CD & vinyl REVIEW BLOG |
Als kind werd Solomon Edmond uit Bridgeport, Connecticut al vroeg aan muziek blootgesteld. Op zijn vijftiende begon hij basgitaar te spelen met zijn familie in een gospelkwartet. Maar zijn passie lag bij het keyboard. In 1977 verhuisde hij naar Atlanta, Georgia, waar hij een graad in grafisch design wou behalen, maar hij werd dodelijk ziek en moest afhaken. Hij verloor een deel van zijn longen, klieren en het zicht uit zijn linkeroog. Maar zijn geloof in God gaf hem het gebruik van klieren terug. In 2007 bracht hij ‘Together Again’ uit, een soulvolle compilatie van jazz en gospel met Latin en R&B. Drie jaar later volgde daar ‘Love Language’ op, en in 2012 kwam ‘The B-Side’ uit. Maar zijn hart ligt bij smooth soul, net zoals dat van mij overigens. Op zijn nieuwe cd staan 11 zachte tracks, die Solomon zelf inzong, behalve ‘Right Here’ dat uit samples bestaat. Hij componeerde ze allemaal zelf, behalve ‘I Can’t Make You Love Me’ van Bonnie Raitt. Op ‘Odé to George’ bewijst hij eer aan wijlen George Duke. Maar elke song bevalt me, met zijn ontspannende en zachte soul. Hier en daar staat er een instrumentaal nummer tussen zoals het mooie ‘Easy Livin’’ en ‘I Can’t Make You Love Me’. Een aanrader indien je van zachte, smooth soul houdt. Een genre dat tegenwoordig verwaarloosd wordt! Patrick Van de Wiele (4) Relaxing, soft smooth soul, like I love it. Thank you Solex.
0 Opmerkingen
Joseph Parsons kennen we van Us Rails, het muzikale verbond met collegae singersongwriters als Ben Arnold, Tom Gillam, Scott Bricklin en Matt Muir . Ondertussen vanuit Philadelphia naar Hannover verkast, gooide hij recent ook hoge ogen met solowerk als ‘Empire Bridges’. Tussendoor vindt hij nog de tijd om samen te werken met Todd Thibaud, een getalenteerde folkpopman uit Boston die eveneens onderdak vond bij het Duitse rootslabel Blue Rose. ‘Eden’ is het derde project van het duo, beurtelings leveren ze songwerk aan. Tien nieuwe songs ondersteund door uiterst spaarzame, akoestische instrumentatie, met hier en daar een eenzame harmonica volstaan om een schijfje te vullen met oerdegelijk songwerk waarin sombere bespiegelingen weerklinken over de dingen des levens en de onvermijdelijke teleurstellingen. Met hun herkenbare stemtimbre treden ze afwisselend op de voorgrond , terwijl de harmonische samenzang herinnert aan illustere duo’s als Crosby & Nash en in het verlengde ligt van Parsons vroegere werk met Hardpan en vooral 4 Way Street maar dan in een pure, akoestische benadering. Parsons Thibaud brengt intimistische, poëtisch getinte luisterliedjes die het felle daglicht schuwen en bij voorkeur in een rustige omgeving geconsumeerd worden na het invallen van de duisternis. Cis Van Looy (3½) Blue Rose Records I BLU DP 644 l Sonic RendezVous l Klanderman Promotion l Parsons Thibaud
De meeste tabloïds over de ganse wereld hebben er momenteel de mond van vol. Is ‘Stairway To Heaven’, of beter de intro ervan, nu gepikt of niet. Eigenlijk een domme vraag gezien dit schitterende Led Zep-nummer helemaal niets met het Spirit nummer ‘Taurus’ te maken heeft. Kennelijk zat er iemand in de entourage van wijlen Randy California zich te vervelen totdat hij meende in ‘Stairway To Heaven’ iets te horen dat hij blijkbaar aan ‘Taurus’ wilde linken om er zo een financieel voordeel uit te halen. Ja, Jan, zo zijn er nog veel leuke voorbeelden. Diezelfde vraag kan dan gesteld worden aan Don Felder, Don Henley en Glenn Frey die verantwoordelijk waren voor ‘Hotel California’ en weer duikt de naam California weer op. Volgens kwade tongen zouden zij de opener van hun megahit ‘gestolen’ hebben van de Britse Jethro Tull’s ‘We Used To Know’ uit hun prachtige langspeler ‘Stand Up’. Heeft u Ian Anderson en/of Martin Barre van laatst genoemde band daar al over horen klagen? Luister maar eens naar de intro van Anderson’s akoestische gitaar. Terug naar Led Zep en hopelijk zal die Amerikaanse rechter een objectieve uitspraak doen. Misschien komt er nu met deze nieuwe release met extra’s finaal een antwoord op de vraag of Led Zeppelin weer als band in de studio aan nieuw materiaal gaat werken. Met deze heruitgave wordt nogmaals duidelijk gemaakt dat het werk van Led Zep zeker niet overjaars klinkt. Neen, ik zou zelf durven zweren dat allemaal nog zeer actueel klinkt. Een grote fout die vele critici destijds bij de officiële release van dit album maakten was dat ze Led Zeppelin gewoonweg als een ‘hype’ beschouwden. Het originele album klinkt nog steeds even fris als pakweg 44 jaar geleden en dit had vooral te maken met deze keuze van Paige die voor de opname van hun nieuwe worp alleen maar het allerbeste wou. Daarom trokken ze naar de Headley Grange Studio in Hampshire. Aldaar werken inspireerde Robert Plant zodanig dat, toen ze ‘Stairway To Heaven’ gingen vastleggen, Robert al meer dan 80% van de teksten voor het nieuwe album had geschreven. En het resultaat loog er niet op: ‘Led Zeppelin 4’ klonk zoals het moet klinken: oprecht, sterk en indruk makende teksten. Of je nu naar ’Black Dog’, ‘Rock-‘n-Roll’ of ‘The Battle Of Evermore’ luistert, je komt steeds op hetzelfde punt uit. Dit is pure klasse en zeker geen muziek gemaakt door een ‘bandje’ dat volgens sommige critici meteen van de muzikale landkaart zou verdwijnen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over hun monsterhit, een song die nog steeds op vele hitlijsten op nummer één prijkt, ‘Stairway To Heaven’. Het is en blijft een belevenis zonder weerga. Als ik één zwak moment op deze langspeler zou moeten aanduiden, dan kom ik in de buurt van ‘Four Sticks’. De afsluiter van deze langspeler is ‘When The Levee Breaks’. De klank van de drums was eigenlijk geen studiotechniekje maar de reële klank van de locatie waar Jason Bonham zijn drumkit had opgesteld. Op de Companion disc krijgen we alle nummers van de originele langspeler nog eens te horen maar toch klinken ze net iets anders. Misschien zullen bij sommige luisteraars enkele songs beter in het gehoor liggen dan de originelen. Dat is natuurlijk een persoonlijke smaak. Deze ‘Black Dog’ was de basistrack van het album maar misschien klonk de gitaar overdub toen net niet goed genoeg. Nog volgens bepaalde critici waren de Sunset Sounds Sessions (Los Angeles) een ware ramp. De enige ramp was dat Led Zeppelin op de luchthaven van LA arriveerde toen net een aardbeving plaatsvond. En wie durft te beweren dat deze sessies toch écht een desastreuze ramp waren moet nog maar eens goed luisteren naar ‘When The Levee Breaks’. Zo krijgen we nu ook de Headly Grange mix van ‘The Battle Of Evermore’ maar onze aandacht ging ook naar de Sunset Sound Mix van ‘Stairway To Heaven’. Geloof me, beide versies zijn gewoonweg superbe! Alternatieve versies zijn ook altijd leuk om naar te luisteren en ‘Misty Mountain’ en ‘Four Sticks’ zijn hier leuke voorbeelden van. Op ‘Going To California’ werd hier nu meer aandacht besteed aan een mix tussen de gitaar en de mandoline. Om deze extra’s af te ronden krijgen we nu de Britse mix van ‘When The Levee Breaks’. Misschien vraag je jezelf nog steeds af wat er met de vier symbolen -terug te vinden op het album en op vele andere foto’s- werd bedoeld. Eigenlijk niets, het was gewoonweg één van die hippiedingen die tijdens deze jaren gewoonweg gebeurden. Zo is ‘Zoso’ (Jimmy Page) een echte afbeelding uit een document uit het renaissance-tijdperk (+/- 1500 – 1580) en is in principe een voorstelling van een steenbok, meer niet. Plant koos dan voor een cirkel met een veer in ’t midden. Zijn symbool stond voor een evt. verloren gegane beschaving en of ze al dan niet ooit heeft bestaan, dat laten we in het midden. John Bonham en John Paul Jones waren niet echt in voor dit soort dingen maar de astrologische mythe van deze symbolen hoorden er in het hippiedom nu eenmaal bij. De muziek van Led Zeppelin zal waarschijnlijk nog jàren nieuwe, jonge generaties blijven overtuigen van de kracht die van hun muziek uitging. En ik mag mezelf gelukkig prijzen dat ik het allemaal van op de eerste rij heb mogen meemaken. Alfons Maes (5) Atlantic I 81227 96446 I Warner Music I Led Zeppelin
Angel Air heeft net als zijn collega Esoteric Recordings blijkbaar een donkere, verborgen schatkamer waar niets anders dan leuke muziek ligt opgeslagen. Maar laat me duidelijk zijn. Het gaat hier nu om een band die begin jaren zeventig werd opgestart werd maar als snel, en omwille van muzikale verschillen, weer snel opgeborgen werd. Ze maakten toen een langspeler onder het waakzame oog van niemand minder dan Ian Gillan (Deep Purple). Enkele tournees en als support van o.m. Status Quo, Uriah Heep, Deep Purpke en zelfs Black Sabbath bracht geen soelaas en Jerusalem was geschiedenis. Geof Downes (Asia, Yes) en Nick D’Virgilo (Spock’s Beard, Tears For Fears) sloegen nu de handen in elkaar met de originele leden van toen: Lynden Williams en Bob Cooke. In 2008 staken ze hun muzikale hoofden bij elkaar en begonnen onder dezelfde naam aan een tweede leven met ‘Escalator’. 2014, tijd voor een nieuwe langspeler en zo gezegd, zo gedaan, ‘Black Horses’ is dus hun recenste wapenfeit. De muziek van Jerusalem is zuivere progressieve muziek met hier en daar symfonische toetsen die voornamelijk op rekening van Geoff Downes mogen geschreven worden. Hierbij stel ik me de vraag weer: wie zit hier op te wachten. Daarmee wil ik geen afbreuk doen aan de kwaliteit van hun muziek want nummers als ‘Puppet King’ en ‘Shades Of Blue’ laten sterke indrukken op ons na. Het ietwat zachtere ‘Albatros’ zorgt voor een adempauze na al het progressieve geweld dat we tot hiertoe hebben moeten slikken. Zelfs met de cover ‘It’s All Over Now’ van Bobby Womack maar de eeuwigheid in gebruld door Mick Jagger en zijn Stones, komen ze weg. Zeker geen schijf waarbij je herhaaldelijk naar de fastforwardtoets zult grijpen maar of deze lang in je cd-speler zal blijven zitten, is dan weer een andere vraag. Alfons Maes (3) Angel Air Records I SJPCD447 I Proper Music Distribution
Lange tijd het best bewaarde geheim van de Texaanse countryscène , deze honkytonker uit Waco James groeit op in de rodeowereld en countrymuziek vormt een essentieel onderdeel van zijn opvoeding. Op zijn twaalfde is hij al actief in plaatselijke roadhouses. Ruim vier decennia blijft zijn impact beperkt tot West Texas waar hij zijn songs in rokerige clubs en dancehalls opvoerde voor een schamel loon. Noodgedwongen blijft hij daarnaast actief als paardentrainer en trucker. Zijn muziek wordt uiteindelijk opgemerkt door Willie Nelson, die Hand “the real deal” noemt en in zijn groeiende kring van bewonderaars kan hij op steun van Kris Kristofferson en Ray Benson (Asleep At The Wheel) rekenen. Hand is al een flink eind in de vijftig als hij met zijn twee langspelers voor Rounder buiten de grenzen van de Lone Star State breekt. Hij vergezeld Dale Watson tijdens een Europese tournee, zo zien we de man op het podiul van een jeugdclub in Gierle, dicht in de buurt van het landgoed van onze ondertussen betreurde Bobbejaan, de enige ware cowboy uit de Kempen. James Hand komt dicht in de buurt van illustere voorgangers als Hank Williams en Ray Price met zijn authentieke benadering die lijkt weggeplukt uit lang vervlogen tijden. In 2012 laat hij opnieuw van zich horen met ‘Mighty Lonesome Man’, een samenwerkingsverbond met manager Deborah J Perry. Die zat voor enkele songs mee aan de schrijftafel en engegeerde opnieuw muzikanten als Cindy Cashdollar ‘ Steelgitaar en fidddler Beth Chrisman samen met Hands vaste ritmesectie met Speeds Sparks en John McGlothlin die de drumsticks in enkele nummers aan Lisa Pankrantz doorgeeft. Will Indian is er niet meer bij de vertrouwde gitarist van Hand overleed eerder dit jaar. In enkele nieuwe songs figureert Jerry Mack Crook in zijn plaats naast gitarist en mandolinespeler Brennen Leigh. Op zijn zesde studioschijf slaat James Hand de brug naar in gospel gedrenkte country en bluegrass. Het gebeurt wel meer dat zo’n berouwvolle godvrezende countryman na een zondige, met promillages alcohol overgoten zaterdagnacht een gospelhymne aanheft. Bij Hand betreft het uitsluitende eigen werk dat niet in de zondagsmis zou misstaan. Bij een eerste beluistering raken we al onder de indruk van ‘I Wear The Scars (Bobby Song)’, de zachtjes op pianospel van Floyd Domino galopperende titelsong ‘Stormclouds In Heaven’ en het fiddlerepos ‘The Devil Ain’t No Quiter’, een spirituele variant van Bob Wills’ ‘The Devil Ain’t Lazy’ en het is een prettig wederhoren met het uit de Rounderperiode daterende duo ‘If I Live Long Enough To Heal’ en ‘Men Can Fly’. James Hand herinnert ons waar het in de ware, deugdelijke country oorspronkelijk om draait, emotioneel diepgravende zielenroerselen, wars van enige pretentie. In deze tijden, ook in de countryscène, eerder zeldzaam maar volop aanwezig op dit bescheiden meesterwerkje van een grote traditionalist. Cis Van Looy (4) Slim Hand Music I SHMR00C2 I DJP Productions l James Hand
Een van de bands die in 1969 mijn onderste lip van mijn bovenste losmaakte was de Britse band Colosseum toen nog met een line-up die er als volgt uitzag: Jon Hiseman (drums), James Litherland (gitaar, zang), Tony Reeves (bas), Dick Heckstall-Smith (saxofoon, fluit) en aan de keyboards de nog steeds indrukwekkende Dave Greenslade. Colosseum was een van de drie bands die toen niet op de affiche van het ‘First Pop Events Of Antwerp’ stond maar wel invielen voor enkele die hun kat hadden gestuurd. De tweede band was Yes en van de derde, daar ben ik niet helemaal meer zeker van dacht ik dat het The Nice was. Maar nogmaals, mijn geheugen laat me soms in de steek. Meteen was de naam van deze verrassingsact een feit en we zullen hen op komende festivals en in concertzalen weer vrij vaak tegen het lijf lopen. Ondertussen zijn we reeds 2014 en ziet de line-up er een beetje anders uit. Litherland werd vervangen door Dave Clempson, de veel te vroeg overleden Dick Heckstall-Smith werd op zijn beurt vervangen door Hiseman’s vrouw Barbara Thompson (beiden schreven de muziek voor de fantastische Britse detective tv-reeks ‘Frost’)(saxofoon), Mick Clarke is nu de bassist en voor de vocalen zit niemand minder dan Chris Farlowe al enkele decennia bij de band. Hun laatste studioschijf die we hier onder handen namen is ‘Tomorrow’s Blues’ en nu krijgen via het kwalitatieve Duitse label (Thomas) Ruf Records hun allernieuwste muziekpallet. Colosseum is een band die een heel breed spectrum aan muziekgenres biedt en op deze nieuwe release is dat niet anders. Bij de naam Colosseum dwalen mijn gedachten meteen af naar hun eerste langspeler ‘Those Who Are About To Die Salute You’ waarop het prachtige en imposante ‘Beware The Ides of March’ te vinden is. Trouwens een nummer dat ik haast nog iedere dag beluister… gewoon omdat het een meesterwerkje is. Daarom voeg ik ook graag de video van dit nummer hierbij voor hen die niet vertrouwd zijn met het werk van deze superband. Luister vooral naar de saxklanken van Heckstall-Smith en de beklijvende Hammondtonen van Greenslade. Gewoonweg verbluffend, pure magie! 10 nummers, zowat iedereen leverde zijn aandeel. Voor sommige teksten deed men beroep op de partner van de recent overleden Jack Bruce Pete Brown die ook sommige van de nummers van Cream voorzag van de nodige woorden. ‘Safe As Houses’, waarmee dit nieuw muzikaal reisje begint, steunt zowat op ouder werk van de band maar op ‘Blues To Music’ komt singer-songwriter Ana Gracey (dochter van Jon en Barbara) een stukje meezingen. Zij was ook verantwoordelijk voor het artwork van de cd. Het is vooral de interactie tussen de stem van Farlowe en die van Gracey die van dit nummer een eerste hoogtepunt maakt. Luister ook naar de gitaaruitstapjes van Clempson. Nog steeds een geweldig gitaarvirtuoos. Met ‘Dick’s Lick’ wordt hulde gebracht aan hun veel te vroeg overleden saxofonist Dick Heckstall-Smith die nu toch op waardige wijze vervangen werd door Barbara Thompson. Ook een nummer dat me doet terugdenken aan hun grote hit ‘Walking In The Park’ is het jazzy ‘City Of Love’ waarin Clem Clempson kleur bekend. Dit nummer is Farlowe’s hoogtepunt hier en maakt mooi gebruik van Mark Clarke’s sterke ondersteunende baslijnen. Van een hoogtepunt gesproken! En als je van ‘Nowhere To Be Found’ geen kippenvel krijg dan vrees ik dat je een persoon zonder gevoelens bent. Nog een moment om tot bezinning te komen krijg je in het prachtige ‘New Day’ terwijl de typische Colosseum klank -die voor een groot deel op de rekening mag geschreven van Hiseman en Greenslade geschreven mag worden- wordt doorgetrokken op ‘Anno Domini’. Als Colosseum fan van het eerste uur zul je niet al te objectief kunnen oordelen over deze nieuwe schijf maar je hoeft geen expert in een bepaald muziekgenre te zijn om een besluit te vormen waarin je alleen maar de woorden, “superbe”, “kwalitatief”, “indrukwekkend” maar vooral “meesterlijk” zult gebruiken. Colosseum is en blijft een band die steeds voor 100% aan je muzikale eisen voldoet. Een aanrader van formaat en dat zal niet alleen ik beamen. Hopelijk mogen we hen binnenkort nog eens op een Belgisch podium aan ‘t werk zien. Heren promotors, doen nu het nog kan! Alfons Maes (5) As a Colosseum fan from the first hour I can't give an objectively judgment of this new cd but you do not need to be an expert in a particular music genre to make a decision wherein you only says "superb", "quality", "impressive" but especially "a truely masterpiece". Colosseum remains a band that always gives 100% musical satisfaction. A recommendation over the whole line and I will not be the only one who will make this statement. We hope to see Colosseum again on a Belgian stage soon. Promoters, do it now while it still can! Je moet het Gonzo Multimedia nageven: zij slagen erin om de meest obscure, gezochte muziekstromen te vereeuwigen met tal van speciale releases. Ook hier weer met een live-opname van Captain Beefheart vanuit de Hippodrome te Parijs. Een muzikaal beeld van de invloedrijkste generatie. Toen ik voor de eerste maal de naam Captain Beefheart hoorde (en dat is wel eventjes geleden van 1972) dacht ik automatisch aan één of andere piraat/outlaw in het Verre Westen. En inderdaad, wanneer je zijn experimentele mix van bluesrock beluisterde moest je tot de conclusie komen dat hij helemaal buiten de lijntjes kleurde en sterk beïnvloed werd door zijn vriend en mijn grote favoriet Frank Zappa. Dat hij in werkelijkheid Don Van Vliet heette, voedde indertijd het gerucht dat het een uitgeweken Hollander was. Wat waren wij toch naïef! Maar Parijs was relatief vrij dichtbij en van enkele vrienden vernam ik later dat het een waanzinnig concert was geweest in de Hippodrome. Mijn eerste misser! Tijd om dit goed te maken met de dubbelaar die in mijn lader steekt en onmiddellijk aanzet met een ongecontroleerde freaky gitaar. De trein is vertrokken, langzaam optrekkend, maar enkele songs verder is de Magic Band op dreef en niet meer te stoppen. Bizarre songs met titels als ‘Low yoyo stuff’ of het half gesproken ‘Bat chain puller’ zijn misschien niet altijd even toegankelijk maar geven een duidelijk beeld van wat blues en rock-’n-roll kan zijn. En na verloop van tijd ben je mee. In ‘Abba Zabba’ steekt hij de draak met de menselijke evolutie in een aanstekelijk over de rails denderende muzieklijk (Abba Zabba was in zijn kinderjaren een candybar). Je hoort Captain Beefheart met rauwe stem een song a-capella declameren (hoewel ik vermoed dat veel Parijzenaars er in die tijd niets van begrepen) met een fluitconcert tot gevolg maar uiteindelijk een denderend applaus. Onmiddellijk gevolgd door een swingende blues met wat mondharmonica en psychedelisch gitaarsolo, noodzakelijk om terug schwung in het concert te brengen. Want ondanks het legendarische karakter van de concert, wat volgens Captain Beefheart één van de beste uit zijn carrière was, merk je als luisteraar toch de vele stiltes tussen 2 songs wat het ritme van een concert niet ten goede komt. Maar zoals eerder al geopperd na een twintigtal minuten was Captain Beefheart en zijn Magic Band niet meer te stoppen en ramde een uniek concert bij elkaar dat mensenheugenis zal bijblijven. Hoogtepunten genoeg op de dubbelcd: ‘China Pig’, ‘Floppy Boot Stomp’ (stompmusic op zijn beefhearts) of het psychedelische ‘Moonlight on Vermont’. Af en toe word je overweldigd door een kakafonie van geluiden (‘The Blimp’). De experimentele Captain Beefheart is nooit ver weg. Laat dat nu juist het mooie zijn aan muziek. Wat zit erin en wat haal je eruit? Voor elke liefhebber van blues, Frank Zappa, Kevin Coyne of onze eigen Arno, een muziekdocument om in huis te halen, met mondjesmaat te ontleden en het magistrale te ontdekken. Marino Serdons (3½) Gonzo Multimedia I GZO105CD I The Magic Band
De John Weeks Band is een kwartet dat afkomstig is uit Denver, Colorado. John Weeks zelf woonde in de vroege jaren negentig in Parijs, maar daar raakte hij zijn muzikaal ei niet kwijt en hij herkaste zodoende naar de States. Dit lukt nu wel een stuk beter met het zeven tracks tellende titelloze debuutalbum dat hij momenteel op ons afvuurt. ‘Slechts zeven tracks?’ zul je zeggen. Welja, maar het zijn wel zeven evenwaardige, ijzersterke tracks. Daarenboven staan John Weeks (zang, gitaar), Andras ‘AC’ Csapo (zang, keyboards, harmonica), Curtis Hawkins (bas) en Tim ‘Chooch’ Molinario (drums) instrumentaal stevig in hun schoenen en ze laten in iedere song op de plaat genoeg ruimte om hun virtuositeit uitgebreid te etaleren, onder meer in het instrumentale ‘Why Don’t We Sleep On It?’. De plaat opent met de elegante swinger ‘All Night’. In ‘Devil In My House’ bespeelt drummer Tim ‘Chooch’ Molinario zijn drumkit heel subtiel met de borstels en dit past als gegoten bij de akoestische gitaar van John Weeks. In de trage blues ‘How Can You Love Me?’ vraagt John Weeks zich af of je wel van iemand kunt houden terwijl je hem onder de knoet houdt. ‘My friends don’t come over anymore/They think I’ve lost my mind’. Er werd ons meegedeeld dat een zangeres, Michele Steele, ondertussen de rangen van de John Weeks Band is komen vervoegen. Dit alleen al is een reden op uit te kijken naar de opvolger. Ivan Van Belleghem (4½) This is a fine debut album by the John Weeks Band. I wonder what will be the result of the follow up with the brandnew female singer, Michele Steele, in the band. Eigen Beheer I Promo CD I Frank Roszak Radio Promotions I John Weeks
‘Heavy Waters’ is de debuutplaat van Fo’Reel en het is dan ook mogelijk dat ze voor onze lezers als totaal onbekend overkomen. Het zijn nochtans geen groentjes. Neem nu keyboardspeler Johnny Reel, hij leverde in het verleden muzikale hand en spandiensten voor onder meer Dickey Betts, The Allman Brothers Band en Gov’t Mule. Zanger C.P. Love (Carlton Pierre Love) schreef een song voor wijlen King Floyd, die ‘Groove Me’ heette. King Floyd voerde hem tot in de Billboard top tien. C.P. Love nam ‘Groove Me’ nooit zelf op. Voor ‘Heavy Waters’ zette vooral gitarist Mark Domizio zich aan het schrijven en dit met goed gevolg. Waarom dan de zoveelste cover van ‘Breaking Up Somebody’s Home’ kan men zich afvragen? Wel, die song wordt hier als openingstrack opgevoerd en het dient gezegd dat Fo’Reel er een heerlijk slepende New Orleans tune met een onweerstaanbaar rumbaritme hebben van gemaakt. Hetzelfde kan worden gezegd van het iets fellere ‘Heavy Water’. C.P. Love heeft een mooie, donkerbruine, ietwat breekbare soulstem. Dit is het ideale wapen om prachtige, funky tracks aan te vatten zoals ‘What’s Going On In My Home’ en ‘What Can I Do?’ Het best komt zijn stem tot haar recht in de fantastische sleper ‘Just As I Am’ De stem van C.P. Love valt op ‘Heavy Waters’ sterk op, maar dit wil niet zeggen dat we de overige bandleden over het hoofd moeten zien. In het ook al funky ‘Shake ‘n’ Bake’ en de schitterende blues ‘Outside Love’ gaat Rick Lawson C.P. Love helemaal achterna. Er staan ook twee geweldige instrumentale tracks op ‘Heavy Waters’, ‘Gate’ en ‘Tater’. Daarvoor mogen Jon Smith (tenor sax), David Hyde (bas) en Daryl Burgess (drums) een dijk van een pluim op hun hoed steken. ‘Heavy Waters’ werd gedeeltelijk in thuisbasis New Orleans en in Nashville opgenomen en dit is er duidelijk aan te horen. ‘Fo’Reel’ levert op ‘Heavy Waters’ van begin tot einde zondermeer sterk spul af. Ivan Van Belleghem (4½) With ‘Heavy Waters’ Fo’Reel proves that there is still great stuff is coming out of New Otleans. Eigen Beheer I Promo CD I Frank Roszak Radio Promotions I Fo’Reel
In zijn thuishaven Maryland waar Eliot Bronson opgroeit in de Pinkstergemeenschap noemt de plaatselijke krant Baltimore Sun hem “a folk singing wunderkind’. De folkmuziek van de jaren zestig ontdekte Eliot in de platencollectie van zijn ouders, die muziek als een vast onderdeel in hun religieuze levensvisie intrigeerden. Zijn muzikale avonturen leiden hem weg van de familiale kring naar Atlanta waar hij met Josh Lamkin het folkrocduo The Briliant Inventions vormde. In 2010 staat hij volledig terug op eigen benen en er volgt solowerk waarmee Bronson zich in de kijker speelt in singersongwriter land. Geheel terecht overigens, de jongeman toont zich een begenadigd verteller met bovendien een stemtimbre dat de hogere registers moeiteloos haalt. Dave Cobb, een producer uit Nashville, aarzelde geen moment als hij met de samplevan de nieuwe songcyclus geconfronteerd word’. Bronson is serieus onder de indruk van Cobb’s werk met Jason Isbell, zoekt en vindt toenadering en reist voor een weekje af naar Nashville. In zijn huisstudio zorgt Cobb samen met muzikanten als Mike Webb ( toetsen) en snarenman Bret Hartley, die op ‘Milwaaukee’, het vorige van Bronson figureerde, voor de bijhorende soundtrack. Muzikale landschappen met veel open ruimte, een ingetogen benadering die het fraaie songwerk nog meer allure geeft. De akoestische gitaren van Bronson en Cobb krijgen gezelschap van orgel en Hartleys lapsteel in ‘River Runs Dry’. Wat ingehouden, resonerende snaren meanderen in ‘Nothing Like Me’ en creëren een ruimtelijke sfeer waarbij je moeiteloos weidse vlakten met een eenzaam dolende cowboy of in dit geval een gebroken troubadour kan voorstellen. In het bluesy door harmonica aangedreven ‘Comon’For Ya North Georgia Blues’ gaat het er iets onstuimiger aan toe zonder meteen in euforische toestanden uit te monden. Bronson koestert blijkbaar de mistroostigheid van de eenzaamheid, getuige ‘You Wouldn’t Want Me If You Had Me‘ ‘Just Came Back To Tell You I’m Leaving’ en ‘Never Been A Friend’. Hij gebruikt die toevallig aangereikte inspirerende momenten in zijn songwerk zonder evenwel een specifieke gebeurtenis aan te halen.Het resulteert in een ronduit prachtig resultaat op dit titelloze werkstuk dat na de wonderlijke pianoballade groots afsluit met ‘Baltimore’, een wonderlijke ode aan zijn voormalige thuishaven. Cis Van Looy (4) Saturn 5 Records l S5002 I Pete Knapp l Eliot Bronson
Is Radio Universe van Asura Psybient, Ambient Goa, Ambient Psytrance, Psydub, of Tante Nonneke Dropt Haar Bass? Of is het een heel eigen soort ambient, Spacey Etherealbient? Wie geeft erom. Al wat je moet onthouden is dat het een bijzonder goede plaat is. Ultimae Records, gevestigd in Lyon, huisvest elektronica-artiesten als Sync24, Aes Dana, Cell, en nog vele anderen, onder het motto “panoramic music for panoramic people.” Het label staat garant voor messcherp geproducete, mooi vormgegeven ambientalbums, en is zeker de moeite waard om te ontdekken, én in het oog te houden, al is enig minpuntje dat sommige artiesten soms nogal in elkaars vaarwater zitten. Bij een eerste beluisterbeurt vrees je even dat dat ook voor dit album geldt, maar niets is minder waar. De grootste sterkte van ‘Radio Universe’ is dat het een verhaal vertelt. Melodielijnen leven op, gaan weer liggen, je waadt door dikke draden synthsmog, je oren worden belicht door neonkleuren geleend van ‘Tron: Legacy’, je kruipt langs Jean-Michel Jarre, Vangelis, en heel, heel eventjes ‘Blade Runner’, en bovenal maak je een efemere ruimtereis van aarde naar leegte en terug, die je op het einde meteen wil herbeleven. De interessantste intro is alvast die van ‘Farscape 7 (featuring Ayten)’, dat begint tussen regen en smeltende sneeuw waaruit al snel ritmes bloeien, gevolgd door schijnbaar achteruit gespeelde samples, om dan over te gaan naar de Lisa Gerrard-achtige zang van Ayten, die ons naar een vacuüm verpakt Midden-Oosten vervoert. Haar stem (overigens de enige op het album) neemt nooit helemaal het voortouw, maar gaat op in de elektronica, zit tegelijk op de achtergrond en is prominent aanwezig, waardoor ze des te ongrijpbaarder wordt, tot ze overgaat in een veelgelaagd flatgebouw van zichzelf versterkende naklanken, om uit te monden in de laatste minuut, die een langzaam verdwijnen behelst. Er staan ook best afwijkende songs op: ‘Back to Earth’ is een bundeling natuurgeluiden, oerwoud of bos in de regen, krekels, vogels, een trage donderslag. Eerst ben je verward, tot je beseft dat dit de overgang is die het album nodig heeft: het is allemaal deel van het verhaal. Misschien was het wel prettig geweest als Asura hier er iets meer mee had gedaan, een zachte sample als onderstroom gebruikt of hier en daar een statische distorsie maken, maar anderzijds: het werkt wel, al is het maar als een korte new age-, of new space age-excursie. Door het afzonderlijk leren kennen van de nummers, zie je hoe ze op microniveau het verhalende aspect van het macroniveau weerspiegelen. Een voorbeeld hiervan is ‘Lonely Star’, dat ergens in een kristallen leegte begint. Vervolgens komt een pianostuk opzetten, waardoor het heel even een net iets te melig broertje van Ludovico Einaudi wordt. Even maak je je zorgen, maar dan vervoegt een dikke laag baslijnen de melodie, en onvermijdelijk vraag je je meteen af of Asura je eerder bewust op het verkeerde beeld heeft willen zetten, zeker wanneer je de diepe, diepe reverb op sommige samples hoort. Halverwege het nummer, onder begeleiding van een tintelend neo-Enya-sampletje, word je weer helemaal aan de lege ruimte herinnerd waar dit album zo vaak in deint, en wanneer vervolgens zware, afgesneden en vooral heel smeuïge synths komen opzetten, versterkt door een bijna disharmonische melodielijn, weet je dat je helemaal bent waar je moet zijn. De terugkeer van het brave pianomelodietje ongeveer twee derde in het nummer slaat dan weer wat tegen, maar het samenspel van alle eerdere elementen dat erop volgt is de kleine ontzetting meer dan, méér dan waard. En zo is één van de nummers die me eerst het meest tegen de borst stootte, toch één van de interessantere gebleken. Wees gerust: dit is enkel een ambientplaat als je er oppervlakkig naar luistert. Dat laatste lukt je gelukkig maar met moeite: je zou erop wegdromen, maar het feit is dat ‘Radio Universe’ toch te veel je aandacht erbij houdt om echt helemaal in de kille kosmos van je kop verloren te gaan, voorbij een plek waar enkel wat verloren radiogolven je nog kunnen bereiken. Dit ‘Radio Universe’ is een plek om te blijven. Peter De Voecht (4½) ‘Radio Universe’s biggest strength is that it tells a story. Melodies swell and diminish, you wade through thick mangroves of synthsmog, your ears are lighted by neon colors borrowed from ‘Tron: Legacy’, you crawl past Jean-Michel Jarre, Vangelis, and, for a brief moment, ‘Blade Runner’, and above all you undertake an ephemeral space journey from earth to nothingness and back, which you want to go through again the moment it ends. Omdat Kerstmis naderbij komt, wou Keith bij dit label afspeelbare prentkaarten uitbrengen, zoals men dat in Polen tijdens de jaren ’60 met The Beatles deed. Dat leidde tot 10 tracks op 10 flexieschijven door 10 verschillende artiesten, zoals The Luck of Eden Hall, The Loons, The Crawlin’ Hex, The Thanes, The Blue Giant Zeta Puppies, The Past Tense, Schizo Fun Addict, Crystal Jacqueline, Astralasia en Icarus Peel. Iedere flexieschijf komt er met zijn eigen vierkante prentkaart, ontworpen door Mick Dillingham, maar op deze cd zijn alle tracks bijeengebracht. De songs zijn covers van songs door obscure bands uit de jaren ’60 zoals Hippies, Dragonfly, The Sorrows, Laurie Johnson, Count Five, Calico Wall, The Pretty Things, Brainticket, Satori en Donavan. De muziek varieert van psychedelisch, via surf, fuzz tot freakbeat, garagerock tot krautrock enz. Een raar allegaartje als je ’t mij vraagt… Patrick Van de Wiele (3½) Music that goes from psych to surf, fuzz to freakbeat, garage rock to krautrock. Fruits de Mer Records I Promo CD
Toen Keith bij dit label een jaar geleden de versie door Superfjord van John Coltrane’s ‘A Love Supreme’ hoorde, wilde hij het uitbrengen, maar hoe, dat was de vraag. Tot Earthling Society een versie van ‘Journey In Satchidananda’ uitbracht op hun nieuw album. Dit laatste nummer is een cover van Alice Coltrane, en dat maakte dat de twee tracks hun weg vonden op deze EP, onder de gezamenlijke noemer Coltrane. Superfjord uit Finland start dus met een spacey intro van de bekende jazzklassieker, dat psychedelisch klinkt, en deze intro werd uitgewerkt door Jussi Ristikaarto nadat hij een huwelijk op Barbados bijgewoond had. Voeg daarbij de cosmic joy mix van ‘Journey In Satchidananda’ en je hebt deze ietwat ongewone release op dit label. Het is een eerbetoon aan twee grote namen in jazz, John & Alice Coltrane. Indien je dit koopt, krijg je als bonus een cd met 70 minuten muziek met daarop een remix van Superfjord's track door Astralasia, een live versie door Superfjord, een remix van Earthling Society's track door Skam label's VHSHead, twee nieuwe opnames door Superfjord en Astralasia geïnspireerd door John Coltrane's muziek, en een nieuwe epische song door Earthling Society. Patrick Van de Wiele (3½) A strange but cosmic pairing of two jazz tracks. Fruits de Mer Records I Promo CD I Superfjord I Earthling Society
Deze Engelse band is een veteraan uit de neo psychedelische boom van het einde van de jaren ’80. Na hun succes in het begin, gingen ze echter uiteen, om kort daarna terug de draad op te nemen. Fruits de Mer records bracht nu een EP uit met daarop 3 tracks, waaronder twee gloednieuwe songs en één cover van Jimi Hendrix. De titeltrack is de opener, gevolgd door ‘A Cure For The Inflicted Afflicted’. Het zijn beiden sterke nummers, waarvan het label vindt dat ze zouden kunnen uitgroeien tot een hit. Fans van Jimi Hendrix zullen opgezet zijn met de cover van ‘Love Or Confusion’, die hier gebracht wordt met akoestische gitaren en zelfs sitar. Het kunstwerk op de cover vond het label zo goed, dat het zal bijgevoegd worden als een uitvouwbare poster. Patrick Van de Wiele (3½) Two original tracks plus one Jimi Hendrix cover. Fruits de Mer Records I Promo CD I The Chemistry Set
De single ‘Happy Boy’ die ons enkele weken geleden bereikte had onze nieuwsgierigheid alvast in niet geringe mate geprikkeld. De gelijknamig full cd opent met ‘Time’ en het door machtig orgelspel en blazerssectie omringde ‘Nothing To Pretend’ is het soort midtempo werk dat in de jaren zeventig zowel bij The Boss als Southside Johnny werd aangetroffen, van die meeslepende soulvolle stuff op het ritme van de grootstad. Het verhalende, van melancholie doordrenkte ‘Little Berlin uitmondend in een finale met een heus strijkkwartet, en waarin niet zonder heimwee teruggekeerd wordt naar de periode voor de val van De Muur sluit mooi aan. Hetzelfde kunnen we van het op melodieus gitaarwerk leunend ‘Every Heart Is Crying’ zeggen. Vervolgens krijgen we de eerder vernoemde titelsong ‘Happy Boy’ voorgeschoteld, die ondertussen wat meer vertrouwd klinkende weemoedige pianoballade blijft een pareltje. “What we do now” vraagt Svante Törngren, de zanger gitarist en songwriter die achter Slowman schuilt, zich halverwege vertwijfeld af. Geheel overbodig overigens, het rockerige ‘Baby’s Burnin’ is niet meteen onze favoriet, maar uit de VS stammen ongetwijfeld slechtere muziekjes in dat segment. Het blijkt overigens een zeldzame misstap van deze getalenteerde Zweed die verdienstelijk werk aflevert met zijn derde langspeler. Cis Van Looy (3½) John Theodore Kongos werd geboren op 6/8/1945 in Johannesburg, Zuid Afrika. Tijdens het begin van de jaren ’60 had hij daar succes met zijn band Johnny and the G-Men, maar ook als soloartiest. Toch trok hij naar de UK om daar zijn muzikale carrière verder uit te bouwen. Hij richtte er in 1967 de band Floribunda Rose op, en bracht 18 maanden later zijn eerste soloalbum ‘Confessions About a Goldfish’ uit. Nadien ging hij zich toeleggen op te schrijven songs en zijn doorbraak kwam er met de nummers ‘He’s Gonna Step On You Again’, en ‘Tokoloshe Man’ uit 1971. Het eerste nummer staat geciteerd in het Guiness Book of Records, als de eerste song die ooit gesampled werd. Zijn tweede album ging echter de mist in. Zijn album ‘Kongos’ uit 1972 is nu digitaal heruitgebracht, en het bevat een verscheidenheid aan stijlen en experimentjes. Muzikanten zoals Ray Cooper en Caleb Quaye leverden een bijdrage. Opener ‘Tokoloshe Man’ doet denken aan Noddy Holder van Slade, met zijn schreeuwerige zang. Bovendien drijft het nummer op veel drum. ‘Jubilee Cloud’, ‘Lift Me from the Ground’, ‘Try to Touch Just One’ en ‘I Would Have Had a Good Time’ zijn ietwat vergelijkbaar met Elton John in zijn beginperiode. ‘Tomorrow I’ll Go’ is een remake van een oud nummer uit zijn debuutelpee. Maar de blikvanger hier is ‘He’s Gonna Step On You Again’, op een drijvende tribal junglestamp, dat in 1990 door Happy Mondays gecoverd werd. Deze heruitgave komt er bovendien met 9 bonustracks, genomen van zijn singles voor Fly en Cube Records. Met een cd-boekje dat dieper ingaat op de achtergrond. Patrick Van de Wiele (3½) A remastered en expanded edition of a classic album from 1972. Esoteric Recordings I ECLEC 2466 I Cherry Red Records
De Afro-Amerikaanse trompettist Joey Sommerville uit Atlanta zijn muzikale oorsprong ligt in de kerk. “When I was a teenager, I would judge the calibre of my playing by the number of people in the congregation who ‘got happy’. If you aren’t touching the listener’s soul, then you aren’t really playing music. Soul communication is the key.” Na twintig jaren lang geoefend te hebben in opnamestudio’s en zweterige nachtclubs, is Joey klaar. Hij nam op met de rockgroep Phish, was ooit de solist voor het album ‘Alegria’ van Cirque du Soleil, produceerde andere artiesten zoals Bob Baldwin, Rhonda Smith, en stichtte The Smooth Jazz After Dark Series in het Sambuca Jazz Café in Atlanta. Zijn 5de cd, die eind deze maand uitkomt, bevat songs, waaraan hij sinds 1993 al werkt. Hij schreef dan ook aan 9 van de 10 tracks mee, en nam één cover op. Hij produceerde 8 songs, en twee samen met Jeff Lorber. Joey speelt niet alleen trompet, maar ook flugelhorn, piano, keyboards, synth bas en programmeerde de drums. “In this era of singles downloads, I still believe in the concept of albums and a cohesive body of music,” zei hij. “I’ve always wanted to record these songs and I really like them, but they didn’t fit on previous projects. They were all inspired by real life experiences thus they have meaning. The long journey that is a music career is a marathon, not a sprint, and the timing finally came around for these songs to be recorded for the first time. Surprisingly, they fit together despite being written over a long period of time and the variety in their sound and style.” De titeltrack, waarmee de cd opent, is meteen de eerste single, die vlot klinkt. Daarna komt het sensuele ‘Desire’, waarop gitaarlegende Earl Klugh zijn akoestische gitaar bespeelt. ‘Caravan’ is een klassieker van Duke Ellington, maar hier in een modern kleedje met trombonist Jeff Bradshaw. ‘Red Cups Up’ is speels, waarna Joey op de ballade ‘I Just Wanna Be With You’ de liefde voor zijn vrouw bezingt. Je hoort onmiddellijk Jeff Lorber’s stijl op ‘The Next Big Thing’, een stukje jazzfunk met Elan Trotman op sax. ‘Rebecca of Birmingham’ schreef hij tere ere van zijn grootmoeder en je hoort er Eric Essix’s gitaar in. ‘Karma’ is een traditioneel jazznummer, niet zo’n mijn stijl, gevolgd door de R&B instrumentaal ‘Forever’. Met ‘The Passport Life’ besluit Joey. Een leuke ontdekking met mooi werk! Patrick Van de Wiele (4) A nice discovery with classy playing. Jayvox Inc. I JVJS-102014-OS I Great Scott PR I Joey Sommerville
Twintig jaar geleden kwamen de Londense grunge rockers van de groep Bush op de muziekscène met hun debuutalbum ‘Sixteen Stone’. Ondanks heel wat succes tijdens de jaren ’90, viel de groep uiteen in 2002, en slechts na 8 jaar, kwamen ze in 2011 op de proppen met het album ‘The Sea of Memories’. Nu zijn ze al toe aan hun 6de release, en hiervoor beslisten Gavin Rossdale (zang, gitaar), Chris Traynor (gitaar), Corey Britz (bas) en Robin Goodridge (drums) om studio 606 te gebruiken, de studio van Foo Fighters frontman Dave Grohl. Ook riepen ze de hulp in van de Grammy Award winnende producer Nick Raskulinecz en van Jay Baumgardner. Het resultaat is een evenwichtige cd tussen rock en grunge. Ze vliegen er direct in met de garagegeluiden van ‘Just Like My Other Sins’, en die energie blijft de ganse cd door hangen. De titeltrack doet meer denken aan moderne rock, en de daaropvolgende ook, terwijl ‘Loneliness is a Killer’ geluidseffecten daaraan toevoegt. ‘Broken in Paradise’ is wat meer popgericht, maar de alt-rock geluiden overheersen. Fans zullen tevreden zijn. Patrick Van de Wiele (3½) Zuma Rock Records I 88875016572 I Sony Music I Bush
Bassist Antoine Fafard begon in het midden van de jaren ’90 zijn eigen muziek te componeren, en bracht dat in 2000 uit. Na 6 albums met zijn band Spaced Out lanceerde hij in 2011 ‘Solus Operandi’, het eerste album onder zijn eigen naam. Hierop demonstreerde hij een nieuwe aanpak, dat brak met alle orkestrale beperkingen enz. Op ‘Occultus Tramitis’ uit 2013 speelde hij samen met bekende namen uit de jazzfusion wereld. Op 15/11 komt dit derde album uit, met hulp van drummer Vinnie Colaiuta en gitarist Jerry De Villiers Jr. Bijkomende gastmuzikanten zijn keyboardspeler Gerry Etkins op drie tracks, drummer Gary Husband en saxofonist Jean-Pierre Zanella ook op 3 tracks. Maar Colaiuta en De Villiers Jr. waren erbij van in het begin, en Fafard componeerde alle songs zelf, behalve opener ‘Shuffle It!’, dat hij samen met De Villiers Jr. schreef. Uiteraard zit er veel improvisatie in, iets waarvoor ik steeds terugschrik. Colaiuta’s drumsessie werd apart opgenomen en geproduceerd door Jimmy Haslip. En op ‘D-Day’ krijgt Colaiuta zelfs een duet aangeboden met Gary Husband. Jazzfusion fans zullen hiermee in hun nopjes zijn, en dit reikt terug naar het midden van de jaren ’70. Wervelende melodieën, tempoveranderingen, structuren en harmonische variaties zijn hier troef. Patrick Van de Wiele (3½) A multitude of tempos, time signatures, structures and harmonic variations. Unicorn Digital Inc. I UNCR-5092 I Antoine Fafard
‘Down Wires’ (2010) en ‘Paper Back Bones’ (2012) kwamen volledig in eigen beheer tot stand. De sobere, destijds eigenhandig door Anthony D’Amato ingespeelde werkstukken, toonden al onmiskenbaar het talent van de jonge singersongwriter uit New Jersey die tijdens zijn studiejaren aan de plaatselijke Princeton universiteit in contact kwam met Paul Muldoon. De uit Ierland uitgeweken dichter die in De VS met prijzen overladen werd speelde in een band .Warren Zevon ontdekte de poëzie van Muldoon die hij kort voor zijn dood, in 2002 zelfs in een song verwerkte en de leergierige D’Amato stak een en ander op van Muldoon. In het zog van zijn tweede langspeler tourde D’amato in Europa, zo belandde hij twee jaar geleden in de N9 in Eeklo in het voorprogramma van Israel Nash Gripka waar de nagenoeg onbekende singersongwriter evenals gastheer Gripka een memorabele indruk naliet. Met het officiële debuut voor New West ‘Shipwreck From The Shore’ wordt al dat goeds bevestigd. In de Great North Sound Society in Maine, een tot studio omgebouwd farmhouse uit de achttiende eeuw creëren muzikanten uit het entourage van Bon Iver zoals drummer Matt McCaughan en bassist Brad Cook (Megafaun) samen met gitarist Gabriel Gordon ( Todd Rundgren, Natalie Merchant) en producer/toetsenman Sam Kassirer optimale omstandigheden voor het songwerk van D’amato. ‘Was A Time’ opent als een lichtjes overstuurde folksong uit de vroege jaren zestig met een eenzame harmonica op de achtergrond en barst open in een energieke finale. ‘Back, Back, Back’ gaat verder op dat elan met sprankelende percussie en trompetjes op aanstekelijke afro ritmiek geënt. Het wordt nog sterker met het door funky basloopjes ingeleide ‘Back To Back’, jankende gitaren ondersteunen de soulvolle zang in een uitbundige hallelujah song, bij nader inzien het draaiboek voor een feestelijke uitvaart van de auteur zelf. De thematiek verwijst niet zelden naar mindere periodes in het leven maar worden hier meestal in triomfalistisch klinkende folkrock verpakt, zoals ‘Hard To Say’. “You take the bed and i’ll take the couch” zo gaat de afsluitende zin van ‘If It Don’t Work Out’. Het verstilde buitenbeentje ‘Ludlow’, dat in de gelijknamige straat in New York City werd opgenomen is het eerste van enkele intimistische pareltjes zoals ‘Middle Ground’ dat we verderop aantreffen. Van de persoonlijke ontboezemingen die in fraai songwerk verpakt worden werk mogen we ‘Cold Comfort’ en bovenal de wonderlijke afsluiter ‘Calico Alone’ evenmin onvermeld laten. Op 9 december staat je Anthony D’Amato op het singersongwriter festival ‘Light Of Day’ in Trix, Antwerpen. Cis Van Looy (4) New West Records I NW 6309 l Warner Music NL l Klanderman Promotion l Anthony D’Amato
Sinds ze in het begin jaren negentig in haar eerste concerten in New Rork City gaf heeft Ani DiFranco een lange weg afgelegd. De zangeres toont zich niet alleen een sterke zelfbewuste feministe die openlijk voor haar mening uitkomt en haar sociaal geëngageerde thema’s als in haar oeuvre verwerkt dat nauw met folk verweven is maar ook met punk, rock , funk en jazz flirt terwijl ook de grenzen van elektro en hip hop worden afgetast. Bovendien Ze kreeg destijds aanlokkelijke voorstellen van de maar bewaart de integriteit van haar muzikale output angstvallig met haar zelf opgerichte onafhankelijke platenlabel Righteous Babe. Tegenwoordig leeft Ani DiFranco met haar levensgezel de producer Marc Napolitano en haar twee kinderen in New Orleans. Op de uit 2012 daterende voorganger ‘Wich Side Are You On ?’, haar zeventiende studioplaat figureert overigens het puik van de plaatselijke muziekscène. Op de nieuwe langspeler vormt ze een trio met trouwe muzikanten als bassist componist Todd Sickafoose en drummer Terrence Higgins sporadisch aangevuld met gastmuzikanten als violist Jenny Sheiman en Matt Perrine op de sousafoon, terwijl toetsenman Ivan Neville eveneens in de studio werd gesignaleerd. Voor de productie werkte multi-instrumentaliste Ani opnieuw nauw samen met haar eveneens vertrouwde partner Napolitano. ‘Allergic To Water’ kwam tijdens Difranco’s zwangerschap in nauwelijks vier dagen, overwegend in haar eigen huis, tot stand. Het heeft er ongetwijfeld mee te maken dat dit tot een van haar meest intimistische en persoonlijke werkstukken uitgroeide. Met haar sober gestileerde akoestische, maar tegelijk rijk geschakeerde en geïnspireerde benadering weet Ani Difranco andermaal de luisteraar te verleiden. Cis Van Looy (4) 8 april 2004 was weer een van die bijzondere dagen, een dag waarop de Royal Albert Hall weer eens volliep maar niet alleen met publiek maar ook met muzikanten die toch een serieus aandeel hebben in de hedendaagse moderne pop- en, rockmuziek geschiedenis. Ronnie Lane startte in 1965 samen met de ook reeds overleden Steve Marriott, Kenney Jones en Jimmy Winston de legendarische Small Faces op. Laatstgenoemde werd al snel vervangen door Ian McLagan op de keys. De Small Faces waren de zoveelste Britse hitmachine en bezorgde ons toch leuke momenten met o.m. ‘Tin Soldier’, ‘Lazy Sunday’, ‘All Or Nothing’, ‘Itchycoo Park’ en zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Marriott zal de band reeds verlaten in 1969 om samen met o.m. Peter Frampton Humble Pie op te starten. Kort daarop begint Lane met kortweg de Faces met ene Rod Stewart en Ronnie Wood schrijven ze geschiedenis wanneer ze een nummer één wereldwijd scoren met het nog steeds overtuigende ‘Maggie Mae’. Er is momenteel sprake van een Faces reünie maar dat is nog steeds afwachten en alles hangt af van de bezigheden van Ron Wood bij de Stones. Bij Ronnie Lane werd in 1970 de vreselijke ziekte Multiple Sclerose vastgesteld. Nadat de Small Faces opbraken ging Lane zijn eigen weg met zijn band Slim Chance. Hij heeft meer dan twintig jaar geleden onder deze ziekte en in 1997 zou hij de strijd verliezen. Hij was net 51 geworden. Hij was ook een zeer geliefd muzikant en daarom worden er meermaals memorials voor hem gehouden. Op dit concert doken tal van grote namen op: Ronnie Wood, Pete Townsend, Paul Weller, Midge Ure, Steve Ellis, Chris Farlowe, Chris Jagger, Sam Brown, Glen Matlock, Mick Jones e.a. Op deze dubbelaar vooral nummers van de Small Faces maar ook van zijn periode met Slim Chance en natuurlijk ook een selectie van zijn werk bij de Faces. We overlopen graag even de songs die volgens ons het meest in ons gehoor bleven hangen zonder afbreuk te doen aan de anderen muzikale pareltjes hier. Deborah Bonham, zuster van John Bonham – drummer Led Zeppelin) ontfermde zich over het nog steeds prachtige ‘Every Little Bit Hurts’, zelfs live klinkt dit nummer nog steeds zoals het hoort. ‘Lazy Sunday’ wordt aangepakt door niemand minder dan Mollie Marriott, de dochter van Steve die in 1991 omkwam in een huisbrand en van Midge Ure (Ultravox) hebben we de laatste jaren niet veel meer vernomen maar hij levert hier toch een intimistische versie van ‘My Mind’s Eye’. Slim Chance neemt de honneurs waar op enkele nummers maar met ‘Cat’s Melody’ en ‘Anymore For Anymore’, geruggesteund hier door Mick Jagger’s broer Chris krijgen we toch twee leuke songs die best wel wat langer hadden mogen duren. Het feestje in de Royal Albert Hall gaat verder op de tweede schijf en met veel plezier luisterden we naar ‘Ooh La La’ met weer een overtuigende Slim Chance met Paul Weller en Ron Wood aan zijn zijde. De Jones Gang duikt vrij veel op in dit concert en zij leveren toch sterke versies af van o.m. ‘Ogden Nut Gone Flake’, de grote hit van Rod Stewart & The Faces ‘Maggie May’ maar vooral ‘Itchycoo Park’ en ‘Tin Soldier’ waren toch momenten om een traan weg te pinken. ‘Stay With Me’ wordt ingezet met sterke slide gitaar van Ron Wood en Colosseum’s zanger maar eigenlijk beter gekend als solozanger Chris Farlowe transformeert samen met de Jones Gang ‘All Or Nothing’ in een beklijvende song. ‘Afterglow’, toch een van de knapste Small Faces songs krijgt nu de stem van Steve Ellis. Maar hoe hard ook iedereen probeert, Steve Marriott’s stem is niet te evenaren. Wanneer je een eindbeoordeling van dit concert maakt zul je versteld staan dat er alleen maar klasse muziek op terug te vinden is. Een muzikale spijskaart om Ronnie Lane te herdenken. Dit soort concerten vinden ook vrij vaak (of vonden plaats in Dingwalls, Camden Town) maar toen stond Steve Marriott centraal als eerste overleden lid van de Small Faces. Alfons Maes (4½) When you make a final assessment of this concert you would be amazed that you will find only classy music. A musical menu card to commemorate the great Ronnie Lane. Angel Air I SJPCD450 I Proper Music Distribution I Ronnie Lane
"Nu leek me een goed moment om de fans een plezier te doen. Zo kan ik hen onmiddellijk aanbieden wat ze te zien/horen gaan krijgen in het najaar. Het buitenland is er sinds anderhalf jaar bijgekomen. Wanneer ik in België of Nederland speel, wil ik iets speciaal doen. Ik heb altijd een goede band gehad met mijn publiek. Ik beschouw het als een "dankuwel"." Zo vatte Piet Goddaer, de man achter Ozark Henry, in het recente Keys & Chords-interview samen waarom hij 'Live 2014: The Journey's Everything' nu wilde uitbrengen. De bevlogen, sympathieke frontman vertelde er verder bij dat een liveplaat uiteraard altijd een momentopname is. Als je, net als hij, uit zoveel hits en albumtracks kan kiezen, is het een quasi onmogelijke opgave om de beste 12 te kiezen. Sinds zijn vorige plaat 'Stay Gold', is de band zwaar doorgebroken in het land van Sophia Loren. Daar speelt deze plaat schaamteloos - maar volledig begrijpelijk - op in. Goddaer is niet de man van de grote essays in de liner notes, en houdt het bij een lijntje: "thanks to all involved. I've never been lonely throughout this journey. grazie!" Die "grazie" staat daar niet toevallig, net zomin als de keuze voor zowel 'Incurable Romantics' en 'I'm Your Sacrifice', niet toevallig zijn twee grootste hits in Italië. De live-opnames zijn steevast origineel, pakkend en gul. Soms kaal, soms uitgebeend, soms groots in de instrumentatie. Maar altijd 100% gemeend. Ozark Henry, de band, en Piet Goddaer, de mens, zijn vrij van onzin. Rasmuzikanten, waarachtige mensen. Mooie plaat. Julian De Backer (3½) Ozark Henry - the brainchild of Piet Goddaer - has released the live album 'Live 2014: The Journey's Everything', a premature registration of their upcoming tour. Goddaer cherishes his Belgian and Dutch audiences, and wanted to treat them to a nice little offering. A 'Thank You' of sorts. Since 'Stay Gold', their last studio album, the band made it big in the land of Sophia Loren. That's why he utters a heartfelt 'grazie'. It also explains why he includes his two biggest Italian hits, 'Incurable Romantics' and 'I'm Your Sacrifice'. These live recordings are original, gripping and generous. Sometimes sparse, sometimes grand, always made by truthful musicians. Man On Roof I 88875016412 I Sony Music I Ozark Henry
In 1986 plaatste de Belgische band Family Duck zich in de finale van Humo’s Rockrally. Het jaar daarop wonnen ze de Belgian Rock Concours. Samen met Olivier Descamps, Al Elias, Eric Baranyanka, Dany Van Den Berghe en Chris Thoeye deed John Premereur de groep uitgroeien tot een bekende Belgische funkband. In 1989 volgden nog een laatste single (‘Feel So Strong') en een aantal optredens met de Amerikaanse soul- en jazzzanger Gyle Waddy. Daarna werd het stil, en Premereur ging met een aantal muzikanten verder onder de naam Starfunker. Dit jaar moest het reüniejaar worden, en via een pagina op Facebook werden plannen gesmeed. Platenbaas Hans Kusters merkte dit op, en gaf hen de kans om in zijn studio een EP op te nemen. Ex-leden Eric Baranyanka (leadzang), John Premereur (gitaar, zang), Olivier Descamps (bas), Al Elias (drums), en Dany Van Den Berghe (keyboards) riepen de hulp in van Luc Wielockx (sax). Maar tijdens de opnames overleed Premereur onverwacht en er werd beslist om deze EP te werken ter zijne ere. Men koos hierbij voor eigen nummers, de beste vroegere singles, maar ook nieuw werk. De 7 tracks liggen vlot in het gehoor en zijn zeer melodieus. Twee ervan ‘Watch Your Step’ en ‘That’s the Way I Like to do It’ stammen respectievelijk uit 1987 en 1988, maar werden nu digitaal geremastered. Leuk funkwerk van eigen bodem, dat binnenkort ook ten lande zal te bewonderen zijn. Patrick Van de Wiele (4) HKM Records I 42555 I Coast to Coast I Family Duck
Felix Huybrechts, de peetvader van de Belgische muziekgeschiedenis, returns! Amper twee weken na de piekfijn heruitgegeven Ferre Grignard-platen komt er een nieuwe, vierde editie van zijn meest gelauwerde concept: 'Belgian Vaults'. Sinds deel twee telkens met een gratis cd (aardig!), en sinds het begin gevuld met obscure parels (en niet iets mindere parels) van de vaderlandsche muziekkluizen. 'Belgian Vaults I', 'II' en 'III' zijn heden nog niet beluisterd door ondergetekende, dus is het nu prettig kennismaken met deze reeks. Eerste vaststelling: sommige nummers lijken wel héél hard op andere nummers, wat natuurlijk eigen was aan de rock-'n roll-tijdsgeest. Als het swingde (of rockte), waren de mensen al lang tevreden. Nu is iedereen veel kritischer, en hunkeren we allemaal naar meer diversiteit. 'Belgian Vaults' is in dat opzicht een pleidooi voor een terugkeer naar eenvoud, en persoonlijk geluk. Een zeer fijne gedachte. 'I'm Burned' van Ricky is helemaal 'Not Fade Away' in de versie van The Stones. In de liner notes wordt wel gewag gemaakt van 'the Bo Diddley beat', maar wist Diddley ervan? Heeft hij ooit een klacht voor plagiaat ingediend? 'I'm Burned'? Hij had zich stevig kunnen verbranden! Supernummer van Ricky, maar toch: schaamteloos! 'Show Me What You Want' van The Rainbows klinkt als The Beatles in hun 'The Night Before' periode. Zwierig. 'Melody Maker' van The Klan (sympathieke groepsnaam die al hun succeskansen in Noord-Amerika fnuikte) zou door Mick Jagger ('Mother's Little Helper') gezongen kunnen zijn. En doet 'Is It True?' van The Ropes u ook niet denken aan 'Little Things' van Dave Berry? Is het waar? Of niet? Het beste nummer van deze compilatie - Keys and Chords schuwt de persoonlijke mening niet - is 'Satan In Eigen Persoon' van Fabien Collin, een hilarisch dramatische vertelling. Het is smullen van de archaïsmen en de gedateerde sound. Dolletjes! Julian De Backer (3½) 'Belgian Vaults' is the critically lauded and acclaimed series of Starman Records founder Felix Huybrechts, featuring track after track of obscure and lesser-known songs from the Belgian musical history and landscape. And its vaults, hence the name. A lot of songs resemble the well-known classics from the sixties. 'I'm Burned' by Ricky is Bo Diddley's 'Not Fade Away' in all but the name (did he ever get burned? Did Diddley sue his pants off?), 'Show Me What You Want' by The Rainbows sounds like The Beatles in their 'The Night Before' period and 'Melody Maker' by The Klan (a name that destroyed any eventual chart success in North America) is a 'Mother's Little Helper'-esque ditty (although both tracks came out in the same year!). And hasn't 'Is It True?' been influenced by Dave Berry's 'Little Things'? Is it true? Or isn't it? 'Belgian Vaults IV' best song, however, is 'Satan In Eigen Persoon' ("Satan Personified") by Fabien Collin, a song in Dutch that sounds hilarious thanks to a dated sound and archaic phrases. I love it! Starman Records - SMR033
|
Archives
September 2024
|