|
2 APRIL 2017 |
Vertical Divider
Enkele maanden terug besliste John Mayall om zijn gitarist Rocky Athas te bedanken voor bewezen diensten en als trio verder te doen. Geen power trio, want Mayall draait de volumeknop nooit helemaal open en speelt zelden sneller dan midtempo. De nieuwe formule betekent dat Mayall meer aandacht besteedt aan de mondharmonica en de klavieren – op scène stonden zowel een Roland voor het pianospel als een Hammond voor de orgelklanken - maar ook dat hij alle gitaarpartijen voor zijn rekening neemt en dat met welgeteld één en dezelfde gitaar, een unicum de dag van vandaag. Nu is Mayall niet ’s werelds meest begaafde tokkelaar, want precies daarom hees hij altijd net-nog-onbekende maar opvallend knappe gitaristen aan boord. Als gevolg, kreeg de sowieso al wonderlijke bassist Greg Rzab bijwijlen een tweede rol toebedeeld, die van eerste gitarist of, preciezer uitgedrukt, van “lead bassist”. Dat compenseerde veel, maar het trio vond ik zelf geen meerwaarde bieden in vergelijking met het Athas-kwartet dat ik anderhalf jaar terug aan het werk zag. Los daarvan, speelde Mayall in één lange trek van zo’n honderd minuten een prachtig concertje bij elkaar. De kwieke Mayall, amper 83, speelde solo’s, bediende simultaan de harmonica met zijn linker- en een klavier met zijn rechterhand, sprak met zijn publiek, gunde zijn knappe ritmesectie hun deel van het applaus, gaf de titel en de context van alle nummers - en beleefde er zelf zichtbaar plezier aan. Hoe klinkt hij? Mayall is één van de weinige blanke blueszangers die niet over een schraperige stem beschikt en in zijn jonge jaren zelfs hoog zong – zoals veel zwarten dat deden trouwens, onder andere zijn held J.B. Lenoir. Hij is evenmin een shouter, maar een zanger-verteller. De klavieren en de harmonica vormen deel van het hoofdmenu en op beide instrumenten laat de perfectionist Mayall zich al eens gaan. De liedjes zijn klassiek van opbouw, traag tot mid-tempo. En ze gaan vaak ergens over. Met al die ingrediënten, selecteerde Mayall welgeteld dertien nummers uit zijn eigen, huizenhoge repertoire en dat van enkele grote voorbeelden. Tot onze vreugde werden dat ‘Parchman Farm’ (Mose Allison), ‘Voodoo Music’ (J.B. Lenoir), ‘Congo Square’ (van zijn goede vriend Sonny Landreth), ja, zelfs een klassieker als ‘That’s Alright’ van Little Junior Parker kon er bij. Van zijn ontelbare eigen composities dan, bracht hij recenter werk (‘It’s Hard Going Up’, ‘A Special Life’ en ‘Talk About That’) en een greep uit 1989-1990 met het vermelde ‘Congo Square’ (‘A Sense of Place, 1990) en ‘Give Me One More Day’ en ‘Tears Come Rolling Down’ uit ‘Chicago Lines’ van 1989, toen twéé leadgitaristen hem bijstonden, in casu Walter Trout en Coco Montoya. Weinig uit de zogenaamde gloriedagen, tot het op een bisnummer aankwam. Mayall heeft een paardengeheugen en dus bracht hij ‘Room To Move’, een monsterhit van 1970 alhier in de Lage Landen. Een tevreden publiek begreep dat deze frisse tachtiger nu alles had gegeven – uitgezonderd wel te verstaan de uitgebreide foto-, babbel- en signeersessie die onmiddellijk daarop volgde. |
Vertical Divider
Cut down to a trio after saying goodbye to lead-guitarist Rocky Athas, John Mayall concentrated on the harmonica and the keyboards – a Hammond for the organ sounds and a Roland for more twinkling piano. Mayall not being the most virtuoso guitar player, bass-player extraordinaire Greg Rzab found himself doubling on lead - bass lead, that is. I don’t think the trio holds any competitive advantage compared to the quartet with Athas I saw at Ronnie Scott’s, but the guys did a wonderful set anyway. The Mayall sound is well-known by now: no noise, no speed, but slow to mid-tempo tunes true to the truest blues, with plenty of space for instrumental passages and the man himself singing-storytelling in his own words and own voice. Mayall is among the very few white blues singers who does not possess heavy, dark or sandpaper vocal chords. In fact, he uses a higher register like many black bluesmen used to - his hero J.B. Lenoir for instance. From his huge personal repertoire and the blues library in general, Mayall chose thirteen songs. To our delight, he paid tribute to friends and heroes performing ‘Congo Square’ (Sonny Landreth), ‘Voodoo Music’ (J.B. Lenoir) or the classic ‘That’s Alright’ by Little Junior Parker. Sixties and seventies fanatics didn’t get served, as Mayall concentrated on his work from 1989-1990 (two tracks from ‘Chicago Lines’, when he had both Walter Trout and Coco Montoya doing lead for him!) and stuff from the more recent albums. The only encore was ‘Room to Move”- a perfect choice, since it was a top ten hit over here. One hundred minutes in one go and a meet, greet, talk and sign session following immediately after the gig. Mayall looked and sounded good, introducing each song and interacting with the audience. Come again. LINE-UP
|
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024