Met: Jake La Botz, Big Creek Slim & Peter Nande, Lil’ Jimmy Reed, Detonics, Nick Schnebelen Band, Cash Box Kings, Thobjörn Risager, Santini-Jensen Project, Mr Sipp
|
“Kwalitatief zeer geslaagde eerste dag” |
5 mei 2017 |
Vertical Divider
Het vee is van de weide gehaald, het gras gemaaid, er is goed weer voorspeld en de Meijelsedijk is afgezet. De muzikale kudde kan zoals elk jaar plaatsnemen op het gras voor het jaarlijkse twee dagen durende roots- en bluesfeestje. De organisatie weet elk jaar opnieuw een geslaagde mix van blues en rootsbands uit de hoed te toveren. Ook dit jaar blijven ze daarin toonaangevend. Dit festival is uniek in de Benelux, niet alleen muzikaal, maar ook wat betreft het aanbod eten, zitgelegenheid en snelle drankvoorziening. En natuurlijk mogen we niet vergeten dat ze ook de gouden medaille (publieksprijs) in de categorie ‘Ouwehoeren en geen ene moer om de muziek geven’ hebben. We waren vertrokken voor twee daagjes muzikaal avontuur. Op vrijdag opent om 16uur de Brabantse band Detonics, de winnaars van de Dutch Blues Challenge, het festival. Ze schieten meteen hun pistooltje leeg richting publiek. Het is gevuld met West Coast Blues en aanverwante stijlen. Zanger Kars van Nus is een sterke zanger, maar zou beter (nog) van de mondharmonica afblijven, want dat is echt geen toegevoegde waarde. Solo’s kan hij beter overlaten aan de geweldige gitarist Jeremy Aussems. Deze kerel heeft hét. Al mogen we zeker Hammondspeler Raimond de Nijs niet vergeten. Op wat geknoei en een wollige geluidsbrij gecreëerd aan het mengpaneel na, leveren deze mannen een sterke en gevarieerde set af. Het eerste optreden in de kleine tent, het Moulin Blues Café, is voor Jake La Botz. Een week eerder stond hij nog op het Roots & Roses festival in Lessines, met twee begeleiders. Nu moet hij het alleen aanpakken en dat doet hij met verve. Zijn rootsmuziek leunt aan bij country, al kan hij voortreffelijk blues spelen, iets dat hij nog leerde van Honeyboy Edwards. Hij meent wat hij zingt. Weinig mensen horen echter hoe mooi en doorleefd ‘How I Wish She Was Mine’ en ‘The Devil Lives In My Throat’ klinken. Jake komt nauwelijks boven het geleuter van de menigte uit. Op het hoofdpodium knalt Nick Schnebelen, die hier al eerder stond met de familieband Trampled Under Foot, een enorme hoeveelheid decibels door de speakers. Gelukkig waren de earplugs in aanbieding vorige week. Het publiek schrikt wakker en binnen de kortste keren staat de (halfgevulde) tent op zijn kop. Nicks schreeuwerige stem en ongenuanceerd vlammend gitaarwerk, een pompende bas en knallende drums kunnen moeiteloos overtuigen. Het optreden lijkt wel één grote gitaarsolo en daar krijgt het Ospelse publiek nooit genoeg van! Big Creek Slim & Peter Nande mogen twee sets spelen in het Blues Café. “Wij gaan blues spelen, en ik bedoel échte blues”, zegt Slim. Dat doen ze dan ook. Creek speelt akoestisch en zingt met een donkere rauwe stem. Nande speelt tamboerijn met zijn voet, mondharmonica en soms pakt hij de ‘jug’ vast om wat bastonen te produceren. Een paar luisterende mensen, mijzelf incluis, genieten zichtbaar van Charley Pattons ‘Pony Blues’ en Howlin’ Wolfs ‘Meet Me In The Bottom’. Maar ook muziek van Bukka White en eigen werk als ‘Going Home To See My Gal’ en de titeltrack van Slims tweede album ‘Keep My Belly Full’. Schitterend! In de grote tent is het tijd voor The Cash Box Kings. De band onder leiding van zanger en mondharmonicaspeler Joe Nosek spelen traditionele Chicagoblues. De band start nogal lauw en verwarrend met wat boogie en een volledig uit de toon vallende versie van Lou Reeds ‘Waiting For My Man’. Tijdens de boogies is het wel erg genieten van Joel Patersons gitaarspel. Maar de band schiet pas echt in vuur en vlam op het moment dat zanger Oscar Wilson de microfoon grijpt. Hij heeft een warme stem en schrijft bovendien nog sterke songs en teksten. Ze doen wat Muddy Waters en Howlin’ Wolf nummers, maar het is nog meer genieten van Oscars songs ‘Everybody’s Fishin’’ en ‘Gotta Move Out To The Suburbs’. Ze sluiten hun wervelende set af met het hilarische ‘Black Toppin’’. Het publiek zit helemaal in de Chicago-mood en eist meer. Terecht mogen Oscar en The Cashbox Kings bissen. Dat doen ze met Muddy Waters’ ‘Manish Boy’. |
Vertical Divider
De volgende op het hoofpodium is Thorbjörn Risager. Deze man leerden we kennen in 2008 toen hij op het Peerse podium een swingende set neerzette. Hun set was toen overwegend boogie, swing en blues met hier en daar een uitstapje naar rock of soul. Tegenwoordig is dat omgekeerd en dat is een positieve zaak. Erg genoeg lijdt de band onder een slecht geluid en een te hoog volume. Alle mooie nuances verdwijnen en dat is zonde. Maar toch pakt Thorbjörn zijn publiek in met rockende soul, rock met soul, de poprockballade ‘I Used To Love You’, en de knallende afsluiter ‘Train’. Ze komen terug voor een ‘encore’ en verblijden de aanwezigen met een eigenzinnige versie van ‘Baby, Please Don’t Go’. Een zeer geslaagd concert! In de kleine tent begint onmiddellijk daarna de 77 jarige Leon Atkins, beter bekend als Little Jimmy Reed. Zijn artiestennaam verdient hij destijds omdat hij de grote Jimmy Reed een paar avonden vervangt. In zijn vijfkoppige band zien we Robbert Fossen op gitaar, niemand minder dan de 74 jarige pianist Bob Hall en bassiste Hilary Blythe. Little Jimmy’s stem is nog voldoende krachtig, ondanks zijn ouderdom. Zijn gitaarspel is (zeker deze dag) uitstekend. Hij zegt niet veel, eigenlijk niets. Dat irriteert Bob Hall en roept een paar keer: “Jimmy say Something!” Maar Jimmy stoort er zich niet aan en zwijgt. Klaarblijkelijk voelt hij zich wel goed, want tijdens ‘TV Mama’ duikt hij het publiek in. De band klinkt uitstekend en laid back. Jammer dat de drums zo hard in de mix staan. Reed amuseert ons met songs als Waters’ ‘Hoochie Coochie Man’, Magic Sams ‘I Don’t Want No Woman (Tellin’ Me What To Do)’ en uiteraard Jimmy Reeds ‘I’m Going To New York’. Jimmy en band spelen twee prachtige sets! Vorig jaar was Jef Jensen één van de revelaties van het festival. Nu staat hij er met het Santini-Jensen Project. Het is het meest avontuurlijke concert van de dag, zeer gevarieerd met blues, bluesrock, jazz, rhythm & blues, alles komt aan bod. Jensen en zijn partner zanger/harpist Brandon Santini rijgen alle nummers aan elkaar. Het is een orkaan die door de tent gaat, met weinig adempauzes. Alleen de slowblues ‘Late In The Evening’ brengt wat rust. Met Bobby Bland’s ‘Turn On Your Lovelight’ sluiten ze hun set af, het hoogtepunt van de dag! Wat moet Castro ‘Mr Sipp’ Coleman doen om dit te overtreffen? Misschien een paar schitterende muzikanten aan het werk zetten? Dat zou kunnen lukken, want wie zit daar achter het Hammondorgel, jawel, Pieter van Bogaert. Maar Sipp kiest ervoor om zijn ‘powerblues’ nog meer power te geven. En dat lukt hem aardig. Jammer genoeg klinkt de snare-drum veel te gespannen en té hard. Maar hier staan geweldige muzikanten. De bas en gitaarloopjes die ze samen spelen zijn grandioos, evenals de ‘dancemoves’ die ze erbij maken. Pieter geeft enkele schitterende Hammondsolo’s, zoals je die kan verwachten van Europa’s beste Hammondspeler. Tijdens de slowblues ‘Mrs Jones’ duikt Sipp al solerend het publiek in en wandelt letterlijk de hele tent door. De solo duurt dan ook bijna twintig minuten en dat is toch echt teveel van het goede. Op weg naar de uitgang kom ik hem backstage tegen, nog steeds solerend, samen met wat veiligheidsmensen, op zoek naar de toegang tot het podium. Ik heb wel gezien dat de kerel kan spelen. Hij kan het! Op weg naar mijn auto hoor ik ‘Little Wing’ nog langs waaien. Het was een uitstekende en zeer geslaagde eerste dag van Moulin Blues 2017. |
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024