choice was een heel goede gitaarplaat.”
Pieter: “Een echte rockplaat. Lekker, lekker. Daar heb ik ook nog eens goesting in, en dat kan zelfs in het Nederlands. Ik heb wat van dat soort songs liggen. Er staan nu wat zomerconcerten gepland en dan denk ik ook: ‘Hombre, time to work out those demo songs die er liggen te liggen’.”
Julian: “The Embrechts Vault.”
Pieter: “Gewoon, wat teksten schrijven en go! Niet te moeilijk doen.”
Julian: “Ik weet niet of de naam 'Laura Van Alphen' jou nog iets zegt. Dat is de directrice van de blindenschool in Antwerpen. Ik citeer haar even: 'Het anti-fanfoto-concept: de gewoonte om met je idool op de foto te gaan is een verouderd en onorigineel gebruik. Daarom bedacht ik samen met Pieter Embrechts de 'anti-fanfoto'. Hierbij zijn de b.v's (of internationale sterren) mijn fan en aanbidden ze mij, terwijl ik de ontoegankelijke celebrity uithang. De rollen omgedraaid dus! Bij dit sociaal-antropologisch-maatschappelijk project kon ik aanvoelen hoe zwaar het leven van een ster in feite is.' Allemaal dankzij jou, dus! Herinner je je dat nog?”
Pieter: “Haha (bekijkt de foto’s). Och gij. Is dat op de Bollekesfeesten? Jaja, nu herinner ik het mij. Absoluut. Goeike.”
Julian: “Het is al uitgegroeid tot een hele reeks van 30+ foto’s. Het verst dat ze geraakt is, is met Sue Hodge (Mimi van ‘‘Allo ‘Allo’). Verder Belgen als Alex Agnew, de betreurde Luc De Vos, etcetera. Jij was dus het startschot van een sociaal-antropologisch-maatschappelijk project.”
Pieter: “Schitterend! Mooi concept! Super!”
Julian: “Ik heb je een aantal keren live mogen zien in de periode 2002-2003. Je had toen hilarische bindteksten. Zo citeerde je bijvoorbeeld een Marokkaanse man die je had verteld dat hij ‘Een aparte douche, een aparte badkamer, een apart toilet, allez, echt zo’n appartement’ had. Tijdens het examennummer ‘Den Blok’ deed je alsof je in wanhoop sms’te naar een medestudent voor notities, met de frase: ‘Please, Wesley, be home!’. Of je parafraseerde jouw grootouders aan zee met ‘Er is hier geen kat. (pauze) Ocharme dat beest!’. Great stuff. Doe je dat nu nog steeds? Grappige bindteksten?”
Pieter: “Jazeker. Gisteren nog. Absoluut. Niet altijd. Dit album vraagt er minder om. Een hele tijd terug had ik, tijdens een concert, voorgenomen om nummer na nummer te spelen. Geen bindteksten.”
Julian: “Zoals The Kids, die tussen elk nummer gewoon ‘1-2-3-4’ roepen.”
Pieter: “Ik voelde me niet mezelf. Ik moet een soort van contact voelen, maar je kan dat niet bestellen. Om het met Toon Hermans te zeggen: je weet dat de mensen gaan lachen als je dit of dat zegt. Er ontstaat een heerlijke vibe, een gekte in de lucht. Ik zoek het niet per definitie, maar het is wel een deel van mezelf. Ik voel dus dat het soms ontstaat. Heel vaak, als je het gewoon laat gebeuren. Gisteren riep een gast altijd hetzelfde tussen elk nummer, het werd een running joke.
Je kan alles tot in de puntjes voorbereiden. Hoe groter de venue is, hoe meer je dat moet doen. Die ‘Toon Hermans Nekka Nachten’ in de Lotto Arena. Drie concerten, telkens 5000 man. Dan kan je maar beter even nadenken. Maar ongedwongen zit er veel minder druk op. Ik heb tijdens de Nekka ook letterlijke grapjes van Hermans zelf op het publiek losgelaten. Bepaalde hele stomme doch grappige quotes had ik meegesmokkeld. Wat ik een grappige vond, was: ‘Dames en heren, het volgende lied dat wij u brengen (…) U mag dus rustig blijven zitten, want het lied wordt gebracht.’ Vind ik nen hele goeie! Als je dat zegt als Pieter Embrechts, denkt niet meteen iedereen aan een quote van Toon Hermans. En toch trek je zo zijn spirit in het concert.”
Julian: “In de eenvoud herken je de meester. Wim Sonneveld zei ooit: ‘We speelden op een avond, ik weet het nog heel goed, in een klein dorpje in de buurt van Amsterdam. Een dorpje waarvan ik de naam natuurlijk niet kan noemen. Omdat het Amstelveen was.’ Zo eenvoudig, zo hilarisch.”
Pieter: “Haha. Natuurlijk is dat uitgeschreven, of ooit geïmproviseerd, en dan blijven hangen. Maar dat is met Toon Hermans niet anders. Tot op late leeftijd. Zijn manager vertelde me ooit dat Toon absoluut een micro met een draad wou, zodat hij wat kon hangen op een stoel. Zowat doen alsof je het uitvindt. ‘Ja, voor me verjaardag, ik kreeg helemaal niks. Ik kreeg een hand. Zat niet eens wat in. Was niet eens een taart. Ja, der was wel een taart. Maar het was me tante.’ Dat soort onnozele dingen. Weten dat het moet kabbelen. Spelen met woorden. Heel eenvoudige omkeringen. Supergoed. Keiplezant.”
Julian: “‘Ze had een paar dingen, die heb ik nog nooit bij Pieterman knecht gezien’.”
Pieter: “Haha, ‘Ja, ik moet ‘em niet hebben, die hele Snieklaas.’ Of ‘Nee, hoe oud is die nu, een paar honderd jaar? En dan laat ie zich aanspreken met ‘kapoentje’. Ken jij iemand die hoogbejaard is en wil aangesproken worden met ‘kapoentje’? Kom nou! Ik moet ‘em niet hebben, die hele Snieklaas.’ Haha!”
Julian: “‘Met zijn schimmel’.”
Pieter: “Haha!”
Julian: “Waarom heb je jouw allergrappigste nummer ‘Den Blok’ nooit opgenomen?”
Pieter: “Ik heb heel vaak het gevoel dat iets dat ik speciaal voor een gelegenheid maak, ook voor die gelegenheid moet blijven. ‘Den Blok’ was geschreven voor studenten in Leuven. Het was voor mij zo snel en zo luchtig.”
Julian: “Het is grandioos. Misschien kan je het ooit als free download schenken?”
Pieter: “Een echte rockplaat. Lekker, lekker. Daar heb ik ook nog eens goesting in, en dat kan zelfs in het Nederlands. Ik heb wat van dat soort songs liggen. Er staan nu wat zomerconcerten gepland en dan denk ik ook: ‘Hombre, time to work out those demo songs die er liggen te liggen’.”
Julian: “The Embrechts Vault.”
Pieter: “Gewoon, wat teksten schrijven en go! Niet te moeilijk doen.”
Julian: “Ik weet niet of de naam 'Laura Van Alphen' jou nog iets zegt. Dat is de directrice van de blindenschool in Antwerpen. Ik citeer haar even: 'Het anti-fanfoto-concept: de gewoonte om met je idool op de foto te gaan is een verouderd en onorigineel gebruik. Daarom bedacht ik samen met Pieter Embrechts de 'anti-fanfoto'. Hierbij zijn de b.v's (of internationale sterren) mijn fan en aanbidden ze mij, terwijl ik de ontoegankelijke celebrity uithang. De rollen omgedraaid dus! Bij dit sociaal-antropologisch-maatschappelijk project kon ik aanvoelen hoe zwaar het leven van een ster in feite is.' Allemaal dankzij jou, dus! Herinner je je dat nog?”
Pieter: “Haha (bekijkt de foto’s). Och gij. Is dat op de Bollekesfeesten? Jaja, nu herinner ik het mij. Absoluut. Goeike.”
Julian: “Het is al uitgegroeid tot een hele reeks van 30+ foto’s. Het verst dat ze geraakt is, is met Sue Hodge (Mimi van ‘‘Allo ‘Allo’). Verder Belgen als Alex Agnew, de betreurde Luc De Vos, etcetera. Jij was dus het startschot van een sociaal-antropologisch-maatschappelijk project.”
Pieter: “Schitterend! Mooi concept! Super!”
Julian: “Ik heb je een aantal keren live mogen zien in de periode 2002-2003. Je had toen hilarische bindteksten. Zo citeerde je bijvoorbeeld een Marokkaanse man die je had verteld dat hij ‘Een aparte douche, een aparte badkamer, een apart toilet, allez, echt zo’n appartement’ had. Tijdens het examennummer ‘Den Blok’ deed je alsof je in wanhoop sms’te naar een medestudent voor notities, met de frase: ‘Please, Wesley, be home!’. Of je parafraseerde jouw grootouders aan zee met ‘Er is hier geen kat. (pauze) Ocharme dat beest!’. Great stuff. Doe je dat nu nog steeds? Grappige bindteksten?”
Pieter: “Jazeker. Gisteren nog. Absoluut. Niet altijd. Dit album vraagt er minder om. Een hele tijd terug had ik, tijdens een concert, voorgenomen om nummer na nummer te spelen. Geen bindteksten.”
Julian: “Zoals The Kids, die tussen elk nummer gewoon ‘1-2-3-4’ roepen.”
Pieter: “Ik voelde me niet mezelf. Ik moet een soort van contact voelen, maar je kan dat niet bestellen. Om het met Toon Hermans te zeggen: je weet dat de mensen gaan lachen als je dit of dat zegt. Er ontstaat een heerlijke vibe, een gekte in de lucht. Ik zoek het niet per definitie, maar het is wel een deel van mezelf. Ik voel dus dat het soms ontstaat. Heel vaak, als je het gewoon laat gebeuren. Gisteren riep een gast altijd hetzelfde tussen elk nummer, het werd een running joke.
Je kan alles tot in de puntjes voorbereiden. Hoe groter de venue is, hoe meer je dat moet doen. Die ‘Toon Hermans Nekka Nachten’ in de Lotto Arena. Drie concerten, telkens 5000 man. Dan kan je maar beter even nadenken. Maar ongedwongen zit er veel minder druk op. Ik heb tijdens de Nekka ook letterlijke grapjes van Hermans zelf op het publiek losgelaten. Bepaalde hele stomme doch grappige quotes had ik meegesmokkeld. Wat ik een grappige vond, was: ‘Dames en heren, het volgende lied dat wij u brengen (…) U mag dus rustig blijven zitten, want het lied wordt gebracht.’ Vind ik nen hele goeie! Als je dat zegt als Pieter Embrechts, denkt niet meteen iedereen aan een quote van Toon Hermans. En toch trek je zo zijn spirit in het concert.”
Julian: “In de eenvoud herken je de meester. Wim Sonneveld zei ooit: ‘We speelden op een avond, ik weet het nog heel goed, in een klein dorpje in de buurt van Amsterdam. Een dorpje waarvan ik de naam natuurlijk niet kan noemen. Omdat het Amstelveen was.’ Zo eenvoudig, zo hilarisch.”
Pieter: “Haha. Natuurlijk is dat uitgeschreven, of ooit geïmproviseerd, en dan blijven hangen. Maar dat is met Toon Hermans niet anders. Tot op late leeftijd. Zijn manager vertelde me ooit dat Toon absoluut een micro met een draad wou, zodat hij wat kon hangen op een stoel. Zowat doen alsof je het uitvindt. ‘Ja, voor me verjaardag, ik kreeg helemaal niks. Ik kreeg een hand. Zat niet eens wat in. Was niet eens een taart. Ja, der was wel een taart. Maar het was me tante.’ Dat soort onnozele dingen. Weten dat het moet kabbelen. Spelen met woorden. Heel eenvoudige omkeringen. Supergoed. Keiplezant.”
Julian: “‘Ze had een paar dingen, die heb ik nog nooit bij Pieterman knecht gezien’.”
Pieter: “Haha, ‘Ja, ik moet ‘em niet hebben, die hele Snieklaas.’ Of ‘Nee, hoe oud is die nu, een paar honderd jaar? En dan laat ie zich aanspreken met ‘kapoentje’. Ken jij iemand die hoogbejaard is en wil aangesproken worden met ‘kapoentje’? Kom nou! Ik moet ‘em niet hebben, die hele Snieklaas.’ Haha!”
Julian: “‘Met zijn schimmel’.”
Pieter: “Haha!”
Julian: “Waarom heb je jouw allergrappigste nummer ‘Den Blok’ nooit opgenomen?”
Pieter: “Ik heb heel vaak het gevoel dat iets dat ik speciaal voor een gelegenheid maak, ook voor die gelegenheid moet blijven. ‘Den Blok’ was geschreven voor studenten in Leuven. Het was voor mij zo snel en zo luchtig.”
Julian: “Het is grandioos. Misschien kan je het ooit als free download schenken?”
Pieter: “Ik heb de demo nog liggen. Die klinkt trouwens keigoed, al zeg ik het zelf. Superdemo.”
Julian: “Ik heb het je weten brengen in den Bourla. Toen bracht je het geweldig, wild stampend.” Pieter: “Jaja, terwijl ik de riff beter vind dan de tekst. Het is een grappige tekst, maar naar mezelf toe denk ik dan: ‘Het is maar dat, dat moet ik niet opnemen’. Op de recente plaat is het liedje ‘Hier in Borgerhout’ ook zoiets.” Julian: “Zo schoon.” Pieter: “Ik had dat uit mezelf nooit opgenomen. De Johan Petit heeft me gepusht, ‘Pieter, neem dat nu eens gewoon op!’. Dat soort gêne laat ik maar moeilijk los. Ik kan iets heel goed, gepast en juist vinden voor een livepubliek op dat specifieke moment. Het moet kloppen. Maar dan ben ik niet geneigd om het ook nog eens op te nemen. Nu kom ik erachter dat het perfect kan. Misschien is de conclusie: ‘Minder gêne, meer opnemen’.” Julian: “A little less conversation, a little more action. Zonder stroop aan jouw baard te willen kleven: ‘Hier in Borgerhout’ is een prachtig nummer. Ook al omdat het zo episch lang is. Ik heb het drie keer beluisterd op weg naar dit interview.” Pieter: “Allez, gij!” Julian: “Ik wilde het idee hebben dat het 20 minuten duurde. Het is zo mooi. Je zit als luisteraar echt in die sfeer. De muziek is dan wel van Waits, maar dat doen geen afbreuk aan jouw prachttekst.” Pieter: “Ook daarom dacht ik: ‘Het is geschreven om een keer te zingen’. Intussen ben ik erachter dat dat ook niet uitmaakt. Gisteren stond heel de Vismarkt van Leuven dat te zingen, en dan denk ik: ‘Leuk’.” Julian: “Een hymne voor het volk.” Pieter: “En jammer genoeg kennen dan ook heel veel mensen Tom Waits niet. ‘What? Die weten dat niet eens?’.” |
Julian: “Excommuniceren. Theo Maassen heeft een briljante sketch in zijn show ‘Met alle respect’. Een pleidooi van bijna twintig minuten over wie er allemaal weg moet uit Nederland. ‘Mensen die melk en suiker in hun koffie doen? Weg! Als je dan toch geen koffie lust, waarom drink je het dan?’.”
Pieter: “Hij is echt goed, ik ben er zot van.”
Julian: “Na een uurtje zegt hij ‘Pauze’. Je ziet het volk opstaan, en hij zegt: ‘Neeneenee, niet voor jullie. Voor mij.’ Dan vervolgens eet hij op het podium een banaan en drinkt hij een kopje koffie.”
Pieter: “Hahahahahahaha! ‘Niet voor jullie, maar voor mij’. Hij is heel leuk met alles. Ik heb ooit met hem samen in een film gespeeld, ‘TBS’ van Pieter Kuijpers. Klein rolletje. Wat ik ook een hele goede vind van Theo Maassen: ‘Ja, wij hadden vroeger een hond, en het was zo’n kruising van, eh, eh (denkt na) een mannetje en een vrouwtje’. Haha! Hoe kom je erop? Of ‘Wat ik ook zo merkwaardig vind: de anus is een kringspier, en toch kan je er strepen mee trekken!’ Haha! Zo goed!”
Julian: “‘Ik heb nu al 35 jaar poepervaring, en ik weet: je hebt twee soorten. Of je hebt het soort poep waarbij je helemaal niets moet afvegen (pauze) Koester die dagen. Of je hebt het andere soort, en dan moet je niet afvegen. Dan is het uitsmeren’.”
Pieter: “Haha, super gewoon. Zalig.”
Julian: “Hij kan het banale omzetten in zeer scherpe logica, dat je denkt ‘Waarom heb ik dit nooit bedacht?’. ‘Er is babyshampoo, die prikt niet in je ogen. Kan iemand mij dan vertellen waarom gewone shampoo nog wél in je ogen prikt?’. En dan denk je: ‘Ja, verdorie, hij heeft gelijk!’.”
Pieter: “Ja! Ja! Hij is daar heel goed in.”
Julian: “Begin jij altijd eerst met de muziek wanneer je een nummer schrijft?”
Pieter: “Doorgaans wel, maar niet altijd. Ik heb het soms moeilijk met de veelheid. Over wat moet mijn nummer gaan? Uit alles kiezen?”
Julian: “Laatste vraag. Ik vermoed dat je ook wel eens professioneel positief jaloers kan zijn. Wat vind jij een van de mooiste Nederlandstalige nummers?”
Pieter: “Ik ben niet snel jaloers, maar qua bewondering is er mijn eigen goede vriend Tom Pintens. Ik vind dat Tom een paar echt Nederlandstalige juweeltjes heeft geschreven. ‘K’, ‘Meisje van vroeger’. Superschoon. Het was een wonderlijke samenwerking, want zijn teksten werden toen geschreven door zijn toenmalige vrouw Ellen Schoenaerts.”
Julian: “Ik zag haar ooit als voorprogramma van Rufus Wainwright. Je kon een speld horen vallen door het ongemak. Heel pijnlijk. Niemand applaudisseerde. Na zes nummers zei ze: ‘Dit is het laatste nummer’ en iemand in het pubiek riep: ‘Oef, eindelijk!’.”
Pieter: “Dat is pijnlijk, maar ze zoekt dat niet onbewust op. Ze is slim genoeg. Het zijn keuzes. Ze wilde aanklagen dat je met Nederlandstalige muziek ook andere zaken dan ‘Kom erbij, en dans’ kunt brengen. Je kan hele andere paden bewandelen. Daarvoor staat ze.
Er zijn nog nummers. Ik denk nog even goed na. Toon Hermans, bijvoorbeeld. Juweeltjes heeft hij. Bloedstollend schoon. ‘Lente Me’. Helden van hier? Spinvis. Ook erg gebonden aan zijn persoon, dus niet meteen iets dat ik wil coveren. Helemaal niet. Veel respect voor Gorki en Noordkaap. Raymond! Maar dan ook wanneer én omdat hij het zingt.”
Julian: “Ken je ‘Het Lied van de Zee’? Een van Raymonds allermooiste.”
Pieter: “Jaa! Oh. Absoluut. Ook een van mijn favorieten. Ik heb het hem ooit eens live horen brengen. Grappig dat je net daarover spreekt, want toen waren wij met de Kakkewieten …”
Julian: “De onvolprezen ‘Liegende Doos’-helden.”
Pieter: “Daar, effectief, in ‘De Liegende Doos’, bracht Raymond als single ‘Het Lied van de Zee’. ‘Hier, los van het strand …’ (zingt even) Het staat steevast in mijn afspeellijsten. Het gaat over geloof in je eigen maakproces. Raymond is wat dat betreft een wereldklepper. Van alle markten thuis, zoals Springsteen. Die weet dat je op een festival ‘Liefde voor muziek’ kunt loslaten. Dat heb je nodig. Het is een vakgebied dat ik nog volop moet ontwikkelen.”
Julian: “Jij hebt nog geen volksmennende hit.”
Pieter: “Nee. Ook omdat ik dat nooit gezocht heb. Ik stond nooit op die podia. Komende zomer spelen we voor pleinen vol mensen, dus misschien wordt het eens tijd om erover na te denken.”
Julian: “‘Even een hit schrijven’.”
Pieter: “Voor Raymond is het altijd zijn biotoop geweest. De uitstap naar het theater is voor hem … de uitstap. Voor mij is het andersom. Theater is mijn biotoop, met stilte, en ruimte voor lange en trage dingen. Ik ga nu naar huis en ik ga wat meezingbare kleppers schrijven.”
Julian: “Vandaag nog?”
Pieter: “Liefst. Tussen vier en vijf. Ja, Raymond. Grote meneer.”
Julian: “Omdat je daarnet over playlists sprak: mijn mama is een enorme fan van jouw nummer ‘In Balans’. Sinds 2004 staat het op elke legale cd-compilatie die ik voor haar maak, voor in de auto.”
Pieter: “Hahaha! We spelen er nu een disco/ska-versie van. Grappig.”
Julian: “Ze is dus een grote fan.”
Pieter: “De max. Dank u wel.”
Julian: “Het nummer is nog steeds heel actueel. Dat verbaast me.”
Pieter: “Dat verbaast me ook!”
Julian: “Niets veranderd. Vervang nu ‘Irak’ door ‘Syrië’.”
Pieter: “Zelfs ‘Irak’ blijft ook jammer genoeg waar.”
Julian: “Het enige dat minimaal verouderd is, is het zappen naar tv-zenders. De jeugd van vandaag zal eerder via de tablet kijken.”
Pieter: “Dat is waar, dat is juist.”
Julian: “Verder: gruwelijk actueel. Verontrustend.”
Pieter: “Triest. Vind ik ook.”
Julian: “Extreem bedankt voor het gesprek.”
Pieter: “Hij is echt goed, ik ben er zot van.”
Julian: “Na een uurtje zegt hij ‘Pauze’. Je ziet het volk opstaan, en hij zegt: ‘Neeneenee, niet voor jullie. Voor mij.’ Dan vervolgens eet hij op het podium een banaan en drinkt hij een kopje koffie.”
Pieter: “Hahahahahahaha! ‘Niet voor jullie, maar voor mij’. Hij is heel leuk met alles. Ik heb ooit met hem samen in een film gespeeld, ‘TBS’ van Pieter Kuijpers. Klein rolletje. Wat ik ook een hele goede vind van Theo Maassen: ‘Ja, wij hadden vroeger een hond, en het was zo’n kruising van, eh, eh (denkt na) een mannetje en een vrouwtje’. Haha! Hoe kom je erop? Of ‘Wat ik ook zo merkwaardig vind: de anus is een kringspier, en toch kan je er strepen mee trekken!’ Haha! Zo goed!”
Julian: “‘Ik heb nu al 35 jaar poepervaring, en ik weet: je hebt twee soorten. Of je hebt het soort poep waarbij je helemaal niets moet afvegen (pauze) Koester die dagen. Of je hebt het andere soort, en dan moet je niet afvegen. Dan is het uitsmeren’.”
Pieter: “Haha, super gewoon. Zalig.”
Julian: “Hij kan het banale omzetten in zeer scherpe logica, dat je denkt ‘Waarom heb ik dit nooit bedacht?’. ‘Er is babyshampoo, die prikt niet in je ogen. Kan iemand mij dan vertellen waarom gewone shampoo nog wél in je ogen prikt?’. En dan denk je: ‘Ja, verdorie, hij heeft gelijk!’.”
Pieter: “Ja! Ja! Hij is daar heel goed in.”
Julian: “Begin jij altijd eerst met de muziek wanneer je een nummer schrijft?”
Pieter: “Doorgaans wel, maar niet altijd. Ik heb het soms moeilijk met de veelheid. Over wat moet mijn nummer gaan? Uit alles kiezen?”
Julian: “Laatste vraag. Ik vermoed dat je ook wel eens professioneel positief jaloers kan zijn. Wat vind jij een van de mooiste Nederlandstalige nummers?”
Pieter: “Ik ben niet snel jaloers, maar qua bewondering is er mijn eigen goede vriend Tom Pintens. Ik vind dat Tom een paar echt Nederlandstalige juweeltjes heeft geschreven. ‘K’, ‘Meisje van vroeger’. Superschoon. Het was een wonderlijke samenwerking, want zijn teksten werden toen geschreven door zijn toenmalige vrouw Ellen Schoenaerts.”
Julian: “Ik zag haar ooit als voorprogramma van Rufus Wainwright. Je kon een speld horen vallen door het ongemak. Heel pijnlijk. Niemand applaudisseerde. Na zes nummers zei ze: ‘Dit is het laatste nummer’ en iemand in het pubiek riep: ‘Oef, eindelijk!’.”
Pieter: “Dat is pijnlijk, maar ze zoekt dat niet onbewust op. Ze is slim genoeg. Het zijn keuzes. Ze wilde aanklagen dat je met Nederlandstalige muziek ook andere zaken dan ‘Kom erbij, en dans’ kunt brengen. Je kan hele andere paden bewandelen. Daarvoor staat ze.
Er zijn nog nummers. Ik denk nog even goed na. Toon Hermans, bijvoorbeeld. Juweeltjes heeft hij. Bloedstollend schoon. ‘Lente Me’. Helden van hier? Spinvis. Ook erg gebonden aan zijn persoon, dus niet meteen iets dat ik wil coveren. Helemaal niet. Veel respect voor Gorki en Noordkaap. Raymond! Maar dan ook wanneer én omdat hij het zingt.”
Julian: “Ken je ‘Het Lied van de Zee’? Een van Raymonds allermooiste.”
Pieter: “Jaa! Oh. Absoluut. Ook een van mijn favorieten. Ik heb het hem ooit eens live horen brengen. Grappig dat je net daarover spreekt, want toen waren wij met de Kakkewieten …”
Julian: “De onvolprezen ‘Liegende Doos’-helden.”
Pieter: “Daar, effectief, in ‘De Liegende Doos’, bracht Raymond als single ‘Het Lied van de Zee’. ‘Hier, los van het strand …’ (zingt even) Het staat steevast in mijn afspeellijsten. Het gaat over geloof in je eigen maakproces. Raymond is wat dat betreft een wereldklepper. Van alle markten thuis, zoals Springsteen. Die weet dat je op een festival ‘Liefde voor muziek’ kunt loslaten. Dat heb je nodig. Het is een vakgebied dat ik nog volop moet ontwikkelen.”
Julian: “Jij hebt nog geen volksmennende hit.”
Pieter: “Nee. Ook omdat ik dat nooit gezocht heb. Ik stond nooit op die podia. Komende zomer spelen we voor pleinen vol mensen, dus misschien wordt het eens tijd om erover na te denken.”
Julian: “‘Even een hit schrijven’.”
Pieter: “Voor Raymond is het altijd zijn biotoop geweest. De uitstap naar het theater is voor hem … de uitstap. Voor mij is het andersom. Theater is mijn biotoop, met stilte, en ruimte voor lange en trage dingen. Ik ga nu naar huis en ik ga wat meezingbare kleppers schrijven.”
Julian: “Vandaag nog?”
Pieter: “Liefst. Tussen vier en vijf. Ja, Raymond. Grote meneer.”
Julian: “Omdat je daarnet over playlists sprak: mijn mama is een enorme fan van jouw nummer ‘In Balans’. Sinds 2004 staat het op elke legale cd-compilatie die ik voor haar maak, voor in de auto.”
Pieter: “Hahaha! We spelen er nu een disco/ska-versie van. Grappig.”
Julian: “Ze is dus een grote fan.”
Pieter: “De max. Dank u wel.”
Julian: “Het nummer is nog steeds heel actueel. Dat verbaast me.”
Pieter: “Dat verbaast me ook!”
Julian: “Niets veranderd. Vervang nu ‘Irak’ door ‘Syrië’.”
Pieter: “Zelfs ‘Irak’ blijft ook jammer genoeg waar.”
Julian: “Het enige dat minimaal verouderd is, is het zappen naar tv-zenders. De jeugd van vandaag zal eerder via de tablet kijken.”
Pieter: “Dat is waar, dat is juist.”
Julian: “Verder: gruwelijk actueel. Verontrustend.”
Pieter: “Triest. Vind ik ook.”
Julian: “Extreem bedankt voor het gesprek.”
Julian De Backer - Met dank aan fotografen Selina De Maeyer, Stef Stessel, en Jasper Leonard.
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024