AN INTERVIEW WITH...“Johnny Trash is een male chauvinist pig, en ik ben een lieve jongen.” Onder de naam ‘Johnny Trash’ treedt Koen Verbeek al meer dan 10 jaar op. Vorig jaar bracht hij een werkelijk uitstekende debuutcd ‘Niet Enkel Schoonheid’ uit, die echter onder de radar bleef van het grote publiek. Compleet onterecht! Keys & Chords sprak de proponent van de Vlaamsche cowpunk in zijn ranch, en puurde daar voor uw leesplezier onderstaand interview uit. Koen Verbeek: “Ik heb net 10 jaar full-time kunnen optreden als muzikant, en ik doe sinds kort terug interims. De markt is helaas wat ze is, en is niet meer wat ze geweest is. Ik heb zowel onder de noemer ‘Johnny Trash’ opgetreden, als met een band genaamd ‘Runnin’ Wild’. Daarmee speel ik rockabilly. De laatste vijf jaar is daar een zangeres bijgekomen, en nu heten we ‘Crystal and Runnin’ Wild’. Toen ik nog 9-to-5 werkte, verdiende ik meer dan met mijn optredens. Maar het feit dat ik doe wat ik graag doe, is me het verschil in financiën wel waard.” Julian De Backer: “Je hebt een hele goede plaat gemaakt, maar ik kende ze niet. Hoe kan dat? Is ze genegeerd door de radiostations?” Koen: “Ze is opgestuurd naar alle zenders, maar ze hadden allemaal een excuus genre ‘het is niet voor ons’ of ‘het past niet in ons profiel’. Vreemd, want ik hoor soms wel andere zaken passeren. Mijn cd is ook wel op een zeer slecht moment uitgekomen, namelijk begin juli. Een slechter promomoment is nauwelijks denkbaar. Ik had toen ook een videoclip online gezet met het liedje ‘Vlaand’renland’, en dat is op anderhalve week tijd 200.000 keer bekeken. Gewapend met dat feit ben ik naar de radio’s gestapt. De reactie was toen: ‘We laten ons niet beïnvloeden door internethypes, wij beslissen zélf wel wat we programmeren’. Dat vond ik een enorm pretentieuze houding. Mijn geloof in de radio is toen ingestort. Dus heb ik besloten om het via het internet te proberen.” Julian: “Ik ben een schaamteloos commerciële jongen. Mijn muzieksmaak kleurt nooit buiten de lijntjes. Jouw plaat is enorm beluisterbaar, radiovriendelijk, prettig. Afgaand op titel en artwork had ik iets moeilijker, donkerder of grimmiger verwacht, maar dat is het absoluut niét. Het is prettige popmuziek met een rhythm & blues-backing. Als ik een radiostation was, zou ik niet twijfelen.” Koen: “Ik had ook gehoopt op meer radiofeedback. Dan hoefde ik nu geen interimwerk te doen (lacht). De cd was mijn laatste hoop, opgenomen met oog op de radio. Had ik volledig mijn eigen zin gedaan, dan had het authentieker geklonken. Dan zou het de klank hebben gehad van een opname uit de jaren 1940 of 1950. Die klank, snap je.” Julian: “Robert Johnson, bijvoorbeeld.” Koen: “Inderdaad. Maar dat heb ik bewust niet gedaan, net omdat ik de mensen niet wilde afschrikken met de muziek.” Julian: “Jouw timbre lijkt enorm op dat van Jan De Smet, een van de meest geniale muzikanten van het land.” Koen: “Ah, ik ben een zeer grote fan, ik heb alles van De Nieuwe Snaar op vinyl. Ik heb ook gedacht aan Jean Blaute als producer. Ik heb hem niet gevraagd, want ik zal budgettair erg krap. Ik heb alles uit eigen zak betaald. Achteraf gezien had zijn naam wel deuren kunnen openen naar de radio toe. Nu is het DIY (‘Do It Yourself’, red.) met kameraden. Zelfs de platenfirma is een vriend van mij met een opnamestudio. We hebben de deal: ‘Als alle kosten betaald zijn, is de winst 50-50’. Julian: “Het is een mooie uitgave geworden. Vanwaar de keuze voor het DVD-formaat?” Koen: “Omdat ik steevast rondloop met een notitieboekje. Elk idee dat in mijn hoofd opkomt, schrijf ik op. Het boekje moest erbij zitten, met de teksten en de tekeningen.” Julian: “Wie zijn jouw grootste invloeden, buiten Johnny Cash?” Koen: “Ik heb een enorme rockabillyliefhebber. Ik was 20 toen Nirvana doorbrak, maar ik heb die periode volledig gemist. Iedereen rondom mij was verbluft, maar ik had had voldoende aan mijn collectie rock ‘n’ roll. Het heeft werkelijk jaren geduurd voor ik naar Nirvana ben beginnen luisteren.” Julian: “Vind je het nu dan goed, Nirvana?” Koen: “Het zal nooit 100% mijn muziek worden, maar ik vind het goed. Mijn collectie bestaat voor 99% uit rockabilly, rock ‘n’ roll en blues. Disneyland After Dark, een Noorse cowpunkband, heb ik als 15-jarige gehoord en maakte meteen een verpletterende indruk op mij. Mijn ouders kochten vaak de verzamelplaten van een respectievelijk jaar, dan hadden ze meteen alle hits. K-Teltoestanden. Daar stonden geregeld countrynummers op, want dat genre was behoorlijk populair in de jaren 1970. Dat bleken ook mijn favoriete nummers op die platen. Op school bekeken ze me dan heel vreemd, toen ik zei dat ik van country hield.” Julian: “Nu zou dat kunnen, dankzij de Broken Circle-revival.” Koen: “Toen was dat not done. Disneyland After Dark stond toen plots op alternatieve festivals geprogrammeerd, tussen new wave-bands. Zij speelden country met een stevige drum en punkgitaren. Nadien zijn ze geëvolueerd richting AC/DC. Daarna heb ik The Beat Farmers leren kennen, en daar ben ik ook een heel grote fan van. Ze hebben in 1986 nog op Werchter gestaan. Als je dan naar bekendere invloeden gaat, is er uiterààrd Johnny Cash – hoewel je daar voor de film ‘Walk The Line’ ook niet mee moest afkomen. Heel vreemd: ik speel al meer dan 20 jaar Johnny Cash-covers in verschillende bands. Als wij vroeger ‘Ring of Fire’ coverden, dan keek niemand op. En nu zingt iedereen mee.” Julian: “Jouw plaat deed me ook wat denken aan het werk van Derek. Ken je die?” Koen: “Nee, dat zegt me niets.” Julian: “Belgische singer-songwriter die een grandioos nummer heeft, ‘Onder Stroom’.” Koen: “Is dat recent?” Julian: “2010 of 2011. Het is een heel kort nummer, maar subliem goed. Ik word het nooit beu. En bij momenten deed jouw plaat me ook denken aan de Wigbert of Bart Herman van de vroege jaren 1990. Niet per sé qua stijl, maar wel de afgeronde verhaaltjes op muziek.” Koen: “Wigbert en Bart Herman staan hier in de kast, dus ik ben zeker niet beledigd. Het zijn geen zaken waar ik frequent naar luister, en ik durf ze geen invloeden noemen, maar ze hebben hun invloed zeker gehad. Maar De Nieuwe Snaar is zéker een gigantische invloed geweest.” Julian: “Jan De Smet, wat een genie. Hij krijgt – ondanks zijn succes - toch nog te weinig erkenning, vind ik. Als je ziet hoeveel mindere goden veel meer aandacht krijgen in de pers. Hij moet niets meer bewijzen, maar hij zou nog meer mogen krijgen.” Koen: “Financieel zal hij zeker niet ‘binnen’ zijn. Hij zal wel moeten blijven optreden. Om het halfjaar zie je hem wel in een cultureel centrum passeren, dus hij zal zijn handen nog wel vol hebben.” Julian: “Iets helemaal anders: wat is het onderscheid tussen jou en ‘Johnny Trash’? Want het is wel degelijk een personage dat je speelt …” Koen: “Hahaha!” Julian: “Want hoe hilarisch jouw nummers ook zijn, ze zijn niet vrouwvriendelijk of progressief.” Koen: “Johnny Trash is een male chauvinist pig, en ik ben een lieve jongen. Trash is een uitvergroting, en meer. ‘Bicky Cheese’ is wel degelijk een bestelling die ik vaak plaatste bij het frituur, maar met het ouder worden eet ik minder. Ik drink graag mijn pintjes, en ik lach graag. De vrouwen komen er minder goed uit, maar het zijn gemakkelijke grappen.” Julian: “Heb je er last mee, in deze politiekcorrecte tijden?” Koen: “Tijdens sommige optredens heeft het publiek zich volledig van mij afgekeerd, omdat ze het te vrouwonvriendelijk vonden. Dan moest ik nadien met handen en voeten aan de organisator uitleggen dat het ‘om te lachen’ was. Johnny Trash bestaat niet, dat is een karikatuur. Gelukkig is het een minderheid die zich stoort aan mijn optredens. Eén nummer – dat niét op de cd staat, net omdat ik hem radiovriendelijk wilde houden – gaat over necrofilie. Op mijn liedjes zelf heb ik nog geen commentaar gekregen. ‘Het is altijd een vrouw’, wat heel denigrerend is, heb ik in de finale van ‘Belgium’s Got Talent’ gezongen. Veel commentaar kwam daar niet op. In 2013 ben ik derde geworden in die talentenshow.” Julian: “Heeft dat geen opening naar radio’s toe kunnen forceren?” Koen: “Ik heb dankzij mijn deelname twee jaar veel optredens kunnen versieren. Toen dat begon te minderen, heb ik besloten een cd uit te brengen. Niet de beste timing: ik had hem in 2013, toen het ijzer heet was, moeten uitbrengen. Het moge duidelijk zijn: ik heb geen carrièreplan (lacht).” Julian: “Wat is jouw oudste muzikale herinnering?” Koen: “Eerst was er het besef dat countrymuziek geniaal is. Eagles en Elvis waren daarin cruciaal. Het eerder vermelde Disneyland After Dark was voor mij als een blikseminslag. Ze speelden in de buurt op een festival. Ik was er toen niet, maar al mijn kameraden waren vol lof. Ik heb toen ‘Call of the Wild’ op single geleend, vond dat fenomenaal, en ben meteen het album gaan kopen.” Julian: “Ik ken ze helaas niet.” Koen: “‘Call of the Wild’ en ‘Draws a Circle’ zijn de eerste albums, en die zijn nog redelijk country. Wat daarna komt, gaat richting hardrock. Die zijn nog steeds heel goed, maar ze hebben me minder beïnvloed.” Julian: “Blij te zien dat er ook heel wat Springsteen in jouw platenkast staat.” Koen: “Ik was 13 toen ‘Born in the U.S.A.’ uitkwam.” Julian: “Juist, zijn commerciële hoogtepunt. Zijn recenter werk heb je wel niet meer.” Koen: “Ik heb hier héél weinig recent staan. Mijn cd’s hebben enkele jaren in dozen gestaan, en pas sinds enkele weken ben ik mijn mancave aan het inrichten. Nu kan ik eindelijk terug cd’s beginnen kopen. Via iTunes heb ik wel wat gekocht, maar ik miste het lijfelijke.” Julian: (neemt ‘Lucky Town’ uit de kast) “Ah, kijk, mijn favoriete plaat aller tijden. Een minder gekende. Ik heb ze al aan 7 of 8 mensen cadeau gedaan, en probeer alle versies (MiniDisc, cassette, vinyl, etc.) te verzamelen.” Koen: “Wat staat daar nu weer op? (checkt tracklist) Ah, ja, ‘Better Days’.” Julian: “Mijn favoriete Springsteennummer tout court sluit de plaat af, ‘My Beautiful Reward’. Het heeft iets heel esoterisch, ‘I was so high/I was the lucky one’. Hij vergelijkt zichzelf met een sort feniks, in lyrics als ‘I'm flyin' high over gray fields/My feathers long and black/Down along the river's silent edge I soar/Searching for my beautiful reward’. Heel mooi. Van lyrics gesproken: de beste zin van jouw plaat lijkt me ‘Iedereen wilt oud worden, maar niemand wilt oud zijn’. Hoe ben je daarop gekomen?” Koen: “Dat nummer heb ik geschreven toen ik 24 was, in een periode dat ik altijd in kostuum gekleed was. Het vriendje van de dochter van een kameraad van mijn mama had een bandje. De leden waren een achttal jaren jonger dan ik. Die kameraad van mijn mama vroeg me of ik eens wilde komen luisteren naar het bandje van zijn schoonzoon. Het optreden was gezellig, maar niets speciaals. Niet mijn genre, dus moeilijk om een oordeel te vellen. Nadien sprak ik die jonge frontman aan, en ik had na enkele minuten het gevoel dat het gesprek gedaan was – en dat hij vond dat ik nu bij mensen van mijn eigen leeftijd moest gaan staan. Hoewel ik dus amper 24 was! Het was een absurd idee om ineens ‘den ouwe mensch’ te zijn in de ogen van die 16-jarige knaap. Vandaar het stukje tekst over dat ik soms de oude zak op fuiven ben. Dat gevoel had ik effectief toen.” Julian: “Ah, ik dacht dat het nummer recenter was. Dat het over jouw hedendaags gevoel ging, als veertiger. Want nu zou je pas écht scheef bekeken worden op een fuif.” Koen: “Nee, het is een oud nummer – dat gewoon nog steeds actueel is. En ik betrap me nu soms ook al op de gedachtengang dat ‘vroeger alles beter was’, op muziekvlak.” Julian: “Heus?” Koen: “Ik luister sinds mijn 17e naar muziek die eigenlijk al te oud was voor mijn ouders – zij hebben nooit de hoogdagen van Elvis gekend! Rockabilly is als genre ouder dan mijn ouders, en mijn mama luisterde sowieso liever naar Franse chanson. Om maar te zeggen: ik was al een oude mens qua muzieksmaak voor ik volwassen was. Ik ben nooit een fan geweest van elektronische muziek of new beat. Ik heb me daar volledig van gedistantieerd. Toen vond ik dat verschrikkelijk.” Julian: “Niets elektronisch? Geen Kraftwerk? Soft Cell? OMD?” Koen: “Mja, nee. OMD vind ik wel goed. Wat me ook kan bekoren, is Jean-Jacques Perrey – de man die als eerste MOOG-muziek op plaat uitbracht. Dat vind ik leuk, omdat het zo gek is. Hij maakt geluidjes, hij zingt niet. Alles is instrumentaal. ‘Swan Splashdown’, bijvoorbeeld, is gewoon het geluid van een eend. Geweldig! Heel plezant!” Julian: “Jouw cover van ‘Ace of Spades’, ‘Ik Zweet Nog Steeds’, heb je opgenomen in december 2015. Amper drie weken later stierf Lemmy Kilmister. Was dat geen vreemde gewaarwording?” Koen: “Ja, maar ‘Ace of Spades’ is een nummer dat mij al sinds het begin van de jaren 2000 achtervolgt. Samen met een kameraad had ik de gewoonte om, tijdens elk optreden van een band, te roepen ‘Ace of Spades!!’. We vroegen steevast dat nummer aan, maar geen enkele band honoreerde ons verzoek. Logisch, want ze speelden helemaal geen Motörheadnummers. Toen ik in 2001 zelf het podium opging, wist ik dat mijn maten ook gingen vragen naar ‘Ace of Spades’. Ik wist dat ik het nummer onder de knie moest hebben, om de grappenmakers voor te zijn. Aldus geschiedde. Het nummer is nadien op de demo beland, op de cd beland, het is de eerste single geworden. Kortom, het bleef steeds in het repertoire zitten. Toen heb ik het – om God weet welke reden – eens vertaald naar ‘Ik Zweet Nog Steeds’, en het gespeeld tijdens een comedyshow. Dat het op mijn cd zou terechtkomen, stond dus in de sterren geschreven. Het voelt ondertussen als een eigen nummer, al klinkt dat heel oneerbiedig. Ik vond het uiteraard heel erg toen Lemmy stierf, maar ik heb de link nooit gelegd.” Julian: “Misschien dacht Lemmy ‘Als ze me nu ook al in het Vlaams gaan coveren, dan ben ik hier weg’ …” Koen: “Stel je voor!” Julian: “Comedian William Boeva zag jouw cd liggen, en zei ‘Ah, hier, Johnny Trash’. Vanwaar kennen jullie elkaar?” Koen: “Wij zijn ongeveer tegelijkertijd met comedy begonnen. Hij in mei 2009, ik in december 2009. We zaten bij dezelfde booking agent, en dat resulteerde in vaak samen spelen. Beginnende comedians deden samen de eerste helft voor de pauze van een hoofdact. De eerste twee jaar hebben we samen vaak opgetreden, en zijn we goede vrienden geworden.” Julian: “Heb je ‘Reset’, zijn nieuwe show, al gezien?” Koen: “Nee, nog niet.” Julian: “Hij is vorige maand in première, en hij is werkelijk fantastisch. Tien keer beter dan ‘Megalomaan’.” Koen: “Hij zit nu in de culturele centra, en ik ben blijven steken in de cafés (lacht).” Julian: “Als je kan gaan kijken: zeker doen! Mijn vader en ik storen ons aan bepaalde huidige comedians die plat zijn om platvloers te zijn, maar dit is van een zeer hoog, doordacht niveau. Er is een grap over stoelgang, maar die is eerder confronterend en tragisch dan plat. De recensies zijn ook heel goed, 4 sterren in ‘De Standaard’, en dat is volledig terecht. Hij was zelf bang dat hij een one-trick pony zou blijken, maar die vrees was dus ongegrond.” Koen: “Ik ben heel benieuwd. Ik heb William heel graag.” Julian: “Bedankt voor jouw tijd, en nog veel succes met jouw plaat. Want ze is dus wel degelijk goed. Je kan je troosten met die gedachte.” Koen: “Ik ben er zelf ook tevreden over. Ik hoef er ook niet rijk mee te worden. Maar ik zou liever kunnen stoppen met interimwerk, want dat is niets voor mij. Ik vraag niet meer dan een beetje meer erkenning.” Julian: “Je hoeft geen Ferrari.” Koen: “Verre van (lacht).” Julian De Backer |
LIVE FOTO'S: ALFONS MAES © |
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024