exclusief interview met:
“Het draait allemaal om muziek, niet om ego.”
‘The Afterglow’, de eerste soloplaat van Simon Casier, is een juweeltje geworden. De bassist van Balthazar schreef tien prachtige poppareltjes. Onvervalste luisterliedjes die behagen, licht verdragen en om liefde vragen. In het Sonygebouw van Brussel praten we over de kiem van ‘The Afterglow’.
Julian De Backer: “Jouw groep Balthazar en jouw toetsenist Senne Guns zijn me bekend, maar ik wist niet meteen wat ik van Zimmerman moest of mocht verwachten. Ik weet niet hoe jij aan de plaat begonnen bent. Naar ik vermoed: met demo’s, ideetjes, losse flarden?”
Simon Casier: “Ik schrijf al heel mijn leven nummers. Op mijn computer staan zes full albums in demoversies. Ik had zes jaar geleden al een debuutplaat kunnen uitbrengen. De tien songs op ‘The Afterglow’ zijn op een vrij korte periode geschreven. Voor de eerste keer klopte zowel muzikaal als tekstueel het pakketje. Ik voelde dat dit mijn debuutplaat moest worden. De meeste debuutplaten zijn een samenraapsel van wat de artiest heeft geschreven gedurende zijn leven, maar bij mij is het een momentopname van elf songs. Eentje heeft de plaat niet gehaald.”
Julian: “Waarom heeft dat ene nummer de plaat niet gehaald?”
Simon: “Het klopte niet. Het was muzikaal niet nodig. Alles was opgenomen, en voor ik naar de mix ga, maak ik een trackvolgorde. Dat is interessant, omdat je dan de flow van de plaat kunt bepalen voor je gaat mixen. Dat ene liedje paste niet in het geheel. Misschien breng ik het ooit als B-kant uit, maar het is nooit gemixt.”
Julian: “Je kan het houden voor een eventuele verzamelbox in de toekomst.”
Simon: “Bij de vinylversie zit een extra cd met alle tracks op piano. We hebben dus eigenlijk al B-kanten.”
Julian: “Ik heb de downloadlink voor journalisten van Sony gekregen, en daarop stond enkel de pianoversie van ‘Someday Maybe’ als bonustrack op.” Simon: “Die krijg je ook op iTunes. Maar om alle nummers op piano te horen, moet je de elpee kopen. Vaak zit er een cd of een download bij een vinylplaat, met exact dezelfde nummers. Wij wilden iets meer geven: dezelfde songs, dezelfde volgorde, maar enkel op piano. Geen stem.” Julian: “De pianoversie van ‘Someday Maybe’ beviel me enorm. Een erg mooie versie, die als coda en rustpunt kan dienen.” Simon: “Merci. In principe staat het nummer niet op de plaat. Het is een extraatje.” Julian: “Het is een stijlbreuk, omdat die eerste tien nummers inderdaad bij elkaar horen. Maar het werkt wel.” Simon: “Ik heb het nog nooit zo beluisterd. Ik ken enkel de cd met 10 nummers, of de 10 pianonummers na de vinylplaat. Ik vind het leuk dat ik mijn eigen nummers in een ander jasje mag steken. Ik weet bijvoorbeeld niet of ik ooit nog iets van mijn eerste demo’s zou uitbrengen. Misschien binnen 40 jaar een democollectie.” Julian: “De charmante naïviteit van de 16- of 18-jarige Simon Casier kan ook prettig zijn om naar te luisteren. Je was toen wellicht een volledig andere muzikant.” Simon: “Zeker, zeker. Maar ik vermoed toch dat mijn volgende plaat uit volledig nieuwe nummers zal bestaan.” Julian: “Veel van jouw songs zou je perfect kunnen verfilmen, zoals ‘Liar’ en ‘What Will We Do And When’. Door zowel de lyrics als de sfeer die ze oproepen, zouden ze tot hun recht komen als een Woody Allen-praatfilm, of een poëtische Terrence Mallick-prent. Broeierig, maar tegelijk ook prettig. Jouw plaat kan evenzeer de soundtrack van een geslaagde dag zijn. Drankje, snackje, naald in de groef.” Simon: “Ik snap wat je bedoelt. Morgen krijg ik zelf mijn eerste vinylexemplaar. Morgenavond ga ik ze meteen … ow, nee, ik kan niet. Verdorie. Morgen heb ik een try-out. Het zal voor overmorgen zijn.” |
Julian: “Er zijn vermoedelijk weinig grotere kicks denkbaar dan je eigen vinylplaat beluisteren.”
Simon: “Klopt, ik heb er echt enorm naar uitgekeken. Ik ben blij dat ze bestaat. Jammer dat ik ze nu nog niet kan meenemen naar huis, want er zijn net twee exemplaren binnengekomen hier bij Sony in Brussel. Maar de stock ligt in Antwerpen. Ik ga morgen mijn exemplaren halen. Het is raar. Mensen die niet in de muziekbusiness zitten, zien een plaat als het begin van iets. Maar als muzikant of songschrijver die in het proces zit van het maken van een plaat, werk je toe naar een punt. De plaat maken is een eindpunt, maar ook het beginpunt naar de buitenwereld toe. Erg absurd. Ik zit in het midden van die golfbeweging. Opbouwen, opbouwen … en nu wil ik het loslaten. Maar nu begint het pas voor het publiek. Ik heb het al vaker meegemaakt met de bands waarin ik speel, maar solo is het toch nog anders. Het is nu mijn eigen kindje.” Julian: “Je hebt er jaren aan gewerkt, je laat het eindelijk los … en nu ga je soms gemene dingen horen over je kind. Je kan daar niets aan veranderen.” Simon: “Dat vind ik ook niet erg. Als iemand mijn plaat niet goed vindt, dan mag dat. Ik heb de productie zelf in handen genomen. Ik wist in mijn hoofd hoe mijn plaat moest klinken. Vrij spontaan, en niet te veel zever. De plaat klinkt zoals ik wou dat ze klonk. Als iemand me nu zegt dat de plaat niet goed is, dan zal ik nog steeds 100% achter mijn plaat staan. Stel dat ik met een externe producer had gewerkt en compromissen had gesloten, dan zou ik me slecht voelen bij negatieve kritiek. Omdat ik mezelf dan ga verwijten dat ik niet meer mentaal betrokken was. Enfin, ik zal het nog steeds vreemd vinden als iemand mijn plaat niet goed vindt (lacht).” Julian: “‘Jij dwaalt, mijn beste!’” Simon: “Voilà. ‘U bent mis’. Maar ik zal mezelf niets verwijten. Daar ben ik blij over.” Julian: “Je hebt je eigen ziel in de plaat gestopt, en dat is positief. Veel artiesten moeten luisteren naar managers, publishers, marketing, radioprogrammatoren willen een hit … jij hebt je eigen ding gedaan, én toch wordt het opgepikt door de radio. ‘I Don’t Want It That Bad’ hoor ik dagelijks op Radio 1. Dus jouw eigen visie loont wel.” Simon: “Ik kan niet praten voor andere bands, maar je hoort flows en hypes op de radio. Ik wil mezelf geloofwaardig houden, dus ik moet mijn eigen koers volgen. Als niemand het oppikt, so be it. Liever zo, dan dat ik wereldberoemd word met pakweg een cover waar ik zelf niet achtersta. Omdat de marketing het zo wil. Dan ben je gejost, als muzikaal persoon. ‘What Will We Do And When’, het laatste nummer van de plaat, is gewoon een demo. Het is niet opnieuw opgenomen; het is zelfs niet gemixt. Niemand wist hoe het aangepakt moest worden. Doordat het superslecht opgenomen was, klopte het. Het is zo naar de mastering gestuurd. In de credits staat officieel dat ik het gemixt heb, maar ik heb enkel op ‘record’ gedrukt. Het is bewust het laatste nummer. Het zou niet passen in het midden, want dan zou je een soundclash krijgen.” Julian: “Een ruwe, ongepolijste diamant kan erg imponeren.” Simon: “Een hele plaat zou ik zo niet maken, maar voor dit nummer was het perfect. Toen de plaat helemaal klaar was, heb ik bewust nog eens naar de demo’s geluisterd. Uiteraard klonk het eindresultaat 10 keer beter, maar dat ene nummer is gelukkig ruw gebleven. De vibe zou volledig fout zijn als ik het opnieuw had opgenomen.” Julian: “Het frustreert me soms ook wanneer een album overproduced is. Alle kantjes weg gevijld. Daarom hou ik ook van foutjes in liveplaten en –concerten. Dan weet je dat het live is, dat er niet valsgespeeld is. Muziek moet leven.” Simon: “Natuurlijk. Daarom wou ik ook 1 take per nummer. De momentopname.” |
Julian: “Net voor het nummer ‘Liar’ losbarst, hoor je een snel getik. Wat is dat juist?”
Simon: “Gewoon een hi-hat van de drums.”
Julian: “Ik hoorde het de eerste keer door de koptelefoon, en ik schrok me een hoedje. Het klonk levensecht, alsof iemand op de ruit tikte.”
Simon: “We hebben de hi-hat vuil gemaakt.”
Julian: “De titel van jouw plaat, ‘The Afterglow’, is geweldig door wat hij oproept.”
Simon: “Het is verdwenen, en toch is het er nog.”
Julian: “Net na het hoogtepunt. Na sluitingstijd. Iets smeulends. De melancholie na een tof feestje, of een verjaardag. Dat is die afterglow.”
Simon: “Klopt. Het moment dat alles verdwenen is, en wat dan nog overblijft.”
Julian: “Was het voor jou meteen duidelijk dat dat de titel van de plaat zou worden?”
Simon: “Ja, toen ik het lied geschreven had, hoewel ik nergens de woorden ‘the afterglow’ zing. Ik had de titel instinctief boven de lyrics geschreven, en ik heb me er geen vragen bij gesteld. Dat woord is de samenvatting van de plaat. Jouw omschrijving is ook accuraat: dààr gaat de plaat over. Je hoeft het daarom niet per sé te zingen.”
Julian: “Wist je meteen welke richting je wilde uitgaan met je plaat?”
Simon: “Ik weet niet meer welk nummer ik eerst heb geschreven, maar ‘I Don’t Want It That Bad’ is geschreven nadat ik een MOOG bas-synthesizer had gekocht. Vijfennegentig procent van de plaat is ingespeeld met mijn eigen instrumenten thuis, en de overige vijf procent waren extra synthesizers van onze toetsenist. Ik kan niet drummen, maar ik heb toch gedrumd op de demo’s. Ik wilde geen bas spelen, maar ik heb het toch snel opgenomen. Beetje rammen op mijn gitaar, want ik ben geen technische gitarist. Solo’s zal je me nooit horen spelen. Ik zou zelfs niet weten hoe, en het interesseert me ook totaal niet. De demo van ‘I Don’t Want It That Bad’ klopte qua arrangement en qua bezetting. Het werd me duidelijk dat ik live maar drie mensen nodig had. Ik heb bewust die lijn doorgetrokken naar de andere songs. Het basisidee was een drum, een nerveuze ritmische gitaar, een bassynthesizer, enkele orgeltjes en een stem. Stringmachines, Wurlitzers, allemaal instrumenten die ik thuis heb staan. Moest ik zeven andere instrumenten thuis hebben staan, dan had de plaat ook anders geklonken. Het is een samenraapsel van instrumenten die ik verzamel geweest. Enfin, ‘verzamel’: om te gebruiken, natuurlijk. Ik ben geen verzamelaar om te verzamelen. Daardoor klinkt de plaat ook zo. Je kan tegenwoordig alles met je laptop. Alle klanken ter wereld kan je nabootsen op een computer, maar dat heb ik niet gedaan. Het zijn allemaal echte instrumenten die ik heb. Dat vind ik interessant. Ik zeg niet dat ik altijd zo platen ga opnemen, maar voor nu was het perfect.”
Simon: “Gewoon een hi-hat van de drums.”
Julian: “Ik hoorde het de eerste keer door de koptelefoon, en ik schrok me een hoedje. Het klonk levensecht, alsof iemand op de ruit tikte.”
Simon: “We hebben de hi-hat vuil gemaakt.”
Julian: “De titel van jouw plaat, ‘The Afterglow’, is geweldig door wat hij oproept.”
Simon: “Het is verdwenen, en toch is het er nog.”
Julian: “Net na het hoogtepunt. Na sluitingstijd. Iets smeulends. De melancholie na een tof feestje, of een verjaardag. Dat is die afterglow.”
Simon: “Klopt. Het moment dat alles verdwenen is, en wat dan nog overblijft.”
Julian: “Was het voor jou meteen duidelijk dat dat de titel van de plaat zou worden?”
Simon: “Ja, toen ik het lied geschreven had, hoewel ik nergens de woorden ‘the afterglow’ zing. Ik had de titel instinctief boven de lyrics geschreven, en ik heb me er geen vragen bij gesteld. Dat woord is de samenvatting van de plaat. Jouw omschrijving is ook accuraat: dààr gaat de plaat over. Je hoeft het daarom niet per sé te zingen.”
Julian: “Wist je meteen welke richting je wilde uitgaan met je plaat?”
Simon: “Ik weet niet meer welk nummer ik eerst heb geschreven, maar ‘I Don’t Want It That Bad’ is geschreven nadat ik een MOOG bas-synthesizer had gekocht. Vijfennegentig procent van de plaat is ingespeeld met mijn eigen instrumenten thuis, en de overige vijf procent waren extra synthesizers van onze toetsenist. Ik kan niet drummen, maar ik heb toch gedrumd op de demo’s. Ik wilde geen bas spelen, maar ik heb het toch snel opgenomen. Beetje rammen op mijn gitaar, want ik ben geen technische gitarist. Solo’s zal je me nooit horen spelen. Ik zou zelfs niet weten hoe, en het interesseert me ook totaal niet. De demo van ‘I Don’t Want It That Bad’ klopte qua arrangement en qua bezetting. Het werd me duidelijk dat ik live maar drie mensen nodig had. Ik heb bewust die lijn doorgetrokken naar de andere songs. Het basisidee was een drum, een nerveuze ritmische gitaar, een bassynthesizer, enkele orgeltjes en een stem. Stringmachines, Wurlitzers, allemaal instrumenten die ik thuis heb staan. Moest ik zeven andere instrumenten thuis hebben staan, dan had de plaat ook anders geklonken. Het is een samenraapsel van instrumenten die ik verzamel geweest. Enfin, ‘verzamel’: om te gebruiken, natuurlijk. Ik ben geen verzamelaar om te verzamelen. Daardoor klinkt de plaat ook zo. Je kan tegenwoordig alles met je laptop. Alle klanken ter wereld kan je nabootsen op een computer, maar dat heb ik niet gedaan. Het zijn allemaal echte instrumenten die ik heb. Dat vind ik interessant. Ik zeg niet dat ik altijd zo platen ga opnemen, maar voor nu was het perfect.”
Julian: “Je zegt ‘Wurlitzer’. Wat is dat? Want ik ken Wurlitzer als merk van jukeboxen.”
Simon: “Ja, inderdaad, die maken jukeboxen. Maar in dit geval is het een elektrische piano. Daarmee begint ‘I Don’t Want It That Bad’. In de jaren zeventig heette dat ‘the poor man’s piano’. Nu ja, ‘poor man’s’: ondertussen kosten ze meer dan tweeduizend euro, omdat het vintage is. Ze maken ze niet meer.” Julian: “Jouw instrumenten zijn allemaal vintage?” Simon: “Ja, ik ben anti-laptopgeluiden. Ik overdrijf graag met ‘haten’ of ‘anti’; ik meen dat natuurlijk niet. Maar ik zal zeker niet bewust de laptop opzoeken. Wanneer er te veel opties zijn, wordt kiezen onmogelijk, en dan word je onzeker. Wanneer je echter gebruikt wat je hebt, word je creatief. Als het te gemakkelijk is, blokkeert mijn creativiteit. Andere mensen zullen misschien het omgekeerde beweren, en misschien hebben ze gelijk. Ik zeg ook niet dat ik gelijk heb, het is gewoon mijn mening dat te veel opties nefast zijn. Als je enkel knopjes indrukt op een computer, wat ben je dan eigenlijk aan het doen? Maar goed, het is allemaal relatief.” Julian: “Vermits het zo’n retroplaat is, zou het leuk zijn om ze op cassette uit te brengen.” Simon: “Ah, ja, tof idee. We zijn hier nu toch bij Sony, ik ga het eens voorstellen.” Julian: “Starman Records, een Antwerp label, brengt af en toe cassettes uit. ‘Sincerely Average’ van Hitsville Drunks, bijvoorbeeld. Supergoed. Op cassette, op vinyl en op cd, om het commercieel haalbaar te maken. Zeer goede plaat, zeker eens beluisteren.” Simon: “De plaat ken ik nog niet, maar ik heb de band in Trix gezien. Zeer goed, inderdaad. Ze speelden toen ook enkele nummers van Mauro’s soloplaat ‘Songs From A Bad Hat’. Ik ben megafan van die plaat.” Julian: “Hitsville Drunks zijn zo technisch goed in hun retropop, dat het bijna een parodie op popmuziek wordt. Ik vroeg het Mauro tijdens een interview ook: ‘Hoe doe je het? De groepen van de seventies zouden jaloers zijn!’ Hij antwoordde bijna verontschuldigend dat hij ook maar zijn best deed. Het is een commerciële plaat, maar dat is geen negatief kenmerk. Jouw plaat is ook commercieel bij Sony, maar het is een goede plaat. Als je het meent, dan mag het succes hebben en verkopen.” |
Simon: “Absoluut. Je moet het menen, dat is het belangrijkste.”
Julian: “Mijn favoriete bassisten zijn Darryl Jones of John Entwistle. Wie zijn jouw invloeden?” Simon: “Als bassist? Ik ben begonnen met bassen door Flea van Red Hot Chili Peppers. Ik was elf toen ‘Californication’ uitkwam. Dat was een bom, zeker het openingsnummer ‘Around The World’. Ik was net gitaar beginnen spelen, mijn broer speelde ook, ik hoorde Flea, en ik dacht meteen: ‘What the fuck is dat hier?’. Basgitaar gekocht, en daar is het begonnen. Ik heb een paar jaar vrij intensief Flea geïmiteerd. Zijn slaptechniek is ook vrij uniek. Tussen mijn 16e en 18e ben ik de virtuoze bassisten gaan volgen, zoals Jaco Pastorius, Marcus Miller en anderen. Ik heb me toen echt verdiept in die namen. Maar Flea is altijd mijn grootste voorbeeld geweest. Nu niet meer. Dat is raar, maar je evolueert als muzikant. Nu ben veel meer fan van Paul McCartney. Meer ‘to the point’-muzikanten, die iets tofs doen in hun nummers zonder dat het per sé om hen als persoon draait. John Entwistle is inderdaad megagoed. Wanneer je hem beluistert, denk je ook: ‘Wat is die allemaal aan het doen?!’, maar het valt helemaal niet op. Virtuoos, echt. McCartney, ook. Technisch misschien simpeler dan Entwistle, maar ook geniaal in zijn eenvoud. Hij kan me echt omver blazen. Ik bedoel het volgende niet denigrerend of arrogant, maar: techniek kan je door veel te oefenen aanleren. Maar het muzikale gevoel van McCartney kan je niet aanleren. Het draait allemaal om muziek, niet om ego.” |
Julian: “Heb je ‘Kisses On The Bottom’ van Paul McCartney beluisterd?”
Simon: “Nee?”
Julian: “Zeker eens doen. Een heel gezellige jazzy plaat met covers van zijn favoriete nummers uit de jaren vijftig, maar ook twee originele McCartney-nummers in diezelfde stijl. Hij doet het meesterlijk. Je merkt niet dat die twee tracks géén covers zijn. Daarin herken je zijn meesterschap. Hij stapt gewoon in de mindset van de songschrijvers uit die periode.”
Simon: “‘Kisses On The Bottom’, zeg je? Ik ga het zeker eens checken.”
Julian: “Laatste vraag: voor jouw plaat ben je wat beginnen spelen met drums en gitaar, maar schrijf je normaal gezien je nummers vanuit de bas?”
Simon: “Nee, nooit. Ik speel thuis alleen maar gitaar, nooit bas. Bij Zimmerman speel ik ook gitaar, geen bas. Bewust, omdat ik de nummers op gitaar heb geschreven, dus dat voelde natuurlijk aan om het zo live te doen. Vergeet niet: ik ben ritmegitarist, geen sologitarist. Ik ga mijn basspel zelfs moeten onderhouden, want ik zal het instrument een tijdje niet intensief bespelen. Je verleert het niet zomaar, maar toch …”
Simon: “Nee?”
Julian: “Zeker eens doen. Een heel gezellige jazzy plaat met covers van zijn favoriete nummers uit de jaren vijftig, maar ook twee originele McCartney-nummers in diezelfde stijl. Hij doet het meesterlijk. Je merkt niet dat die twee tracks géén covers zijn. Daarin herken je zijn meesterschap. Hij stapt gewoon in de mindset van de songschrijvers uit die periode.”
Simon: “‘Kisses On The Bottom’, zeg je? Ik ga het zeker eens checken.”
Julian: “Laatste vraag: voor jouw plaat ben je wat beginnen spelen met drums en gitaar, maar schrijf je normaal gezien je nummers vanuit de bas?”
Simon: “Nee, nooit. Ik speel thuis alleen maar gitaar, nooit bas. Bij Zimmerman speel ik ook gitaar, geen bas. Bewust, omdat ik de nummers op gitaar heb geschreven, dus dat voelde natuurlijk aan om het zo live te doen. Vergeet niet: ik ben ritmegitarist, geen sologitarist. Ik ga mijn basspel zelfs moeten onderhouden, want ik zal het instrument een tijdje niet intensief bespelen. Je verleert het niet zomaar, maar toch …”
Julian: “Een van de graafste basstukjes is toch die in ‘You Can Call Me Al’ van Paul Simon.” Simon: “Die solo? Zeker. Heel goed.” Julian: “Radiodeejays die het nummer afzetten voor die bassolo, mogen gerust ontslagen worden.” Simon: “Het duurt even voor ie komt.” Julian: “Zeker, de solo is pas op het einde van het nummer. Maar wie zet dat nu af vóór de solo?” Simon: “Nobody cares, helaas. Enkel muzikanten.” Julian: “Bedankt voor jouw tijd.” Simon: “Graag gedaan.” Julian De Backer voor Keys & Chords |
All Photo's © Anton Coene
|