27 juni 2015 • Julianapark Utrecht (Nederland)
Belgisch bier, topacts, één verrassing en een afsluiter van wereldformaat. |
Zaterdag was een warme zonnige dag in het Utrechtse Julianapark, waar voor het tweede maal het rootsfestival ‘Roots in the Park’ plaatsvond. Iets meer dan 2000 muziekliefhebbers genoten er van acht acts. Eén festivaldag, één podium, gratis parking, gratis toiletten, Belgisch bier van de tap en whiskey-cola uit blik. Wat een verademing! Mooier kan toch niet!
Het geluid was goed, de pauzemuziek steengoed. Die werd verzorgd door oud-vpro-radiomaker, muziekkenner en auteur Jan Donkers, die vooral americana, country en rootsmuziek draaide. Maar ook door DJ Miss Twist die ons deed genieten van haar oude vintage singletjes uit de jaren 50 en 60. De acts werden wervelend aangekondigd door de Tom Waits lookalike, journalist, columnist, documentaire- en radiomaker Jaap Boots. Onvervalste energieke hillbilly, bluegrass en old school country kregen we van opener zanger en gitarist Herman Brock Jr. en zijn Brockettes (Geertje Van den berg: mandoline/zang en Lizz Spangers: contrabas/zang). De band werd aangevuld met een banjospeler en een violiste. Herman is een ‘echte’, dat hoor je zo. Old-time music zit in zijn bloed. Brock brengt songs van een hoog niveau en het was dan ook genieten. Jammer dat er zo vroeg nog maar zo’n 250 aanwezigen waren. Van de Britse The Dirty Aces kon eigenlijk alleen frontman, zanger en mondharmonicaspeler Giles Robson overtuigen. Hun smerige vettige garage-rhythm & blues en rock & roll kon het publiek niet doen opstaan. Giles is uitstekend op zijn mondharp en klinkt af en toe als John Popper van BluesTraveller, maar gitarist Phillip Kozlowski raasde alles kapot. Al klonken de meeste songs overtuigend en was hun punky bluesrock vaak ‘right in your face’, geen enkele van de songs bleef hangen. Afsluiten deden ze met een aanranding in speedversie van ‘House of the rising sun’. Later op de dag, iets voor half zeven was het de beurt aan Joanne Shaw Taylor. In haar genre zal ze wel een krak zijn, maar weinigen uit het publiek voelden zich ertoe aangetrokken, getuige de lange wachtrijen aan de drank- en eettentjes. Het geluid was beter dan in Ospel begin mei, maar het niveauverschil tussen begeleiding en solo’s was veel te groot. Ze is Brits, dus ze zingt Engels, maar daar werd door het merendeel van het publiek toch sterk aan getwijfeld. Teveel noten, te hard, te weinig dynamiek, te weinig subtiele passages. Alles wat bleef hangen was ‘Jealousy van Frankie Miller, het enige rustpunt in haar set. Voorafgaand aan de Britse dame hadden we al drie hoogtepunten achter de rug. Om kwart na twee begon het feest met singer-songwriter Dayna Kurtz. De muziek van Kurtz loopt breed uit, van country en singer-songwriter naar wat uit gemakzucht vaak Americana genoemd wordt. De vergelijkingen met Nina Simone, Marianne Faithfull en Jeff Buckley slaan echt helemaal nergens op, want dat zou haar en de drie hier genoemde muzikanten enorm veel onrecht aandoen! Dayna gaf een gevoelig en pakkend concert en ‘monstrous’ (zoals ze hem zelf aankondigde) Robert Maché begeleidde haar op Telecaster en mandoline! Deze man weet hoe en waar hij wat moet spelen. Om het met een quote uit Heaven Magazine te zeggen: “Haar stem is bijna confronterend en dwingend. Als haar soulvolle stemgeluid eenmaal de weg naar de keel heeft gevonden laat ze niet meer los”. Prachtig waren de New Orleans klassieker ‘Reconsider me’ en ‘Mama, let me come home’. Hoogtepunt twee van de dag was een zeer spontane en opwindende set van The James Hunter Six. De Brit James Hunter was de man die aan de start stond van de huidige soulrevival (in 1995 al), lang voor Jesse Dee, Amy Winehouse, Eli ‘paperboy’ Reed, Marc Ronson, the Dap-kings etcetera. |
Het was niet voor niets dat Van Morrison hem “het
best bewaarde geheim in de wereld van soul en rhythm & blues”
noemde. Als zijn carrière ooit in het slop raakt, dat kan hij altijd nog
stand-up comedian worden. Een grappige kerel is het, maar vooral zijn
muziek heeft grote impact. Voor het eerst op de dag stroomde het publiek
dat stilaan tot 2000 was aangegroeid, naar het podium en ging echt
iedereen op het terrein rechtstaan.
Zijn stem was loepzuiver en de James Brown schreeuwtjes en Sam Cooke-tierelantijntjes waren subliem. Zijn gitaarspel, vaak slordig, maar altijd enthousiast en onstuimig, was ditmaal uitstekend. De Six, zijn band, speelden strak en de blazers en Hammondorgel waren heerlijk om te horen. Hunter maakt al jarenlang een mix van rhythm & blues en soul, maar hij flirt ook met bijvoorbeeld ska, zoals in ‘Let the monkey ride’. Altijd genieten die James Hunter! Marc Broussard uit New Orleans zet het soulfeestje voort. Samen met zijn vaste drummer Chad Gilmour en voor de rest Nederlandse begeleiders verbaast bij iedereen. Zijn soul rockt soms en af en toe klinkt het dan weer bijna té gladjes. Maar het publiek lust hem wel en tot aan de geluidscontrole stond iedereen te swingen en te dansen. Broussard heeft een groot stembereik met een lekker rauw randje eraan. Hij heeft zijn zitje in het soulimperium gevonden en verdiend. Zijn versie van Love & Happiness blijft de beste coverversie van de song ooit. Halverwege zijn set nodigt hij de Nederlandse x-factor zangeres Lisa Lois uit en zingen ze samen een overheerlijke en emotionele versie van ‘Another Day’. Hij kondigt de song aan met: “the most impressive song I’ve ever written”. En dat was deze versie ook, imposant! Kippenvel. Dé verassing van de dag was de uit Missouri afkomstige Ben Miller Band, een trio dat om het met een understatement te zeggen, geen alledaagse muziek maakt. Drie mannen met baarden, een washtub bas, ‘electric spoons’, washboard, trombone, banjo, mandoline, akoestische en elektrische gitaar, een ‘zangtelefoon’ en nog wat percussiemateriaal en dan kan je Ozark Stomp muziek produceren. Een term die ze zelf gebruiken om hun mengelmoes van rock (& roll), bluegrass, country, deltablues te omschrijven. Wat een energie, ze blazen het publiek omver! Alles past, alles klopt, alles vloeit, en de samenzang klinkt hemels. We hadden The Wood Brothers, maar nu hebben we de Ben Miller band. Het publiek wordt gek bij versies van ‘St James Infermary’, een semi-akoestische versie van Ram Jams ‘Black Betty’ gekoppeld aan John the revelator! Tien minuutjes later dan gepland, om kwart voor tien, begint John Hiatt met zijn combo aan de afsluitende set van de dag. Omdat de organisatie echt om elf uur moet afsluiten werd de set van Hiatt wel erg kort. Oké, John is al op leeftijd en zijn stem is een stuk minder, maar zijn songs én band staan er en het blijft fantastisch klinken! Te veel om te spelen in een korte set. Maar ervaring leert de man dat volgende songs voor zijn fans noodzakelijk zijn: ‘Perfectly good guitar’, ‘Paperthin’, ‘Real fine love’, ‘Tennessee Plates’, ‘Crossing Muddy Waters’, ‘Cry Love’, ‘A Thing called love’, ‘Feels like rain’, ‘Memphis in the meantime’. Wat moet er nog meer gezegd worden?! De krasse knar krijgt iedereen aan het swingen en dansen! Zelfs Dayna Kurtz stond langs het mengpaneel innig te slowen met een onbekende. “There ain’t no place to hide backstage”, zegt John. “Normaal gaan we nu af en laten we jullie even wachten, roepen en schreeuwen, maar daar hebben we geen tijd voor, here’s the encore”. En hij speelt een ingetogen, semi-akoestische versie van ‘Have a little faith in me’. Een prachtige afsluiter van een super dag op een schitterend festival! |
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2025