‘Ik zing mijn nummers nog altijd even graag, en altijd een beetje anders’
Op zaterdag 24 juni 2023 speelde Mama’s Jasje op ‘Edegem Zomert’, het tweedaags festival op het centrale gemeenteplein. Het uitgelezen moment voor een interview met frontman en zanger Peter Vanlaet. Tijd voor een bekentenis: in 1991 heeft ondergetekende, samen met zijn beste vriend Pieter-Jan, de cassette van debuutplaat ‘Paradijs op aarde’ letterlijk grijsgedraaid. Wij waren amper zeven en konden élk nummer meezingen. Jonge kinderen kunnen heel fanatiek zijn (mijn nichtje bekeek ooit élke dag de videocassette van Disneys ‘Assepoester’), dus ‘Paradijs op aarde’ was van verpletterend belang in onze jeugd.
Julian De Backer: ‘Hartelijk bedankt voor deze fijne jeugdherinnering.’
Peter Vanlaet: ‘Op cassette nog? Dat was de overgang van vinyl naar cd hé. ‘Paradijs op aarde’ is nooit op vinyl verschenen, de singles wel.’ Julian: ‘Is het geen optie dat jullie nu, tweeëndertig jaar later, alsnog een beperkte oplage op vinyl uitbrengen?’ Peter: ‘Dat kost redelijk veel geld. Ons nieuwe album en ’30 jaar Mama’s Jasje’ hebben we effectief uitgebracht op plaat, en die hebben redelijk goed verkocht. Het zit terug in de lift, maar je moet er vanaf geraken, en je moet altijd een bepaalde oplage bestellen.’ Julian: ‘Alleszins nog steeds een zeer, zeer goede plaat, ‘Paradijs op aarde’. Dat was jullie doorbraak, nietwaar?’ Peter: ‘Dat was van nul naar niks, ons eerste album. 150.000 verkochte exemplaren.’ Julian: ‘Ik heb jullie de eerste keer live gezien in de zomer van 1992, in het casino van Knokke-Heist. Als ik me niet vergis, waren jullie toen het voorprogramma van De Kreuners.’ Peter: ‘Dat kan, dat weet ik niet meer. Ik weet dat gitarist Ben Destrycker en ik toen allebei een puppy hadden uit hetzelfde nest, en die hondjes volgden ons overal. Ze hebben onze kleedkamer in het casino van Knokke helemaal ondergescheten terwijl wij aan het spelen waren (lacht).’ Julian: ‘Dat was mijn eerste concert ooit. Ik was acht, eigenlijk te jong om in het casino te mogen komen. Tegen dat De Kreuners begonnen, was ik al in slaap gevallen.’ Peter: ‘Maar je weet het nog?’ Julian: ‘Zeker! Ik herinner me zelfs nog – maar corrigeer me als ik fout ben – dat jullie toen net een nieuw bandlid hadden. Een man in khaki legerbroek.’ Peter: ‘Dat zegt me niks.’ Julian: ‘Jouw bindtekst was toen iets à la ‘Hij speelt nog maar net bij ons, maar het voelt alsof hij er al jaren bij hoort’.’ Peter: ‘Dat gaat de pianist geweest zijn. Het eerste jaar speelden we met vier, maar daarna hebben we pianist Marc Ghyssels erbij gepakt.’ Julian: ‘Ik heb in de pauze nog een pin van mijn ouders gekregen, in de vorm van een jasje.’ Peter: ‘We hadden toen van alles. Aanstekers, flessenopeners, etc.’ Julian: ‘Er staan een aantal tijdloze nummers op jullie debuut. Vooral het titelnummer is heel strak, dat zit ongelofelijk straf in elkaar qua melodie, refrein, rijm, en metrum.’ Peter: ‘Op het eerste album heb ik redelijk weinig geschreven. ‘Doe het licht maar uit’ is volledig van mij, maar de meeste songs zijn van de hand van Ben Destrycker. ‘Zo ver weg’ is sowieso van hem. Helaas geen inbreng (lacht). Sabam-gewijs zou dat leuk zijn. Dat is, samen met ‘Teken van leven’, het nummer waar het publiek steevast op zit te wachten.’ Julian: ‘Jij bent geboren in 1967, dat betekent dat je een kind van de jaren zeventig bent. Naar wat luisterde de jonge Peter Vanlaet?’ Peter: ‘Ik was heel into The Kinks. De meer eenvoudige rock en pop. Dat hoor je ergens ook in mijn eigen nummers. Ik was zeker niet mee met de hype van toen, de disco. Mijn eerste plaat was een dubbelelpee van The Kinks. Ooit verkocht toen ik wat centen nodig had, helaas.’ Julian: ‘Werd jij door je ouders gepusht naar creatieve uitspattingen?’ Peter: ‘Er werd thuis weinig over muziek gesproken, ook omdat het mijn ambitie niet was. Mijn broer, die een jaar ouder was, was wel met groepekes bezig. Maar mijn broer kwam altijd te laat op repetities, bij ons thuis in de kelder. Ik heb me eens achter de micro gezet, en ik kon een klein beetje gitaar spelen via mijn zus die klassieke gitaar studeerde aan de muziekschool. De bandleden van mijn broer zeiden direct: ‘Jij kan wel zingen’. Ik heb mijn legerdienst gedaan, en ik ben gaan werken in een bakkerij. Daar lag mijn ambitie. Het plan was dat ik later die zaak zou overnemen. Toen kwam ‘Zo ver weg’ uit, en was dat idee van de baan. Ik sliep niet in het weekend: ik ging van de bakkerij naar de optredens en opnieuw naar de bakkerij. Mijn baas zei: ‘Je bent tweeëntwintig, kies voor het plezantste’. Ik vond dat heel moeilijk, want ik was heel graag bakker. Ik koos niet graag. ‘Als het tegenvalt, ben je terug welkom’ zei hij. Ik heb nog steeds contact met die mensen. De bakkerij is niet meer in hun handen, ze zijn met pensioen, maar ik zie hen nog regelmatig.’ Julian: ‘Je was inderdaad heel jong. De Vlaamstalige popmuziek is volwassen geworden met Clouseau in 1987, en amper drie jaar later waren jullie er. Samen met Toast waren jullie één van de eersten in de slipstream van de broers Wauters. Ondertussen zijn we meer dan dertig jaar later. Je had allicht nooit kunnen vermoeden dat het zo’n vaart zou lopen, dat jullie zo’n stempel zouden drukken op de Belgische popmuziek.’ Peter: ‘Dat merk je nu pas, vind ik. Dertig jaar of meer was met ups en downs. De ups vooral in het begin, en terug in 1997 met ‘Als de dag van toen’. Sinds ‘Liefde voor muziek’ in 2020 zijn we terug enorm veel aan het spelen. Nummers als ‘Een teken van leven’, ‘Zo ver weg’ en ‘Het is over’ zijn opgepikt door het Ketnetprogramma ‘#LikeMe’ en daardoor kent de jeugd ze ook. Ik vind dat gewéldig. Ik ga ervan uit dat er vandaag in Edegem veel jonge mensen gaan zijn, want na ons speelt Metejoor. Joris trekt ook een jong publiek aan. Ik vind het grandioos dat jonge gasten ‘Zo ver weg’, een nummer uit 1991, helemaal vanbuiten kunnen meezingen.’ Julian: ‘‘Zo ver weg’ is haast patrimonium geworden. Dat moet je toch plezier doen?’ Peter: ‘Zeker. Ik kreeg onlangs de vraag in een interview: ‘Ben je dat nummer live nooit beu?’ Nee. Ik zing mijn nummers nog altijd even graag, en altijd een beetje anders. Mensen zitten erop te wachten. Heerlijk!’ Julian: ‘Als je naar een concert gaat, kan je echt zitten uitkijken naar je favoriete nummer. Ik ben vorige week naar Springsteen gaan kijken in Werchter. Hij heeft mijn favoriete nummer niet gespeeld, maar geen erg, want hij heeft twintig andere topsongs. Faut le faire, op je drieënzeventigste tot 00u45 ’s nachts spelen. Zie jij het jezelf zo lang doen, als het mentaal en fysiek kan?’ Peter: ‘Ja, graag. Ik ben al twintig jaar en langer met dezelfde muzikanten bezig. We zijn ondertussen de beste vrienden. Die gasten zijn allemaal net iets jonger dan ik. Ik zeg hen altijd: ‘Als het niet meer goed is, zeg het me dan’. Ik wil niet vals beginnen zingen tijdens optredens. Ik wil geen parodie van mezelf worden. Als je de energie en de looks zoals Springsteen nog hebt, sure. Die man is precies zestig.’ Julian: ‘Hij heeft natuurlijk het geld om zich te verzorgen.’ Peter: ‘Daar is niet eens zo veel geld voor nodig. Het is vooral een kwestie van discipline. In vorm blijven kost minder geld dan veel eten (lacht).’ Julian: ‘Je moet het ook willen hé. Nog maar eens op een zoveelste wereldtournee gaan, met een machine van meer dan honderd man. Jullie zijn met ongeveer vijftien, inclusief crew. Dat is al een payroll om u tegen te zeggen, maar bij Springsteen is het nog tien keer zotter.’ Peter: ‘Het blijft Vlaanderen hé (lacht)’ Julian: ‘Ik bedoel het niet oneerbiedig, maar was de periode 1994-1995 een minder creatieve voor jullie? Dan doel ik op de covers als ‘Onzen bok is dood’ en ‘Wunderbar’.’ Peter: ‘Dat was na de split met de eerste bezetting. We hadden samen drie albums gemaakt. Het eerste had 150.000 verkocht, het tweede 80.000 en het derde ‘maar’ 50.000.’ Julian: ‘Vandaag zou dat een waanzinnig, eclatant succes zijn.’ Peter: ‘De mannen voelden lichte paniek en gingen een ‘echte’ job zoeken. Ik wilde verder doen en zocht nieuwe bandleden. Binnen de platenfirma werden we een beetje gestuurd om een nieuw geluid te zoeken. Meer carnaval, meer feesttent. We kregen gekke pakjes aangemeten. Ik zou dat vandaag niet meer doen. Heb ik me dat beklaagd? Nee, want zelfs dat is jou bijgebleven hé.’ Julian: ‘Klopt, maar ik zou denken dat het je artistiek minder voldoening gaf.’ Peter: ‘Akkoord. Ik speel die nummers live niet meer. ‘Onzen bok is dood’ wordt nog elk concert aangevraagd, maar het zou afbreuk doen om te eindigen na een reeks schone liedjes. Wij eindigen nu al een aantal jaar met ‘Een teken van leven’ als bis.’ Julian: ‘Dat is een héél goed nummer. Vooral net na de bridge, die korte stilte net voor het refrein opnieuw invalt. Er gaat een enorme kracht uit van dat nummer.’ Peter: ‘De grootste hits hebben we al in vier, vijf verschillende versies gespeeld. Nu spelen we het terug heel stevig, zoals in de beginperiode. Als Clouseau The Beatles waren, dan waren wij The Stones. En ik heb toch nog altijd liever The Stones (lacht). Geen afbreuk aan Clouseau hé. Topband!’ Julian: ‘Ik zag The Stones vorig jaar in Brussel. Waanzinnig goed.’ Peter: ‘Springsteen soigneert zich, maar Jagger had gemakkelijk dood kunnen zijn in de sixties.’ Julian: ‘Mijn vader zegt altijd: ‘Schandalig dat sommige varkens van muzikanten alles overleefd hebben, terwijl brave mensen aan kanker sterven op hun vijfenveertig’. Nu, ik las ooit dat Keith Richards zijn eigen overleven dankt aan het kopen van kwaliteitsdrugs. Hij heeft nooit versneden rommel door zijn neus gejaagd.’ Peter: ‘Dat geloof ik graag. Die gasten hadden het geld om bij de beste apotheker te kopen.’ Julian: ‘Meneer Vanlaet, hartelijk dank.’ Peter: ‘Met veel plezier.’ |
Julian De Backer © 2023 for Keys and Chords
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024