'Het resultaat is vintage Soulsister, maar toch Soulsister anno 2021.’
Wie denkt aan kwalitatieve bands, denkt aan Soulsister. Op gelijke hoogte met Blue Blot - en op eenzame hoogte sinds het jammerlijk sneuvelen van Luke Walter Jr. Soulsister is met stip de beste vaderlandse band. Ondergetekende verzamelt sinds jaar en dag de verschillende versies van de singles (7”, 12”, cd, cassette) en de albums. In een rechtvaardige wereld hadden we al lang ‘The Complete Soulsister’ in een kwalitatieve vinylbox gekregen, maar helaas, voorlopig moeten we het doen met de twee eerste platen op elpee, en de rest op compact disc. Een interview met de godfathers van de Belgische soul stond aldus al meer dan vijftien jaar op de wishlist, ever since uw dienaar afstudeerde als journalist. Vandaag is het eindelijk zover. Naar aanleiding van de nagelnieuwe single ‘Something I Need to Know’ mogen we gaan praten met Paul Michiels en Jan Leyers. In de plantentuin van de VRT, aan de Auguste Reyerslaan, zetten beide heren zich comfortabel in een stoeltje. Vervolgens vliegen vijftig minuten aan anekdotes, songwritertips en zielenroerselen zo voorbij.
Julian De Backer: ‘Jullie nieuwe song ‘Something I Need to Know’ is het eerste nieuwe werk sinds 2011. Is het moeilijk om na tien jaar terug in de mindset te kruipen van ‘Ik ga een nieuw Soulsisternummer schrijven’?’
Paul Michiels: ‘Eigenlijk is dat heel eenvoudig, omdat onze manier van samenwerken heel eenvoudig is. Een van ons twee komt met een melodie, de ander pikt daarop in, alles heel old school zoals vroeger. Mijn stemgeluid is nog steeds hetzelfde, en zelfs beter dan ooit. Daar profiteer ik natuurlijk van.’ Julian: ‘Zoals goede wijn. In wat verschilt schrijven voor Soulsister van schrijven voor solowerk of andere artiesten? Zijn dat verschillende schuifjes in het songwritersbrein dat je moet openen?’ Jan Leyers: ‘Mja, daar is toch een soort twee-eenheid. Soulsister roept bijna iets totaal anders op dan schrijven voor mezelf of voor iemand anders. In mijn solowerk voel ik me een singer-songwriter, wat ik dan maak is iets tussen blues en country. De ‘soul’ in Soulsister krijgen we enkel wanneer we met tweeën schrijven. Dat klinkt nu heel analytisch, en het zijn ook maar bespiegelingen achteraf. Je gaat niet aan de piano zitten om zus en zo te componeren. Je moet de radio kunnen aanzetten, een nieuwe Soulsistersingle beluisteren en denken: ‘Wat hoor ik? Wat roept dit op?’’ Julian: ‘Jullie hebben sinds 1986 een heel consistent geluid. Je herkent een Soulsisternummer meteen, en dat is als compliment bedoeld. Jullie hebben nooit experimenten uitgebracht, zoals een hiphopplaat of een dubstepalbum. Ik vermoed dat jullie dat gekende geluid bewust wilden vasthouden?’ Jan: ‘Goh, we hebben wel een paar uitstapjes gedaan, onder andere voor ‘Turalura’, het eerbetoon aan Will Tura. Voor de film ‘Blueberry Hill’ hebben we ook een aantal nummers opgenomen onder de alias The Blueberry Hillbillies. Maar verder komt er in onze gewone manier van doen al zoveel naar boven …’ Paul: ‘Als we gaan samenzitten, dan willen we iets maken dat op de radio kan gespeeld worden. Je kan dat commercieel noemen, maar we hebben al sinds 1986 de smaak te pakken van hoe we samen iets maken. It blends, als we samen zingen. Dat is ook een beetje het geheim van Soulsister. Daarom verschillen de liedjes die we nu maken niet veel met de eerste liedjes die we hebben gecomponeerd.’ Jan: ‘Ik hoorde op de weg naar hier ‘Girls Talk’ van Dave Edmunds, geschreven door Elvis Costello. Ik werd er opnieuw aan herinnerd hoe 100% dat nummer mijn smaak is. Ik weet nog goed dat het nummer uitkwam, en dat we dat probeerden te spelen met Beri Beri. Wat is dat? Radiovriendelijke pop? Als je me nu naar mijn drie favoriete nummers van Dave Edmunds vraagt, dan is het ‘I Hear You Knocking’, ‘Girls Talk’ en als derde de smaak van de dag. Maar: ik vind dat geen commerciële knieval van Dave Edmunds. Voor mij is dat het beste dat Dave Edmunds gedaan heeft.’ Paul: ‘Daar komt het inderdaad op neer.’ Jan: ‘Ik wil de radio opzetten en The Police horen. Of Elvis Costello.’ Paul: ‘Beste voorbeeld is toch ‘Good Vibrations’ van The Beach Boys. (begint te zingen): ‘I, I love the colorful clothes she wears …’ Dan weet je al meteen: ‘Godverdoeme, wat is dàt?’.’ Jan: ‘Ik vind dat er vandaag ook veel singles worden uitgebracht die niet als singles klinken. Een single is voor mij iets dat je maximum twee keer moet horen, en daarna ken je het voor de rest van je leven. De rest kunnen we omschrijven als toffe nummers. Misschien denk ik nu ook te old school, maar daar ligt voor mij de lat.’ Paul: ‘Iedereen wil dat.’ Jan: ‘Het leven is kort. Er zijn maar vierentwintig uren in een dag. There’s only so many songs you can listen to. It better be irresistible. Dat is een onuitgesproken filter, mijn ingesteldheid. Ik ga nooit achter de piano zitten en denken: ‘Nu ga ik eens een toffe vuller schrijven’. Het niet-memorabele derde nummer op de B-kant schrijf je toch niet bewust? Je mikt toch altijd op meer?’ Julian: ‘Quincy Jones zei ooit dat elk nummer op een plaat een single zou moeten kunnen zijn. Op ‘Thriller’ van Michael Jackson waren zeven van de negen tracks een single, op ‘Bad’ negen van de elf.’ Jan: ‘Voilà. Wie ben ik om Quincy Jones tegen te spreken? Op ‘Heat’ stonden ook tien singles.’ Julian: ‘‘Heat’ én ‘Simple Rule’ waren platen zonder rommel. All killer, no filler. Maar de bekende quote ‘Let’s write a swimming pool’ van The Beatles indachtig: je weet toch nooit op voorhand of iets een hit wordt? Het blijft toch hopen op de gratie van het publiek?’ Jan: ‘Sowieso. Je bent zelf soms enthousiaster over een bepaald nummer, maar het is heel moeilijk om het juist in te schatten. Het bewijs zijn de beroemde B-kanten die nadien veel bekender zijn geworden dan de A-kanten.’ Paul: ‘Het is de kunst om uit te puren. Een idee met melodie-strofe-refrein kan ook te veel van het goede zijn. Dan ga je wat minder akkoorden nemen, en dan kom je tot een eerlijkere song. Dat is de werkwijze die wij handhaven. Jan belt me op, en zegt: ‘Polle, we hebben gisteren zus-of-zo opgenomen, maar kan je nog eens terugkomen, want ik heb nog een paar ideeën om het nog simpeler te maken. Nog meer recht voor de vuist.’’ Jan: ‘Less is more. Maar it takes more time to make it less. Dat is het probleem. It costs a lot of time to end up with less.’ Julian: ‘Een singlewaardige lyric. Op jullie debuutalbum ‘It Takes Two’ staan drie nummers die niet van jullie twee samen zijn. ‘Downtown’ is bijvoorbeeld alleen door Paul Michiels geschreven. Hoe kies je een uiteindelijke tracklist?’ Paul: ‘We hadden toen niet veel overschot.’ Jan: ‘De eerste plaat is niet als “album” gemaakt. We zijn begonnen met een single, ‘You Get to Me’. Polle had ‘Downtown’ toen al geschreven. Onze eerste opname samen was in Studio Impuls in Herent.’ Paul: ‘Was dat ‘Talk About It?’’ Jan: ‘Nee, dat was al de tweede single. Tijdens onze eerste studiosessie hebben we ‘You Get to Me’, ‘Downtown’ en …’ Paul: ‘‘Like a Mountain’?’ Jan: ‘Nee, dat bestond ook nog niet. Er stonden drie nummers op die eerste demo. Maar wat was dat derde nummer?’ Paul: ‘Ik herinner me een repetitie in Mechelen, met ‘Like a Mountain’. Het nummer was al opgenomen op sporen.’ Jan: ‘Maar zeker niet op die eerste demo, die waar Guy Brulez op reageerde.’ Paul: ‘‘Blame You’?’ Jan: ‘Nee, ook niet. Bij ‘Blame You’ woonde ik al in Boechout. De eerste plaat is stuk voor stuk bij elkaar verzameld. Een eerste single, ‘You Get to Me’. Een tweede single, ‘Talk About It’. Een derde single, ‘Like a Mountain’. En toen pas zei EMI: ‘Oké, we gaan voor een full album’. De singles hadden we al, verder een nummer van Paul en van mij apart, en toen zijn we intensief samen beginnen schrijven. Aan de tekst van ‘Weak Like a Baby’ heeft John Fotheringham meegewerkt. Dat was een maffe Amerikaan die toen in Antwerpen woonde.’ Paul: ‘Niets meer van gehoord.’ Jan: ‘Geen idee wat daarvan geworden is.’ Julian: ‘Die zegt nu nog altijd op café dat hij meeschreef met Soulsister.’ Jan: ‘Ja, ‘You know this band Soulsister?’. Enfin, zo geschiedde. Voor ‘Heat’ hebben we alles met ons tweeën geschreven.’ Julian: ‘Kan u iets meer vertellen over ‘Downtown’, één van de mooiste nummers op ‘It Takes Two’? Voor mij klinkt het somber, melancholisch, unheimlich.’ Paul: ‘Ja, zeker, het nummer gaat over echt op je kop vallen. Ik herinner het me nog goed. Ik zette me aan het klavier, en ik zag de auto bijna staan. De tekst was er meteen. ‘Driving downtown …’, de rest volgde vanzelf. Het was een welgekomen muze. Je moet nooit wachten tot de muze komt. Gewoon functioneel aan het klavier zitten als je een idee wilt componeren.’ Jan: ‘Ik vroeg hem eens over welke stad het ging. ‘Over Heist-op-den-Berg’, zei hij. ‘Komaan, Paul, doe niet belachelijk’. Heist-op-den-Berg, downtown? Er is toch geen strip in Heist?’ Paul: ‘Ik zag er meteen een clip bij, van een gast in een convertible.’ Julian: ‘Ik had er altijd een Miami Vice-vibe bij.’ Paul: ‘Sigaret. Zonnebril. Scheurend door de tunnels van Los Angeles. Ondergaande zon. Op zoek naar zijn lief, want hij heeft gehoord dat ze terug is.’ Julian: ‘Jasper Maekelberg heeft jullie nieuwe single geproduceerd. Hoe verschilt werken met hem van werken met Jeroen Swinnen, David Werner of Werner Pensaert? Wat doet hij anders dan de oudere garde?’ Jan: ‘Ik heb daar dikwijls over nagedacht en het is heel moeilijk om dat te omschrijven. Dat gaat niet over grote maneuvers. Oké, bij Chris Lord-Alge, de engineer-producer van ‘Heat’, was het verschil onmiddellijk duidelijk: die begon micro’s rond de drums te zetten in de bovenhoeken van de studio. Dat had ik nog nooit van mijn leven gezien. Jasper is de optelsom van heel kleine dingen. Beetje andere blazers, een fijnere drumsound, allemaal elementen die het eindresultaat beïnvloeden. Maar nooit: ‘Vergeet alles wat je vroeger gedaan hebt, we gaan nu met twee violen en een Assyrische fluit opnemen’. Of zoals Rick Rubin met één akoestische gitaar. Nee, werken met Jasper was opnieuw less is more. Hij was heel streng over wat erbij mocht en wat er zeker niét bij mocht. Ik ben heel blij met zijn productie. Het resultaat is vintage Soulsister, maar toch Soulsister anno 2021.’ Julian: ‘Is ‘Something I Need to Know’ analoog opgenomen, of toch volledig in het digitale domein?’ Jan: ‘Jasper gaat voor de drums door een taperecorder. Hij neemt op ProTools op, maar passeert langs de koppen van de bandrecorder. Het krijgt de analoge behandeling.’ Julian: ‘Is het niet moeilijk om te luisteren naar een producer die ettelijke decennia jonger is?’ Jan: ‘Het is heel leerrijk om te zien hoe anders mensen en generaties naar muziek luisteren. ‘Something I Need to Know’ heeft discoknipogen. Ik liet Jasper nummers van The Trammps en KC and the Sunshine Band horen om in de sfeer te komen. Hij vond dat allemaal hetzelfde klinken, terwijl die twee bands voor mij andere werelden zijn. Ongetwijfeld ook omdat er bij mij andere herinneringen aan verbonden zijn. Ik dacht aan alle fuiven waarop ik The Trammps hoorde, en aan alle cafés waarin ze KC and the Sunshine Band speelden. Ik stelde bijvoorbeeld ook een bepaalde klank van een synthesizer voor, maar die vond hij belegen klinken. Hij zocht dan naar een andere klank, die in mijn oren nét hetzelfde klonk. Voor mij was dat gewoon een ander 80’s synthesizergeluid, maar voor hem was dat dan wel oké. Hij heeft een andere filter van wat wel en niet kan. Dat is net zoals bij kleren. Je kan een oranje broek aandoen die mensen verschrikkelijk vinden, maar een mauvebroek vinden ze dan wel goed. Tja. Een producer inhuren is eigenlijk een smaak inhuren. Het is een klankbord van ja/nee.’ Paul: ‘Bij het begin van de popmuziek denk ik aan Elvis Presley. 1954. Hij neemt ‘That’s All Right Mama’ op. Ze hadden toen geen andere middelen, en het resultaat klonk ook fantastisch. We lenen vandaag nog altijd van het pionierswerk van toen. Ik was zes jaar in 1954 toen ik Elvis Presley hoorde zingen, en dacht: ‘Wow. Wat is dàt?’’ Julian: ‘Ik ben wel jaloers dat u Elvis hebt weten beginnen. U hoorde iets nieuws. U hebt de geboorte van de rock ’n roll bewust meegemaakt. Wat een voorrecht.’ Paul: ‘Ook ‘Rock Around the Clock’. ‘Jailhouse Rock’ kan niemand naspelen. Zet dat vandaag op, en het klinkt nog altijd fantastisch. Fats Domino, Louis Prima, allemaal one takes. Alweer die beperking: ze hadden geen bandopnemers om meer sporen op te nemen.’ Jan: ‘Jackie Wilson. Ja, jong …’ Julian: ‘Ik kocht onlangs ‘Rock Around the Clock’ op 78 toerenplaat.’ Paul: ‘Decca, dat weet ik nog.’ Julian: ‘Toen deden ze de moeite om een fotootje van de artiest op het label te plakken. Ik heb er zo eentje van Bobbejaan Schoepen.’ Jan: ‘Allez?’ Paul: ‘En het hondje van His Master’s Voice. Buddy Holly zat bij Coral, Louis Prima bij Capitol. Ik weet het nog allemaal zo goed.’ Jan: ‘Er is maar één ding waarin Jasper en ik niet overeenkwamen. Hij haat ABBA. Dat kan toch niet?’ Julian: ‘Jij bent blij dat ze terug zijn?’ Jan: ‘Ik zat er niet op te wachten, maar ik stond er voor open. Het valt me een beetje tegen. Het is theater zoals te voorzien en te verwachten was. Ik had net iets meer verwacht.’ Paul: ‘Misschien had Jasper het moeten producen.’ Julian: ‘Maekelberg klinkt zelfs Zweeds. Producer David Werner heeft bijna alle tracks op jullie plaat ‘Simple Rule’ meegeschreven. Geeft dat geen belangenvermenging? Gaat hij dan niet sneller de nummers die hij zelf schreef favoriseren?’ Jan: ‘Nee, want bij ‘Simple Rule’ zijn de nummers ontstaan in een proces waar hij zelf bij betrokken was. Hij is niet komen aandraven met een valies vol nummers en de suggestie om dit of dat op te nemen. Hij heeft aan de teksten meegeschreven, maar de meeste nummers bestonden al in een embryonale vorm. ‘All I’ve Got’, ‘Pretty Bad News’, ‘Broken’, et cetera. Een paar zijn samen met hem van nul af geschreven. In Los Angeles hebben we ‘Changes’ gemaakt. ‘Sign of Emotion’ ook. Van zodra je in het land van de stofzuigerverkoper belandt, is het verdacht. Dat weet iedereen, dat werkt zo niet.’ Julian: ‘Theofiel Boemerang. Wie heeft eigenlijk de frase ‘Swinging Like Big Dogs’ bedacht?’ Paul: ‘Joey.’ Jan: ‘Joey Balin, de producer van die plaat. Een van de geestigste gasten die ik ooit heb ontmoet. Hij is nadien stand-upcomedian geworden in New York. Hij voelde ons heel goed aan.’ Paul: ‘Hij kende engineer Neil Dorfsman. En David Werner kende Bob Clearmountain. Een hoop toevalligheden die onze platen beter hebben gemaakt.’ Julian: ‘Ongelofelijk dat jullie hebben samengewerkt met dé Bob Clearmountain, de engineer/mixer van enkele van mijn favoriete platen (o.a. ‘Born in the U.S.A.’ van Springsteen, ‘Let’s Dance’ van Bowie, de single ‘Heavy Fuel’ van Dire Straits, etc.).’ Paul: ‘Timide mens.’ Jan: ‘Een echte nerd.’ Julian: ‘Zoals Trevor Horn, ook nerdy.’ Jan: ‘Ja, maar Trevor Horn heeft nog iets flamboyants op een hoes. Den Bob, daarentegen …’ Paul: ‘Hij zat altijd ineengedoken te kijken als we naar zijn mix luisterden.’ Jan: ‘Maar inderdaad, zijn palmares: INXS, Springsteen …’ Paul: ‘Onze vriend Michael Lang (organisator van Woodstock, red.) is overal zijn voet tussen de deur gaan steken in Amerika. Op die manier hebben we de juiste producers gevonden. We zijn hem er nog altijd dankbaar voor.’ Julian: ‘Speaking of big names, jullie hebben samengewerkt met dé Pino Palladino, de geniale Welshe bassist. Hebben jullie die naar hier gehaald, of werkte hij in een studio in zijn thuisland?’ Jan: ‘Hij kwam naar de Olympic Studios in Londen, waar we de plaat opnamen. Producer Joey heeft dat geregeld, hij heeft toen een band samengesteld. Pino zat toen nog in de band van Paul Young.’ Julian: ‘The Royal Family’. Jan: ‘Klopt. Een zeer fijne ervaring. De Pino bleef even strak spelen, hoewel hij de ene joint na de andere opstak. Ik zal me er altijd over blijven verwonderen. Er was geen speld tussen te krijgen. Elke noot juist. Hoe waziger zijn blik werd, hoe beter zijn spel. Die kan er niet naast spelen.’ Julian: ‘Vermoedelijk een interne metronoom, zoals Dirk Brossé.’ Jan (tegen Paul): ‘Heb ik je dat verhaal al eens verteld? Het metronomenfenomeen? Dat moet je eens checken op YouTube. Er is een ongelofelijk vreemd fenomeen: je neemt tien metronomen, en je zet die allemaal op snelheid honderdtwintig. Maar je laat ze allemaal op een ander moment beginnen. Dus je zet de eerste aan: tak-tak-tak, nadien de tweede, de derde, allemaal random. Je wacht even, en na een tijd trekken ze allemaal naar elkaar toe.’ Paul: ‘Serieus?’ Jan: ‘Zoals een klooster waar na verloop van tijd de nonnen samen menstrueren. Het is om zot te worden, maar checkt dat. Het is ongelofelijk.’ Paul: ‘Wow. Wist ik niet.’ Julian: ‘Jullie hebben zelfs met Steve Winwood gewerkt.’ Jan: ‘Dat is veel gezegd. Laat ons zeggen: Chris Lord-Alge heeft die tape opgestuurd naar Steve, en die heeft er zijn orgelpartij opgezet. Maar we hebben hem nooit ontmoet. Het was een beetje zoals vandaag bijna alle platen worden opgenomen. ‘Ik stuur een file, gij zet er iets op, en terug’. Toen ging dat met een tape. Wij zaten in Hilversum met Chris Lord-Alge op te nemen, en we hebben een tape gestuurd naar de studio waar Steve Winwood zat. Dat was in Los Angeles op dat moment, denk ik. Na een dag of tien kwam de tape dan terug.’ Julian: ‘Jammer, anders hadden jullie hem kunnen uitvragen. Hoe hij als amper zeventienjarige ‘Gimme Some Lovin’’ schreef, bijvoorbeeld.’ Jan: ‘Ongelofelijk. En die stem!’ Paul: ‘Ik heb hem persoonlijk een exemplaar van ‘Heat’ overhandigd in de kantine van de Ancienne Belgique. ‘Welcome to the Canteen’ zei ik toen, de titel van een liveplaat van Traffic, één van zijn andere groepen (lacht). Hij kwam een beetje bezadigd aangesloft. Dat was in 2007.’ Julian: ‘Ah, oké, niet bij de release van ‘Heat’ in 1990. Hij had al die jaren tussenin nooit het resultaat van zijn arbeid gehoord.’ Paul: ‘Nee, maar hij wist nog dat Chris Lord-Alge hem had gevraagd.’ Julian: ‘Voor hem was dat gewoon een opdrachtje tussendoor.’ Paul: ‘Gewoon de partituur erbij en hop. Er is nog veel uitgehaald, stukjes dat hij ermee aan het zwanzen was. Synthesizerklankjes die meer op apengeluiden leken.’ Julian: ‘Ik zag hem enkele jaren geleden in het OLT Rivierenhof in Deurne, maar hij vond het toen niet nodig om zijn grote hits te spelen.’ Paul: ‘Hij leek toen wat uitgeblust in de AB. Ik heb hem ooit in Peer gezien, en toen was hij wel goed. Het eerste nummer dat hij inzette, was ‘Pearly Queen’ (begint te zingen).’ Julian: ‘Dat is al beter. Misschien had hij een slechte dag in het OLT.’ Paul: ‘Ken je dat? Hoe komt het dat jij dat kent?’ Jan: ‘Julian is een kenner hé Polle.’ Paul: ‘Jamaar, dat is toch een piepjonge mens.’ Julian: ‘Goh, ik ben al zevenendertig. Ik ben ook al niet meer mee met de nieuwe tijd, met wat nu populair is.’ Jan: ‘Zevenendertig, dat is de helft van de Polle.’ Paul: ‘Mijn oudste kind is zesenveertig. Mijn jongste kind is zestien.’ Julian: ‘Dertig jaar verschil.’ Jan: ‘Jij staat dus al dertig jaar aan schoolpoorten?’ Julian: ‘Herinneren jullie je de opnamesessies voor ‘Like a Mountain’ nog? Het lijkt alsof u, meneer Leyers, de openingszinnen extreem enthousiast zingt.’ Jan: ‘Als ik dat nu opnieuw beluister, hoor ik vooral de adrenaline, de drive, en het gevoel dat we toen hadden. Zéker omdat er op dat moment nog altijd niets aan het gebeuren was. We traden op in jeugdclubs, maar het is pas ontploft met de single daarna, ‘The Way to Your Heart’. Ik hoor een gast die tegen de deur staat te sjotten en te boenken. De deur moet open, wij willen de wereld in. Onze werkwijze was toen: Polle of ik zette in, de andere nam over, en het refrein deden we samen. Dat is nu bij ‘Something I Need to Know’ ook, en dat voelt heel vertrouwd.’ Julian: ‘Zou je ‘It Takes Two’ opnieuw opnemen, stel dat je die kans zou krijgen?’ Jan: ‘Ik vind dat we alles nu beter doen dan toen. Net dat beetje cooler. Een half toontje lager. Onze stemmen zijn nu geen maagdelijke golfbrekers meer, maar hangen vol aangekoekte schelpen en zeewier.’ Paul: ‘Het is leuk om die nummers te blijven spelen.’ Jan: ‘Van de meeste nummers zou ik nu liever een liveversie uitbrengen van hoe we ze vandaag spelen, dan van zoals we ze toen de eerste keer opnamen.’ Paul: ‘De liveplaat ‘Live Savings’ klonk ideaal. Zo moeten de nummers echt klinken.’ Julian: ‘Jullie hebben ook niet gefoefeld bij die plaat, dat is knap. Heel wat zogenaamde liveplaten worden nadien rechtgetrokken in de studio.’ Jan: ‘Live tegenwoordig is zelden echt live. Er staat heel wat op tape, en je hoort een hoop dat je niemand ziet spelen.’ Julian: ‘In het boekje bij ‘It Takes Two’ wordt Bart Peeters bedankt. Wat heeft hij betekend voor Soulsister?’ Jan: ‘Ons samengebracht. Hij wist dat ik iemand zocht om iets nieuws te beginnen.’ Julian: ‘En u, meneer Michiels, zat toen nog bij Octopus?’ Paul: ‘Nee, ik had toen al ‘Females’ gemaakt. ‘Females’ is deels de bestaansreden van Soulsister. Het was een hittip van de BRT Top-30, kwam binnen op 29, en lag er de week nadien terug uit. Ik had eens mogen proeven van het succes. Bart Peeters heeft die song gehoord op de radio, mij vernoemd bij Jan, en de rest is geschiedenis.’ Jan: ‘Daardoor ben ik naar Heist gereden. Bart Peeters zei: ‘Rare kwiet, maar hij kan wel goed zingen’. Het is alleszins de hoofdreden waarom Bart bedankt wordt in de credits van ‘It Takes Two’.’ Julian: ‘Ik heb hier nog een boekje uit 1992, van jullie ‘Simple Rule’-tournee. Mijn ouders waren gaan kijken, en hadden het meegenomen als souvenir. Ze vertelden me toen dat jullie ‘Leyers, Michiels & Soulsister’ heetten, omdat er al een Amerikaanse band was die ‘Soulsister’ heette. Is dat de echte reden voor de naamswijziging? Het verhaal lijkt me niet te kloppen.’ Jan: ‘Nee, nee. Michael Lang zei dat de naam ‘Soulsister’ voor Amerikaanse oren te verwarrend was. ‘Soulsister’ heeft een totaal andere lading voor Engelssprekenden, en zeker in Amerika. Ze verwachtten geen white guys. Door onze namen erbij te zetten, konden we die verwarring ontwijken. Dat was de enige reden. Dat onze initialen ‘L & M’ waren, was puur toeval. We zijn nadien effectief een tijdje gesponsord door het sigarettenmerk. Het is onze ‘Lucy in the Sky with Diamonds’ geworden.’ Julian: ‘Maar waren de namen ‘Leyers’ en ‘Michiels’ ook niet te moeilijk om uit te spreken voor een Amerikaan?’ Jan: ‘Zo moeilijk zijn onze namen niet. Neem nu ‘Sinéad O’Connor’, als je dat de eerste keer leest. Zelfs ‘Beyoncé’. ‘Beyonsea’? Nee, het is ‘Beyonsay’.’ Julian: ‘Bono wordt blijkbaar als ‘Bonno’ uitgesproken, in het Iers.’ Jan: ‘Je kan nog een punt maken met ‘Michiels’, maar er is maar één manier waarop een Engelstalige ‘Leyers’ gaat uitspreken.’ Julian: ‘Layers. Of liars. Maar! Daarvoor heetten jullie ‘The Soul Sisters’.’ Jan: ‘Wij hebben evenveel namen gehad als opgenomen platen.’ Julian (toont de single van ‘You Get to Me’) Jan: ‘Duurste hoes ever voor EMI. Ik was toen goed bevriend met Niek Kortekaas.’ Julian: ‘Och, Niek Kortekaas? De vader van fotograaf Boy Kortekaas?’ Jan: ‘Yes. Ik wou per se dat hij de hoes maakte van onze eerste single. Hij had onze groepsnaam in triplex uitgezaagd! Nu zouden ze dat met een Photoshopeffect doen. Wij klemden die uitgezaagde titel tussen onze lippen. Ons haar is met een soort gouden verf gedaan. In ieder geval: die hoes was peperduur. EMI heeft er zeker even spijt van gehad. Later zijn ze bijgedraaid, maar toen dachten ze: waar zijn we aan begonnen?’ Julian: ‘De duurste singlehoes ooit is naar verluidt ‘Blue Monday’ van New Order. Die kostte per stuk méér dan de single opbracht. Factory Records heeft daar hun broek gigantisch aan gescheurd.’ Jan: ‘Over de persing van onze eerste elpee heb ik nog een goed verhaal: bij EMI werkte Raf Debraekeleer, een gouden gast die geregeld meeging naar optredens in Italië en Spanje en ook de man die ‘The Way to Your Heart’ voorstelde als eerste single na de plaatopnames. Maar hij was niet zo’n crack qua administratie. De Raf was vergeten op een bepaald formulier de hoesinformatie in te vullen, die nadien op het label zou komen. Met als resultaat: de eerste vierduizend exemplaren van ‘It Takes Two’ hadden een zwart label zonder informatie. Ze hadden twee keuzes: allemaal wegsmijten en opnieuw persen, of doen alsof het de bedoeling was en ons twee een hele dag met een gouden stift onze naam erop laten zetten. Raad maar wat er gebeurd is: het enige dat op die eerste vierduizend stuks staat, zijn onze twee handtekeningen in gouden stift.’ Julian: ‘Jullie kennen ongetwijfeld het ‘scrambled eggs’-syndroom, waarbij voorlopige teksten worden gebruikt tijdens het creatieproces van een nummer. Hebben jullie voorbeelden van nummers die eerst een andere tekst hadden? ‘Rocks & Knees’ in plaats van ‘Locks & Keys’, ik zeg maar wat?’ Jan: ‘De slagzin, de refreinzin, was er meestal heel snel, en die triggerde dan ook de rest van het nummer. Bij ‘Something I Need to Know’ kwamen tekst, muziek en akkoord er zo uit. De rest kwam later. Strofes zijn altijd hard werken. Dat is puzzelen, en in ‘third verse hell’ belanden. Je hebt al snel het gevoel dat je alles verteld hebt dat je wilt vertellen, en dan moet je nog een derde strofe vullen. De kern is er bij ons van het begin.’ Julian: ‘Refrein eerst, dan de strofes.’ Jan: ‘Meestal wel.’ Paul: ‘‘Sweet Love’ en ‘Car’ waren experimenteler.’ Julian: ‘Ik heb geen getrainde muzikantenoren, maar de singlemix van ‘You Get to Me’ lijkt me anders dan de albummix.’ Paul: ‘Klopt.’ Jan: ‘Zeker.’ Julian: ‘De singlemix lijkt me ook beter, zonder respectloos te willen klinken. Snediger.’ Jan: ‘Dat is zo. We wilden het nummer ‘nog eens tegoei opnieuw doen’, maar het bleek ‘te minder goei opnieuw’.’ Paul: ‘Andere basdrum. Dum-dum-dum.’ Julian: ‘De plaatversie lijkt me ook trager. Het verbaast me nog steeds dat dat jullie mission statement was. Met zo’n topnummer out of the gates. Jullie hadden geen opwarming nodig, jullie waren geen diesel. Faut le faire. Geen evidentie.’ Jan: ‘Alles zat goed. We inspireerden elkaar. We konden veel spelen. De vibe was er. De honger was groot. Paul had nog tien jaar meer ervaring dan ik. Zoals ik daarstraks zei: die deur moest open. Je hoort dat ook. Dat is de spirit van ‘You Get to Me’ en de andere eerste nummers. Hungry like the wolf.’ Julian: ‘‘Simple Rule’ was een song- én een plaattitel, maar er zijn geen songs genaamd ‘It Takes Two’, ‘Heat’, ‘Swinging Like Big Dogs’ of ‘Closer’. Hoe kies je eigenlijk een plaattitel?’ Jan: ‘Je zoekt naar een woord dat voor jou de plaat samenvat – en dat is heel subjectief. Het moet een gevoel zijn dat opgeroepen wordt.’ Paul: ‘Klopt.’ Jan: ‘Maar het is zoals bij mensen. Je denkt soms heel lang na over een naam, maar voor de buitenstaander is dat gewoon ‘de Filip’ of ‘den Julian’. Als je ziet staan: ‘Soulsister – It Takes Two’, dan behoeft dat niet meer uitleg. That’s it. It’s a given. Zo heet de plaat.’ Julian: ‘Ik ga afronden, want jullie moeten nog naar Radio1 voor een interview. Heren, het was me een genoegen.’ Paul: ‘Graag gedaan.’ Jan: ‘Hopelijk tot binnenkort.’ |
Julian De Backer © 2021 for Keys and Chords
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024