Troubadour en volkschroniqueur Guido Belcanto heeft een nieuwe plaat uit – ‘Liefde en Devotie’ – en dat is reden tot jubelen. Een nieuwe collectie pakkende, uitstekende luisterliedjes met teksten die even makkelijk een glimlach als een traan bewerkstelligen. Omdat ik volgaarne voldoende voorbereid naar een interview ga, plande ik me te verdiepen in het oeuvre van de heer Belcanto. En toen bleken zijn vinylplaten onbetaalbaar …
© Photo credit: Daria Rogulska
© Photo credit: Guillaume Decock
© Photo credit: Daria Rogulska
© Photo credit: Stefan Meekers
© Photo credit: Stefan Meekers
© Photo credit: Stefan Meekers
© Photo credit: Stefan Meekers
|
Guido Belcanto: ‘Ik ben mij daarvan bewust. Ik dacht dat mijn vinylplaten al lang uitgestorven waren, of tenminste nergens meer te koop. Ik heb al bedragen gehoord van €100 en meer. In welke winkel heb je gezocht?’
Julian De Backer: ‘FatKat en Tune-Up Records in Antwerpen. Helaas zonder resultaat. Carlo, de uitbater van Tune-Up, lachte zelfs wat meewarig: ‘Guido Belcanto? Onbetaalbaar!’.’ Guido: ‘Dat is een compliment. Hoe noemen ze dat? ‘A legend in his own time’? Ik zou ze graag opnieuw uitbrengen, maar het probleem is dat mijn vijf eerste platen zijn verschenen bij EMI, en ik heb de evolutie van de labels niet gevolgd. Bestaat EMI nog? In wat zijn ze opgegaan? Felix Huybrechts van Starman Records zou volgend jaar, wanneer ik 65 word, graag een compilatiebox uitbrengen. Waar of bij wie moet hij daarvoor zijn? Ik heb enkel van mijn derde plaat de mastertapes. Ik heb gehoord dat dergelijke tapes vroeger gewoon hergebruikt werden, omdat ze zo duur waren. Een heel jammere zaak, want het is een legacy, een nalatenschap dat versnipperd geraakt.’ Julian: ‘Veel Belgische (platen)firma’s doen te weinig aan monumentenzorg. Kijk naar een bedrijf als Disney, dat nog élke handgetekende frame heeft, en perfect bewaart op temperatuur voor het nageslacht.’ Guido: ‘Absoluut akkoord. Ik vind mijn eigen oeuvre ook waardevol. Elk liedje heeft bestaansrecht. Aan elk nummer ligt een waargebeurde emotie of gebeurtenis ten grondslag. Daar ben ik fier op. Er zit geen afval bij.’ Julian: ‘Een plaat opstellen is wellicht een keuze. De twaalf beste kinderen halen het.’ Guido: ‘Klopt, we hadden twintig kandidaten. Twaalf zijn overeind gebleven. Een plaat is een geheel, zoals een roman met hoofdstukken, een perfecte puzzel. De songs moeten samen een heel mooie puzzel vormen. Dat is gemakkelijker dan het lijkt.’ Julian: ‘Is het makkelijker dan het lijkt?’ Guido: ‘Excuses, ‘moeilijker’ dan het lijkt. Een plaat van begin tot einde te doen kloppen, is geen sinecure. De thematiek mag niet verstoord worden door een stijlbreuk of een flauwe grap. Daar waak ik zoveel mogelijk over. ‘Liefde en Devotie’ is mijn dertiende plaat, en ik ben gelukt in mijn opzet.’ Julian: ‘Hoe kies je dan die acht nummers die afvallen? Waarom vallen die af?’ Guido: ‘Hm (glimlachje). We hebben er zestien opgenomen. De eerste vier die sneuvelden, leken me beter tot hun recht te komen als livenummers. Live mogen ze een lach veroorzaken. Het zijn geen verloren nummers, ze zijn niet in de vuilnisbak beland. Na de opnames zijn er nog vier aan de kant geschoven. Maar het mochten vijftien nummers op de plaat zijn geweest, zonder stijlbreuk. Om alles op de vinyl te krijgen, hebben we moeten kiezen. We wilden de vinylkopers niets ontzeggen. Ik ben heel gelukkig dat er weer een vinylplaat gaat komen. Dat is toch echt een object om te koesteren. Een cd heeft iets wegwerpachtigs. Een vinyplaat beluisteren is een ritueel. Je moet ook opstaan na 20 minuten om ze om te draaien. Dat magische moment van de naald in de groef en ‘krsjsjsjsjsj’ … Vroeger, toen er alleen maar vinylplaten waren, luisterde ik urenlang bewust naar muziek. Sinds de cd is dat geminderd. Dat heeft natuurlijk ook te maken met alle stress die op ons afkomt. Ik ben niet meer zo relaxed als toen. Muziek hoor ik nu op de achtergrond. Enkel voor mijn absolute favorieten zal ik nog plaatsnemen in de zetel. Als die een nieuwe plaat uitbrengen, dan ga ik in de zetel liggen.’ Julian: ‘Vertel eens, wie zijn uw favorieten?’ Guido: ‘Ik heb er twee die ik absoluut moet noemen, omdat ze van grote invloed zijn geweest op mij als songwriter. Loudon Wainwright III, en Renaud.’ Julian: ‘Een van uw allereerste nummers, ‘Op het zeildoek van de botsauto’s’, heeft ook al een nostalgische waarde, want lang niet meer elk botsautokraam heeft nog een zeildoek. Ik ben ook een grote kermisfan. Ik vroeg me af of 28 jaar later – u schreef het nummer in 1989 – ooit een kraam uw beeltenis heeft gebruikt op het zeildoek?’ Guido: ‘Ja. Ik heb het bereikt. Mijn droom is werkelijkheid geworden, dankzij een groep kunstenaars uit Tilburg. Nederlanders hebben het voor mekaar gekregen. Ze hebben een doek geschilderd. De eer is me te beurt gevallen eind jaren ‘90. Ze vonden het nummer ‘wow’, en het doek bestaat nog. Het heeft maar 1 jaar gehangen, maar het is nu overgekocht door een groep fans van mij. Ik zou het ooit kunnen gebruiken als decor. Het is erg groot.’ Julian: ‘Het zou ideaal zijn binnen twee jaar, wanneer u 30 jaar jubileum viert. Veelzeggend dat Nederlanders het hebben gemaakt. Geen sant in eigen land. Ik associeer de kermis nog steeds met de romantiek van de jaren ’50. Die mooie foto’s van Amerikaanse boardwalk piers …’ Guido: ‘Oh, ik ook. Kermis en circus, die ambiance spreekt me aan. Op een kermis zie je ook alle soorten mensen. En iedereen is gelijk. Rijk, arm, de mensen zijn op de een of andere manier verbroederd dankzij een kermis. Dat doet deugd aan mijn hart, en ik voel me dan ook terug kind. Ik ben dit weekend gaan kijken naar een voorstelling van ‘Circus Ronaldo’.’ Julian: ‘Oh, wow, daarbij heb ik ooit als 10-jarige een circuskamp mogen volgen.’ Guido: ‘‘Circus Ronaldo’ is een zegen voor de mensheid. Het ontroert me. Het staat in totaal contrast met de bombastische en vreselijke perfectie van Cirque Du Soleil, bijvoorbeeld, waar zoveel poen achter zit. (zwijgt even) Het was een solovoorstelling van Danny Ronaldo, waarin hij iets waanzinnigs doet met eenvoudige middelen, en het mislukte in het begin. Niet bewust, want het was enorm moeilijk om uit te voeren. Maar net dat maakte het zo mooi, vind ik. Ik hoop dat ik met mijn muziek ook voor dergelijke ambiance kan zorgen. Dat de mensen een beetje (zucht gelaten) … dat ze het gevoel hebben dat zoiets nog bestaat.’ Julian: ‘U hebt alvast de authenticiteit, en de waarachtigheid, gemeen met ‘Circus Ronaldo’. U hebt nooit het platcommerciële, of het neppe, nagestreefd. Zelfs al maakte u een minder nummer, u meende het wel altijd.’ Guido: ‘Ja, dat hoor ik graag. Ik kan alleen maar knikken. Bedankt. Authenticiteit, ja. In deze tijd lijkt het vooral te gaan over ‘hip zijn’. Dat is het belangrijkste geworden. Ik ben niet hip. Ik heb nog nooit iets gedaan waarvan ik dacht dat het ging scoren. Als je nooit in de mode bent geweest, kan je ook nooit uit de mode geraken. Ik ben een zanger en een liedjesschrijver, maar ik zie mezelf toch als een kunstenaar die bezig is met het creëren van een universum. Dat heb je niet bij vele andere zangers. Die zijn bezig met het schrijven van liedjes, en zingen, en concerten geven, maar waar staan ze voor? Ik sta ergens voor, al kan ik niet meteen definiëren voor wat exact. Ik denk dat een kunstschilder zoals bijvoorbeeld Michaël Borremans bezig is met het scheppen van een herkenbaar universum. Ik doe iets gelijkaardigs in de muziek.’ Julian: ‘Kent u Kloot Per W? Die vertelde me ooit dat hij The Ramones het grootste conceptuele kunstwerk van de 20ste eeuw vindt, omdat ze van liedje 1 tot en met het allerlaatste altijd hetzelfde brachten, maar ze méénden het. In hetzelfde cirkeltje draaien, en toch proberen iets anders te doen.’ Guido: ‘Fantastisch. Ik heb mijn oudste zoon opgevoed met The Ramones. Toen hij 14 was, zijn we naar Engeland gegaan omdat er toen een documentaire over de groep draaide die ik hem per sé wilde laten zien. De film kwam niet naar België. Hij mocht eigenlijk niet binnen, het was 18+, maar uiteindelijk zijn we toch binnengeraakt. Ik begrijp dat Kloot Per W zoiets zegt.’ Julian: ‘Uw anekdote doet me denken aan mijn eigen vader, die op zijn 15e wilde gaan kijken naar ‘Dr. No’ in de bioscoop. ‘Is hij al 16?’ vroeg de kassabediende aan mijn grootvader. ‘Dat zal ik zelf wel beslissen!’ antwoordde mijn grootvader, en ze gingen de zaal binnen. Nu ondenkbaar, want nu vragen ze je identiteitskaart. Toen hadden vaders nog iets te zeggen. In de nummers ‘Meneer De Politieman’ (op uw nieuwe plaat) en ‘Een man als ik ontmoet je niet elke dag’ (uit 2011) koketteert u een beetje met het fenomeen ‘Guido Belcanto’ en probeert u die bekendheid te gebruiken om iets gedaan te krijgen, enerzijds om aan een boete te ontsnappen en anderzijds om een vrouw te versieren. U streeft het hippe niet na, maar in die nummers lacht u een beetje met het feit ‘ik ben bekend van tv, ik ga mijn ellenbogen gebruiken’.’ Guido: ‘Het is natuurlijk ironie, maar het is wel de waarheid. Het is zelfspot die klopt. Ik vind beroemdheid een thema dat inspiratie geeft. Ik ben fier op die beroemdheid, maar het is een luchtbel. Op zich betekent beroemdheid niets. Wat hebben sommige mensen gedaan om beroemd te zijn? Ík heb er iets voor gedaan, al heb ik de beroemdheid nooit nagestreefd. Het is allemaal organisch geëvolueerd: ik ben begonnen als straatzanger, en heb nooit gedacht dat ik ooit carrière zou kunnen maken. Het is gebeurd, maar het was niet mijn uitgangspunt. Beroemd zijn is mijn lot, mijn lotsbestemming.’ Julian: ‘Dat klinkt negatiever dan u het wellicht bedoelt.’ Guido: ‘Het is niet negatief. Ik zou niet graag in de schoenen staan van een soapacteur uit ‘Familie’ of ‘F.C. De Kampioenen’. Pfoe (blaast). Ik zou niet graag ‘Boma’ zijn.’ Julian: ‘Nochtans is Marijn Devalck een verdienstelijk zanger, en een veelzijdig man.’ Guido: ‘Maar dat is niet meer ‘Marijn Devalck’, dat is ‘Boma’. Wat een blok aan je been moet dat zijn. Maar, dus, het is me te beurt gevallen, en ik wil er niets tegen beginnen. Beroemd zijn is oké. Echt waar. Voor mij. Het soort beroemdheid dat ik heb, geeft me voldoening.’ Julian: ‘U hebt de voorbije jaren meegedaan aan o.a. ‘De Pappenheimers’, ‘De Slimste Mens ter Wereld’, en gek genoeg leek u zich er voldoende thuis te voelen.’ Guido: ‘Ik was doodzenuwachtig, man.’ Julian: ‘Speelde u de ‘Guido Belcanto’ die het publiek van u verwachtte?’ Guido: ‘Dat weet ik niet. Ik heb die uitzendingen niet gezien. Ik wil dat niet. Ik kijk niet graag naar mezelf op televisie.’ Julian: ‘Maar u weigert televisieopdrachten niet, wanneer men u vraagt?’ Guido: ‘Ik heb het een tijdlang gedaan, omdat ik van risico’s houd. Ik deed er niet aan mee om mijn bekendheid in stand te houden, maar om met het risico te flirten. Want onderschat het niet, zo’n ‘Slimste Mens’, dat is op het scherpst van de snee. Daar kan je afgaan. Ik hield van die spanning, van het gevaar. Ik zou het nu nooit meer doen. Dat was een periode van twee jaar dat ik aan dergelijke zaken meedeed. Laat maar, nu. Ik ben niet meer zo ad rem. Mijn kennis is nog even groot, maar ze komt langzamer naar buiten met ouder worden. Direct antwoorden, snel zijn, is voor jonge mensen. Als ze me nu bellen, zeg ik ‘nee’. Ik heb leren ‘nee’ zeggen. Wekelijks krijg ik wel een aanvraag voor iets, en meestal zeg ik ‘nee’. Vroeger durfde ik dat niet, uit angst om mensen teleur te stellen. Dat heb ik moeten overwinnen.’ Julian: ‘Bent u vertrouwd met het werk van journalist Serge Simonart? Hij heeft een mooie verhalenreeks met literaire reportages, ‘Onze Man’, waarin hij excentrieke biotopen opzoekt. Duivenmelkers, hondenbeurzen, hij reist met de Orient Express, hij gaat naar het Waterloo Dinner met veteranen. Ik moest meteen aan u denken, want in zijn epiloog schrijft hij dat hij morsige mensen bestaansrecht wil geven. Wat hem boeit, zijn de humor en de tragiek van het verval. De melancholie van ontspoorde levens, het tragikomische van gerateerde heroïek en vergane glorie. Daarin herken ik uw nummers, uw kortverhalen, en uw personages. U wilt ook een stem geven aan zelfkantmensen.’ Guido: ‘Ik voel me onvoorstelbaar aangetrokken tot mensen die achter het netten hebben gevist. Dat zit in mij van kleins af aan. Ik beschouw mezelf als één van hen. Oké, ik ben bekend, en ik verdien de laatste jaren fatsoenlijk mijn kost, maar ik zie mezelf niet als een winner. Een loser is een te zwaar woord, maar ik ben geen winnaar. Ik voel me verwant met mensen die uit de boot vallen. Ik wil er niet te diep op ingaan, maar ik ben travestiet. Dat is taboe. Ik behoor tot een groep die zich niet kan manifesteren in het openbare leven. Ik heb het geluk dat ik zanger ben. Ik kan erover zingen, maar ik kan niet zomaar naar de bakker stappen. Ik heb die behoefte ook niet meer. Ik was 40 toen ik mijn outing heb gedaan; een outing die ik moést doen, omdat ik anders ontploft was. Maar die outing heeft me een aantal jaren parten gespeeld, want ineens was ik persona non grata op de radio. Ineens was ik een freak in de ogen van de media. Maar dat heb ik overwonnen, doorstaan, doorgesparteld, en hier ben ik. Ik ben ermee weggekomen, en ik ben er nog fier op ook. En vandaar: ik bén niet zoals de winners of de geslaagde mensen. Ik ben ook maar iemand met een rariteit. Tja. Uiteindelijk verliezen we toch altijd. Iedereen is een loser, want we gaan dood. Ik heb altijd een groot sociaal engagement gehad. Ik heb een diploma gehaald, ik ben gegradueerd in de orthopedagogie. Met dat diploma had ik kunnen gaan werken met sociaal verwaarloosde jongeren, of jongeren uit gebroken gezinnen.’ Julian: ‘Kansarmen.’ Guido: ‘Kansarme kinderen, inderdaad. Dat was mijn opzet. Maar de muziekmicrobe was te sterk. De drang, of het talent dat in mij zat, was te groot om niet te benutten. Het ideaal om iets te betekenen, zet ik nu wel verder in mijn muziek. Ik geef in veel van mijn songs die mensen een stem, en je ziet het ook aan de reacties die ik krijg en aan het soort mensen dat naar mijn optredens komt kijken. Heel veel mensen zitten in de shit, en mijn songs blijken dan een steun te zijn. Ik wil die steun zijn, ik wil iets betekenen voor die mensen. Dat geeft me het gevoel dat ik een waardevol persoon ben.’ Julian: ‘U bent begonnen als straatmuzikant. Had u op dat moment een andere job?’ Guido: ‘Ik had niet veel nodig, en ik verdiende daar niet slecht mee. Ik heb tien jaar twaalf stielen en dertien ongelukken gehad. Met een paar vrienden had ik een klusjesploeg, waarmee we gingen schilderen en karweitjes opknappen. Ik heb een jaar achter de toog van een café gestaan. Er waren periodes dat ik stempelde. Ik heb in rockabilly- en bluesbandjes gezongen. Ik kwam rond, ik heb altijd sober geleefd. Nu nog, eigenlijk. Ik ben helemaal niet materialistisch ingesteld. Ik heb nog de goede tijd meegemaakt als straatzanger. Ik ging eigenlijk in kroegen binnen, zingen, en daarna met de hoed rond. Dat bracht veel meer op dan op straat staan. Dat is mijn leerschool geweest. Als je een café binnenstapt, heb je een publiek dat je naar jou kan doen luisteren. Op straat lopen ze je voorbij. Ik spreek nu over eind jaren ’70, begin jaren ’80. Je had in Antwerpen toen nog een geweldig territorium van volkscafés waar ik welkom was. Daar is de kiem gelegd voor wat ik nu doe. Ik merkte dat ik mensen kon ontroeren met mijn stem. Soms begonnen vrouwen te wenen. Dat is machtig. Toen wist ik: dit is het, hiervoor ben ik op de wereld gezet.’ Julian: ‘Had u de toestemming van de cafés? Of ging u gewoon binnen?’ Guido: ‘Ik ging binnen en ik vroeg heel beleefd aan de baas of ik een liedje mocht zingen. Meestal was dat oké. Toen ging dat nog. Nu zijn er niet meer zo veel volkscafés. Vreselijk.’ Julian: ‘Ik vind het enigszins opmerkelijk dat u op uw nieuwe plaat een liedje over Jodie Foster hebt geschreven. U hebt voor het programma ‘Via Vanoudenhoven’ Marco Pantani gesproken, en Wim Opbrouck wilde toen Jodie Foster ontmoeten. Wat een gek toeval dat jullie net die actrice allebei bewonderen, maar u koos toen voor een sportman.’ Guido: ‘Pantani was mijn nummer 1. Ik heb geen seconde getwijfeld aan wie ik wilde ontmoeten. Het heeft een geweldige reportage opgeleverd, waarover de mensen me nu nog aanspreken. Eveneens authentiek en ontroerend. Op Jodie Foster ben ik platonisch verliefd, vooral op haar personage in ‘Taxi Driver’. Dat hoertje, wow. Hoe ze het speelt. Goh, ik was overrompeld. Het was haar eerste grote rol. En ook later speelde ze in heel straffe films. Ik vind het misschien wel de beste actrice die ik ken. Ze is lesbisch, hé?’ Julian: ‘Het personage uit uw song zal haar nooit kunnen krijgen.’ Guido: ‘Dat onbereikbare is bij mij vaak een thema. De liefde schiet tekort, of de relaties tussen mensen. Het lukt niet zoals het zou moeten lukken. Altijd valkuilen, obstakels, hindernissen, en weerhaken. Beschouw ‘Jodie Foster’ maar als een song over een onbereikbaar ideaal.’ Julian: ‘Gaat u het nummer aan haar management doorspelen?’ Guido: ‘We hebben het er al eens over gehad. We kunnen een Engelstalige versie maken.’ Julian: ‘Dergelijke oprechte ode uit het verre België zal haar zeker plezier doen.’ Guido: ‘Dat denk ik ook, al zal ik niet meteen het initiatief nemen. Het hoeft niet, maar het zou mooi zijn. Felix (van Starman Records, red.) is de man die zoiets kan regelen. Ze hoeft zelfs niet te antwoorden. Ik hoef haar niet te ontmoeten. Wat moet ik zeggen tegen haar?’ Julian: ‘Ik heb ooit Pom, de geestelijke vader van Piet Pienter en Bert Bibber, een brief gestuurd. Hij was een notoir kluizenaar met een hartstochtelijke afkeer van journalisten, maar ik had zijn adres gevonden en hem een fanbriefje geschreven. Hij heeft nooit geantwoord, maar ik hoop tenminste dat hij na het lezen dacht: ‘Hm, oké, tof’. Al had ik natuurlijk liever een warm antwoord teruggekregen.’ Guido: ‘Ik heb na zijn dood gelezen dat het een norse misantroop was.’ Julian: ‘Hij is natuurlijk ook een beetje onheus behandeld door het leven. Een diploma behaald als elektricien in Duitsland, en het nooit mogen gebruiken alhier.’ Guido: ‘Die Pantani-ontmoeting was ook maar kort, hoor. Dat duurde niet langer dan een kwartier. Ik kan niemand bedenken die ik écht nog wil ontmoeten. Misschien Michel Houellebecq, de Franse schrijver, maar mijn Frans is heel slecht. Ik zou niet met hem kunnen communiceren. Het lijkt wel of ik dommer ben geworden door mijn zangcarrière. Als je dom wilt worden, moet je zanger worden (lacht).’ Julian: ‘Veranderde tijden. Truffaut mocht ooit 24 uur lang Hitchcock interviewen mét een tolk, want Truffaut sprak geen Engels. Ondenkbaar, vandaag de dag.’ Guido: ‘Vergelijk het met de radio of de televisie vroeger. Ik kreeg een halfuur televisie, nog voor ik mijn eerste plaat had uitgebracht, in een reeks die ze ‘Carte Blanche’ hadden genoemd. Jan Geysen, het toenmalige hoofd van de dienst amusement, gaf een jonge artiest een halfuur lang een podium. ‘Doe maar wat je wilt’. Fantastisch! Op de radio heb je nu ‘Touché’, en daar ben je dan twee uur lang te gast. Maar vroeger had je veel meer mogelijkheden.’ Julian: ‘Vandaag heb je ‘Zomergasten’ en ‘Alleen Elvis Blijft Bestaan’, maar voor dergelijke prachtprogramma’s moet je als artiest gearriveerd zijn. Anders geven ze je geen forum.’ Guido: ‘Inderdaad.’ Julian: ‘Jouw nieuwe videoclip, ‘Johnny, Vergeet Mij Niet’, is geregisseerd door de geweldige Katja Louisa Stonewood. Ik heb ooit mogen meespelen in één van haar kortfilms, ‘A Hora’. Zelf staat zij op jouw eerste, nu onbetaalbare, platenhoes afgebeeld. Wat me noopt tot de vraag: achtentwintig jaar later werken jullie terug samen, dus hebben jullie al die tijd contact gehouden?’ Guido: ‘Nee, we hebben geen contact gehouden. Ik heb in die periode wel af en toe contact gehad met haar man Kris J. Y. Verdonck, in het alternatieve Antwerpse kunstcircuit. Kris kwam via Felix te weten dat ik met een nieuwe plaat bezig was, en hop, hij stond meteen aan de deur met de vraag of ie een clip mocht maken. En volgens de legende heeft Katja toen gevraagd of zíj het mocht doen, omdat ze zo’n fan is van mij. Katja had ook het script geschreven. Ze stonden samen op de set: hij als supervisor, en zij gaf de regieaanwijzingen. Wow. Dat was intens. Ze ging er in op. We hebben gefilmd op het kerkhof van Wortel, mijn geboortedorp, in zwart-wit. We evoceren de sfeer van de oude Draculafilms.’ Julian: ‘Bela Lugosi.’ Guido: ‘Ik ben zo’n soort figuur in die clip, en ja, dat vind ik heerlijk.’ Julian: ‘Kris en Katja zijn ook mensen die een stem willen geven aan de morsige mensjes. Kris is een enorme curator van het werk van JMH Berckmans (die hij ‘Pafke’ mocht noemen), hij (onder)steunt mijn grote held Robbe De Hert als geen ander … Kris en Katja doen samen aan monumentenzorg.’ Guido: ‘Fantastisch.’ Julian: ‘Met bevlogenheid en passie vissen ze parels op uit de Vlaamsche krochten.’ Guido: ‘Helemaal akkoord, en zonder winstbejag.’ Julian: ‘Pure passie.’ Guido: ‘Pure liefde. Ik vond het heel ontroerend hoe Kris op het einde Berckmans rechtop hield. Pfoe, amai. Echt met liefde. Op de begrafenis van Berckmans waren de zogenaamde vrienden niet aanwezig.’ Julian: ‘Hoe bent u bij Starman Records, een van de mooiste, fijnste labels die we hebben voor kwaliteitsartiesten en –releases, terechtgekomen? Uw vorige label was Top Notch.’ Guido: ‘Mja, Top Notch heeft twee platen uitgebracht, maar mijn label was Evil Penguin Records. Dat is het platenlabel van Hans Bellens, de baas van de Motor Music Studio. Nu in Mechelen, vroeger in Koningshooikt. Een heel goede studio. Hij is een eigen label begonnen met twee afdelingen: enerzijds jazz en klassiek, anderzijds een paar singer-songwriters zoals Jonas Winterland en uw dienaar. Ik heb de voorbije tien jaar 4 platen voor Evil Penguin gemaakt. Voor ‘Liefde en Devotie’ was het eerst de bedoeling dat ik weer bij hen zou uitgebracht worden, maar Hans kon zich niet verzoenen met het concept, met de songs die ik had.’ Julian: ‘Echt? Je zou denken dat hij na vier albums wel weet wat …’ Guido: ‘Ik snap er niets van. Ik wil geen kritiek op hem geven, maar het is iemand die voor zijn artiest altijd met een plan in zijn hoofd zit. Hij heeft een idee van hoe de plaat moet gaan klinken, en ik zou dan een beetje naar zijn pijpen moeten dansen. Hans heeft ‘nee’ gezegd, en toen kwam Felix op de proppen. Via Nicolas Rombouts, mijn bassist en producer, die Felix kende via Matt Watts.’ Julian: ‘De Amerikaanse Borgerhoutenaar.’ Guido: ‘Felix heeft me met open handen ontvangen. Dat was fantastisch. Ik voel een nieuwe dynamiek. Ik zit daar heel goed, denk ik.’ Julian: ‘Ik ben ook een fan van Felix. Hij is zo lief, en gedreven, voor de artiesten uit zijn stal.’ Guido: ‘Ik vind dat hij ook aan monumentenzorg doet. Hij heeft oude vinylplaten van Roland en Ferre Grignard heruitgebracht.’ Julian: ‘En zijn paradepaardje, de ‘Belgian Vaults’-reeks, met vergeten vaderlandsche parels uit de tijd van toen.’ Guido: ‘Wat zou hem dat opbrengen? Dat zal niet vet zijn. Ik had hier daarstraks ook een journalist die bezorgd was of ik wel rondkwam. Ik zei: ‘Ja, dat lukt aardig’. Ik moest natuurlijk beamen dat ik niet rijk werd van muziek.’ Julian: ‘Jouw producer en medemuzikant Nicolas Rombouts speelt ook mee op de uitstekende soloplaat van Stef Kamil Carlens. Vanwaar ken jij hem?’ Guido: ‘Ik ben heel blij dat ik hem heb ontmoet in het jaar 2002. De rosse buurt in Antwerpen dreigde vernietigd te worden. Dat was een dolksteek door mijn hart. Toen ik als boerenpummel uit de Kempen in Antwerpen kwam wonen, was dàt het. Dat trok mij aan als een magneet. Dat heeft mij geïnspireerd om liedjes te schrijven over de hoeren. Odes aan de dames van lichte zeden.’ Julian: ‘Zoals Márquez.’ Guido: ‘Het was een overweldigende wereld die openging. Toen kwamen de bordelen nog tot aan de Grote Markt, de Veemarkt, etc. Het was fantastisch, en wereldberoemd bij zeemannen. In 2002 kwam er een protestactie, op touw gezet door – alweer – Kris J.Y. Verdonck onder de naam ‘Bordello’. De leegstaande bordelen werden toen gedurende drie weken ingepalmd door kunstenaars. Meestal beeldende, met schilderwerken en installaties, en ik kreeg ook een bordeel. Ik heb dat ingericht, ik had teksten van mijn songs op de muren geschreven, Polaroidfoto’s van mij als vrouw … Toen werden er ook vaak concerten gegeven in de rosse buurt. In restaurant Athena trad Nicolas op met Andy Fierens.’ Julian: ‘De Antwerpse dichter.’ Guido: ‘De slam poet. Andy Fierens gaf een performance met zijn teksten, en Nicolas begeleidde hem improviserend op de bas. Heel free. Ik zag hem bezig, hij kon niet ouder dan 25 zijn geweest. Ik wilde die jongen in mijn orkest. Hij zei niet ‘nee’, en zo is het begonnen. We werken al vijftien jaar samen. Nu heeft hij zich ontwikkeld als bandleader, en ik vind hem fantastisch als organisator. Hij stelt zelfs playlisten voor mij op. Ik ben heel blij met hem, hij neemt veel werk uit mijn handen. Als producer en enige mixer heeft hij vele uren in ‘Liefde en Devotie’ gestopt. En de plaat klínkt. Ze klinkt. Niemand had het beter kunnen doen. Mijn twee vorige platen zijn geproducet door Jo Francken - een hele bekwame gast, maar een buitenstaander. ‘Liefde en Devotie’ is echt met ‘our little family’ gemaakt.’ Julian: ‘Het broederschap.’ Guido: ‘Mijn muzikale broeders, waarmee ik op het podium sta. De meest ontspannen plaatopname van heel mijn leven.’ Julian: ‘Een goede producer moet kunnen zeggen: ‘Dit is niet goed, dit moeten we bijsturen’. Kan dat nog met iemand die je zo goed kent? Durft hij zeggen, ‘Dit is niet goed’? En aanvaard je dat van hem?’ Guido: ‘Mja. Ja. Nee. Soms. Soms heeft ie gelijk, en soms ook niet. Ik laat hem dan doen, ik geef hem meestal gelijk, terwijl ik denk: ‘Achteraf zal wel blijken dat ik eigenlijk gelijk heb’. En zo is het een paar keer gebeurd. Wij komen heel goed overeen, er is geen enkel conflict. Dat is omdat we elkaar graag zien. Met een Jo Francken kun je wel een conflict of meningsverschil hebben, en dan wordt de plaat niet zoals jij het zou willen. Nu, deze plaat, is echt helemaal zoals ik het wil.’ Julian: ‘Laatste vraag. Uw nummer ‘Mijn vriend’ lijkt wel een antwoord op het nummer ‘‘N vriend’ van André Hazes. Heb je daar al eens bij stilgestaan?’ Guido: ‘Godverdomme. Ja. Ik kén het nummer van André Hazes. Maar bij mij is het andersom, hé?’ Julian: ‘Klopt. Hij zingt heel boos ‘Hoe kan je nu met mijn vrouw gaan lopen?’, en u zegt schaamteloos: ‘Ik ben met uw vrouw gaan lopen’. De twee kanten van het verhaal.’ Guido: ‘Ik heb hem ooit ontmoet. Fantastisch. Ik had toen een lief in Amsterdam, een Hollands meisje. Ik woonde daar quasi permanent, ik zat altijd bij haar, en ik nam mijn tweede plaat op in Amsterdam onder de deskundige leiding van Hennie Vrienten. Ik zat met mijn lief in een kroeg, en hij kwam binnen met zijn bodyguard. Dat bleek zijn stamkroeg te zijn.’ Julian: ‘Hij had een bodyguard?’ Guido: ‘Ja. We hebben een uur samengezeten. Hij was zeer joviaal. Hij had al van mij gehoord. Op dat uur tijd heeft ie twaalf pinten gedronken. Een hele lieve gast. Er moest gelachen worden.’ Julian: ‘Wat ik van zijn oeuvre ken, vind ik héél goed. Hij meende het ook. Met enorme overgave zingen over gewone mensen, en gefaalde personen.’ Guido: ‘Natuurlijk. Hij was de vleesgeworden smartlap. Hij wist waarover hij zong. Heb je ‘Bloed, zweet en tranen’ gezien, de biopic? Zoals ‘Walk The Line’ of ‘Ray’. Heel goed vertolkt, bijna door een dubbelganger. Harde film, met beelden uit zijn kindertijd. Ik hield van André Hazes, ik had met hem te doen. Het was meer dan ‘fan zijn’.’ Julian: ‘Bent u het met me eens dat uw Engelse evenknieën, qua thematiek, Tom Waits en Leonard Cohen zijn, die ook graag zongen over ‘beautiful losers’? Je hebt in datzelfde vaarwater ook Paolo Conte.’ Guido: ‘Dat zijn drie zangers die ik heel graag hoor, maar ik voel me niet verwant. Dat is toch nog anders.’ Julian: ‘Met wie vergelijkt u zichzelf dan graag?’ Guido: ‘Oh. Met niemand. Ik hoop dat ik uniek ben. Tom Lanoye zei ooit: ‘Guido Belcanto is de missing link tussen de Zangers Zonder Naam en Jacques Brel’. Ik overbrug een beetje het volkse en het intellectuele. Het zit allebei in mij.’ Julian: ‘Bedankt voor uw tijd, ik heb geen vragen meer.’ Guido: ‘Het was tof, dank u. Je hebt meer gepraat dan ik.’ Julian: ‘Excuses.’ |
© 2017 Julian De Backer voor Keys & Chords
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024