|
|
27 MEI 2017 |
|
Vertical Divider
Het inmiddels gerenommeerde Duvel Blues Festival staat al zestien edities lang met stip genoteerd in onze concertkalender. Nu het More Blues Festival in Zottegem verhuisd is naar het eerste weekend van juni is Duvel Blues het allereerste grote evenement die we deze zomer aandoen. Het kwik van onze thermometer steeg tot ruim boven de dertig graden. Het werd dus een tropische editie die de hoofdsponsor met plezier aanschouwde. Duvel Blues verhuisde alweer van locatie. Back the roots, zeg maar….teug naar Ruisbroek, waar het eigenlijk allemaal begon voor Gust Meeus en zijn team trouwe medewerkers. In 1996 organiseerde Gust in het vreedzame dorpje Ruisbroek een fuif voor zijn veertigste verjaardag. Aan de toog worden nogal snel plannen gesmeed. Zo toen ook in het jeugdhuis Kabal. Na enkele jaren in en rond het jeugdhuis te vertoeven barste het festival werkelijk uit zijn voegen. Een verhuisde naar het lyrische Hof Van Colhem in Puurs was dan ook een necessiteit. Daar sloeg het zijn tenten op tot vorig jaar. Toen werd er intrek genomen in JOC Wijland in Puurs. Nu verhuist het blues circus dus naar de plek waar het allemaal begon, het JH Kabal in Ruisbroek. Onze nationale trots Marinno Noppe mocht op het hoofdpodium de nieuwe locatie inspelen. De meest authentieke Chicago bluesman van de Lage Landen schreef geschiedenis met zijn Maxwell Street bluesband. Als ‘special guest’ had Marinno niemand minder dan gitarist Arne Demets meegebracht. Met zijn subtiele gitaarsolo’s en inventieve ritmes drijft hij de baslijnen van Carlo van Belleghem aan. Op drums vervulde Bernd Coene zijn begeleidersrol haast integer maar uiterst functioneel. Zanger-(slide)gitarist Marino zelf is na al die jaren nog steeds ongenaakbaar. We kregen zoals steeds een hoeveelheid Chicago blues en Elmore James geënthousiasmeerde gitaarriffs. Met nummers als ‘Kokomo’ en het bluestrage ‘I’m A Lover’ steeg de temperatuur zelfs nog enkele graden in de tent. En dan moest de onvermijdelijke boogie ‘The Nope Boogie’ nog de revue passeren. Marrinno Nope weet waar het muzikaal op staat, en was dan ook de perfecte opener! Davina & The Vagabonds mogen hun ding doen in de idyllische opgesmukte zaal. Vijf jaar geleden maakte deze dame reeds furore op Duvel Blues met een meer dan gesmaakte set. Davina Sowers en haar vagebonden komen uit de Twin Cities, Minnesota. Samen met Zack Lozier (trompet) , Steve Rogness (trombone), drummer Connor McRae en bassist Matt Blake betovert ze ons alweer met heel wat opwindende New Orleans tunes, blues, vooroorlogse jazzy en knappe R&B. Davina weet als geen ander hoe haar publiek te bespelen. Met grimmige bindteksten betoverde ze ons met de boogiewoogie opener ‘Drink Muddy Water’ en het jazzy en sexy gestructureerde ‘Sugar In My Bowl’ van Nina Simone. Ze is blij om terug te zijn, vertelt ze tussendoor en laat de vocale honneurs even voor Connor McRae in de vooroorlogse ritmiek van ‘Shake That Thing’. Maar Davina liet zich niet onbetuigd in het meeslepende ‘Sunshine’ en het heerlijke ‘I’d Rather Go Blind’. Op naar de tent dan voor de Amerikaanse Southern blues rocker Marc Ford. Een naam die al langer in ons geheugen geprint zit. Hij is een voormalig leadgitarist van The Black Crowes. Ford begon zijn carrière in de late jaren ’80 rond Los Angeles bij de power blues rock formatie Burning Three. Deze band was helaas geen lang leven beschoren. Tot medio 1991 hij Jeff Cese vervangt bij The Black Crowes. Amper een jaar later was deze band succesvol met de release ‘The Southern Harmony and Musical Companion’. Het album bereikte de nummer één positie in de Amerikaanse Billboard Charts en behaalde een dubbel platina certificaat. Ford is ook te horen op de albums ‘Amorica’ uit 1994 en ‘Three Snakes and One Charm’ van dik twee jaar later. Een jaar later waagde Ford zich noodgedwongen op het solo pad. Nu is hij ‘on the road’ met zijn Neptune Blues Club project. En ook Marc had heel wat mooi volk rond zich verzameld op het podium. Mike Malone stond in de spotlight met zijn vocals, keys en vaak innemende mondharmonica. Antoine Arvizu hanteerde als een volleerd artiest de drumsticks en John Bazz had zowaar zijn basgitaar meegebracht. Ford opende minzaam met het nummer ‘Deep Water’ uit zijn album ‘The Vulture’. Maar vooral de Southern rockers ‘Ghetto Is Everywhere’, ‘The Ride’ en het stemming wisselende ‘I’m Free’ (uit het album Holy Ghost uit 2013) zette aan tot de eerste danspassen van de middag. Of wat dacht je dat van het funky nummer ‘Shining Again’ deed? Tijd voor een Duvel, want zonder hoofdsponsor, geen festival en een broodje. Al snel komen Hat Fitz & Cara het podium opgewandeld. De Australische singer-songwriter/gitarist Hat Fitz ontmoette de Noord-Ierse Cara Robinson op zijn tournee doorheen de Keltische highlands. Hij werd getipt door enkele ‘locals’ om zangeres Cara Robinson te gaan bewonderen. Maar Hat werd deze avond niet alleen verliefd op haar stem. Cara trok mee in zijn spoor ‘down under’, ze werden een echtelijk koppel en samen offreren ze vorig jaar met ‘After The Rain’ een vierde langspeler. |
Vertical Divider
Naast Cara’s indrukwekkend mooi stemgeluid speelt ze ook washboard en vintage drums. Hat beperkt zich nu vocaal tot enkele nummers, maar toont zich een meester op zijn Beton resonator gitaar, mandoline en elektrische gitaar. De minimalistische instrumentatie en heavy sound zijn meteen een constante in een inmiddels verhitte zaal. We kregen vooral nummers uit de recentste cd. Tijdens songs als ‘After The rain’, ‘Rosie Hackett’ en Jessie Mae Hemphill’s ‘Black Cat Bone’ druiste de zweetdruppels langs Fitz goddelijk baardhaar. “I believe my baby got a black cat bone. I believe my baby got a black cat bone. Seems like everything I do, seem like I do it wrong” ‘Heerlijk! In de coulissen hoorden we dat Walter ‘Wolfman’ Washington al langer op het verlanglijstje stond van de organisatoren. Een zwaargewicht uit de blues, weliswaar geïnd in een breekbaar corpus. De inmiddels 73-jarige Washington is dan ook een icoon uit de New Orleans blues scéne. Zijn geboortestad. Tijdens zijn tienerjaren speelde hij in Lee Dorsey’s band. Maar midden jaren zestig vormde Walter zijn eigen band en speelde in clubs in en rond New Orleans. Tien jaar later trad hij toe tot de Johnny Adams Band, tot hij in de late jaren zeventig zijn Roadmaster oprichtte en zijn eerste soloalbum ‘Ranin’ In My Life’ promootte. De kern van zijn sound omkaderd zich nog steeds tussen blues, NewOrleans funk en R&B. Zo creëert Walter zijn eigen uniek sound. Met bassist Jack Cruz, Wayne Moureau (drums), Steve De Troy (keys), saxofonist Tom Fitzpatrick en trompettist Antonio Gambrell werd een uniek funky New Orleans feest geconstrueerd. The Wolfman is bijzonder goed geluimd en krachtig bij stem. Zijn overheerlijke groovy gitaarlicks komen meteen tot uiting in de openingssong ‘Heatin It Up’. De toon bleek meteen gezet. Een oogwenk naar de uitstekend spelende bassist Jack Cruz was voldoende om een volgend nummer in te zetten. De tent liep vol. Het was party time bij funky nummers als ‘Two Dollars’, The Meters-achtige ‘Shake It Up’ en het aanjagende ‘Funk Is In The House’. Washington werd zoals verwacht teruggeroepen voor een bisronde. De band repliceerde met de nummers ‘Please Come Back To Me’ en het tropische ‘At Night In The City’. Nog een laatste keer terug naar de zaal. Wel, dat waren alvast onze plannen. Maar helaas, er was geen doorkomen meer aan. Bomvol, barstensvol, eivol en/of overvol. Oververhitte toestanden voor ene Mat Andersen. Hij is een Juno Award genomineerde Canadese singer-songwriter/blues gitarist uit Perth-Andover, New Brunswick. Matt heeft sinds vorig jaar met ‘Honest Man’ een nieuw album te promoten. Hij timmert al langer aan zijn muzikale weg en is een graag gezien gast op heel wat podia. Met zijn soulvolle bariton stem en behoorlijke slidegitaar imponeert hij letterlijk en figuurlijk. ‘Honest Man’, de titeltrack met zijn Memphis rockgroove en de hartbrekende ballade ‘I'm Giving In’ ware de enige songs waarbij we een glimp konden opvangen van ene Matt Andersen. Tot slot mochten we nog Rick Estrin & The Nightcats verwelkomen in de tent. Toen deze West-Coaster het podium betrad waren we haast middernacht. Deze band werd opgericht nadat Little Charlie & The Nightcats na dertig jaar werd ontbonden. Harmonica virtuoos/zanger, tekstschrijver en Award winnende Rick Estrin , de Noorse import gitarist Kid Andersen , bassist Lorenzo Farrell en drummer Alex Peterson vormden de basis voor deze Nightcats. En ze zijn gelukkig nog steeds een van de meest veelzijdige en moderne blues bands. Estrin is stijlvol uitgedost in maatpak en leidt zijn band doorheen een set van opwindende West Coast blues tunes. Met zijn ingetogen humor en wrange teksten ondersteund hij haast zijn stellaire en opwindend harpspel. Al haalt Kid Andersen even vaak de spotlight naar zich toe. Met zijn innemende gitaarriffs brengt hij met het nummer ‘Keep Your Big Mouth Shut’ heel wat sfeer in de zaal. Estrin’s genuanceerde bindteksten en unieke bluesharp fraseringen houden uiteraard ook onze aandacht. Als comfortabele bandleider waren zijn nummers ‘Never Trust A Woman’ en ‘My Old Ex-Wife’ culminerende hoogtepunten. Het klinkt allemaal zo astrant, maar toch oh zo uniek. En net dat kenmerkt de sound van Rick Estrin & The Nightcats! Bij velen had het rijkelijke gerstenat reeds hun intrede dito werk gedaan. Diep in de nacht vervolgen we onze weg. Op naar een volgend festival. En op naar een zeventiende editie van het schitterende Duvel Blues Festival anno 2018. Bedankt Gust en zijn voltallige team medewerkers! |
|
Français : Michel Preumont quelle heure, Luk? Twee uur, stipt, on y est en 30'! Sauf quand le GPS déconne et t'envoie dans les bois! Seizième édition du festival organisé de main de maître par Gust Meeus et son équipe, et un nouveau changement de résidence, un retour aux sources puisque le Duvelblues retrouve les terrains du Chiro/JH Kabal à Ruisbroek. Deux scènes: le chapiteau et la salle du Chiro. Dans le cabriolet du fotoman la température était tolérable, la clim, tu mets un pied hors de sa Rolls asiatique et t'es d'emblée écrasé par la chaleur suffocante, 34°C, les pompes à bière vont avoir du boulot cet après-midi. 15h30 – 16h30 : Marino Noppe Band (BE) 16h40 – 17h50 : Davina and the Vagabonds (USA) 18h00 – 19h10 : Marc Ford and the Neptune Blues Club (USA) 19h20 – 20h30 : Hat Fitz and Cara (AUS/N-IRL) 20h40 – 21h55 : Walter Wolfman Washington (USA) 22h05 – 23h20 : Matt Andersen (CAN) 23h30 – 00h45 : Rick Estrin and the Nightscats (USA) 15h30', pour ne pas déroger aux habitudes, des locaux doivent ouvrir la garden-party: Marino Noppe Band! Marino Noppe est une sorte de légende vivante du blues national, peux pas te dire s'il a enterré son Maxwell Street né en 1982, mais ce maître du Chicago Blues, sentant bon les swamps flamands, sait s'entourer de musiciens pas cons. A Puurs, il était accompagné par le guitar virtuoso Arne Demets (The Blues Vision, Lawen Stark...), Carlo Van Belleghem (Roland, Stan Van Samang, Shirley Johnson...) à la basse et Bernd Coene (The Blues Vision) aux drums. Pendant un peu plus d'une heure, cette fine équipe va nous emmener du côté de Maxwell Street où ont traîné des gens tels que Muddy Waters, Howlin' Wolf ou Little Walter. Pour ouvrir, un chant de Noël, en été, 'Santa's messin with the kid', puis un virage blues funk remuant 'Hot pants'. On en a profité pour aller jeter un coup d'oeil dans le jardin, on a remarqué deux ou trois spécimens, pas horribles, en bikini. '29 ways just to make it to my baby's door', des courageux dansent, le mercure est monté à 46°. Faudra prévoir une piscine en 2018! Le premier slow blues arrive' I'm a lover', comme on a à faire à deux fabuleux guitaristes, on se régale. OK, c'est un peu prétentieux de se prendre pour le cousin de Casanova, mais on pardonne! Pas de poulets en vue, 'Everything I do gotta to be funky', on pousse une pointe, Jimmy Dawkins propose une balade à Broadway, 'Love Somebody'. Le country blues 'Kokomo' est dédié aux truckers, en attendant le train on vous balance un shuffle, hallelujah, c'est l'heure! Quoi, un bis, d'accord, remettez la Duvel au frais, on vous balance le Marino Noppe's boogie, comme tout boogie qui se respecte, à pratiquer all night long. Au suivant: Davina and the Vagabonds, dans la salle des scouts en jupe! Davina Sowers et ses clochards étaient passés à Puurs en 2012, un souvenir impérissable, une révélation! On n'a pas vraiment compris pourquoi la madame et ses boys ont été placés dans le four à pizza, ta voisine, qui pesait 87 kilos en pénétrant dans le local, est montée sur la balance à l'issue du set, l'aiguille indiquait 79. En mijn broekje is nat...on veut pas le savoir, madame! Davina, joli fichu sur la tête, derrière les touches, son époux (récent), Zack Lozier à la trompette, à ses côtés, Steve Rogness au trombone, à l'arrière, Connor McRae Hammergren, un costaud, aux drums et Andrew Foreman à la doghouse bass. Tout ce beau monde va nous balader du côté de New-Orleans, le sourire aux lèvres en commençant par 'I'd rather drink muddy water' . Les cuivres impressionnent, la rythmique assure, Davina, et ses kisses sweet as candy, sue avec élégance. Aujourd'hui vous semblez encore relativement clairs, il y a cinq années on a joué plus tard, un bon nombre d'entre vous étaient allumés, constate l'enfant avant de proposer Nina Simone, 'I want a little sugar in my bowl'. Puis vient un Fats Domino sautillant (une version pas tout à fait conforme de 'Ain't that a shame'), 'Shake that thing' est chanté par Connor, puis on passe au cabaret pour 'Black cloud'. 'Sunshine' is a new song, confie Miss Sowers, qui décide de nous emmener du côté de Bourbon Street en laissant Steve pousser la chansonnette. Esprit Mardi-Gras près du Rupel, on a cherché les majorettes, en vain! Beaucoup l'attendait, 'I'd rather go blind', porté par une voix qui vient remuer les entrailles. Swing time avec 'Lipstick And Chrome', suivi par un original, coloré Tom Waits, "St.Michael Vs.The Devil", la contrebasse place un solo racé, la diva minaude, la trompette part au ravitaillement et ramène de la Jup fraîche pour tout le monde, sauf pour madame! C'est ça, l'amour! J'étais furieuse quand j'ai écrit 'Start running', tu dis, mon chou, tu veux chanter, ok, je t'en prie. Il choisit le standard 'Four or Five Times' et c'est avec Hank Williams que la clique nous quitte, 'Hey, good looking'. En sortant du sauna, nous n'étions guère good looking, mais on s'est amusés! Retour sous le chapiteau pour Marc Ford and the Neptune Blues Club! Marc Ford, ex Black Crowes, Gov’t Mule, Booker T. Jones ou Ivan Neville, se tape avec The Neptune Blues Club, une tournée de 33 dates sur le vieux continent, un arrêt à Puurs était prévu. Le groupe a sorti deux albums, 'The Vulture' date de 2016. Le guitariste est accompagné par Mike Malone aux keys et harmonica, avec lequel il partage les vocals, la section rythmique se compose de deux mercenaires remplaçant Antoine Arvizu et John Bazz. Avec ces cocos on s'éloigne du blues véritable pour hanter un Southern rock de haute tenue. Triste coup du sort, Luk vient de t'apprendre le décès de Gregg Allman. Les gars n'ont pas de setlist et débutent par trois plages roots rock remuantes, certains parlent de 'Smilin' et de 'Ghetto is everywhere', les mecs improvisent à volonté, mixent blues, funk, et envolées lyriques. Après ce début nerveux, ils envoient la blues ballad 'Deep Water', ...my heart is heavy.. marmonne Marc sur un fond d'orgue gluant. Mike Malone se charge des vocals pour un extrait, un blues rock vicieux, du premier album du Neptune Blues Club, auquel succède le sombre 'The Vulture' le titletrack du nouveau produit. 'Shalimar dreams' cogne méchamment puis le quatuor poursuit la lecture d'une playlist inexistante, toujours en mode jam blues rock. Notons une reprise de Neil Young, 'Look out, Joe' et dans le désordre: le très funky 'Main drain' décoré d'une wah wah tonitruante, le rock à réveiller un moribond, 'Shame on me', le plus vieux 'I'm free' et 'Go too soon' dans le même moule que 'Shame on me'. Un set brillant qui n'a pas plu aux puristes blues. Marc Ford terminera sa tournée européenne par un long périple en Espagne! T'as pas pu acheter un éventail, tant pis, direction le haut-fourneau pour Hat Fitz and Cara, des poulains de l'écurie Goodtime Booking. Hat Fitz est un vieux de la vieille, pas aussi décrépi que Seasick Steve mais il est sur le bon chemin. |
Cet Australien maniant la mandoline traficotée et une resonator a, un jour, rencontré une jolie Irlandaise, oui, elle est rousse, Cara Robinson, qui ne boit pas de pils, il l'a épousée et désormais il parcourt le monde à ses côtés pour soumettre un rootsy blues artisanal. Ils chantent tous les deux, Cara s'acharne également sur un mini-kit de batterie. Leur nouvel album se nomme 'After the rain', on en entendra plusieurs extraits en ce début de soirée. Cara: this is the last date of our tour et on commence par un titre dédié au poète irlandais Frank the Poet (alias Frank MacNamara), le bluesy 'Company Underground'. Pour la suivante, le barbu se charge du chant, puis le duo propose 'Nobody's fault but mine' de Blind Willie Johnson, chanté en trémolo. Après le blues, ils passent au gospel, un coup d'oeil à ta toquante, godv., il faut se sustenter, petit à petit, tu te diriges vers la sortie, une file interminable s'allonge face à la friterie/junk food, c'est donc de loin que tu entends des titres comme 'Hold on', 'Black Cat Bone', 'After the rain' ou 'Power'. Quand, enfin, tu as pu te payer un hamburger industriel, tu as jugé plus prudent d'écouter la fin du set de l'extérieur, après être passé, en vitesse, par le bar pour dénicher une Duvel afin de faire passer la graisse! Retour sous la tente: Walter Wolfman Washington! 73 piges, mais toujours une élégance de jeune premier, casquette rouge, falzard vermillon, pompes blanches et boucle d'oreille, sans oublier un sourire pub dentifrice, ce mec a attiré plein de madames en première ligne. Il a emmené une fine équipe dans la plaine flamande: ses Roadmasters devant être Jack Cruz (bass, depuis 40 ans aux côtés du guitariste), Wayne Moureau (drums), Steve De Troy (keys), Tom Fitzpatrick (sax) et Antonio Gambrell (trumpet). Histoire de faire tourner le diesel, l'équipe envoie un instrumental funky, torride, pour commencer le voyage, ils enchaînent sur 'Heatin' it up', ce qui n'est pas malin, la bouilloire vient de siffler. Le mec a un timbre soul, chaud comme une patate, son croon velouté évoque aussi bien Al Green que Teddy Pendergrass, ça colle, souffle une madame bien roulée à sa copine. En souriant, le Wolfman annonce 'Two dollars', un truc qui groove à mort et ne laisse pas les candidats danseurs, aux yeux pas nets et aux mouvements désordonnés, indifférents. Ils sont une dizaine à se trémousser, une Duvel en main, près de la barrière les séparant des photographes. Après un nouvel instrumental jazz/funk, on revient à un uptempo mixant funk et disco, les cuivres nous en mettent plein la vue dans un style Tower of Power, basse et drums assurent un rythme démentiel, l'orgue ajoute une note romantique et les bluesy licks de WWW impressionnent les puristes. 'Funk is in the house' disait la playlist, elle n'a pas menti, la classe, tout simplement. Je vous sens nerveux, constate Papy qui décide de ralentir le rythme en balançant un soul slow poisseux. Comme à la grande époque des soul revues, les slows et les titres balancés se succèdent à la plus grande joie des spectateurs, tu veux du James Brown sexy, tiens, et toi, du Percy Sledge, écoute.. Tout doucement le set arrive à son terme, 'Ain't no love in the heart of the city' invite au corps à corps langoureux. 'Please come back to me' pleure-t-il avant d'annoncer aux locaux qui n'ont pas placé tout leur blé dans l'achat de Duvel, we have cd's for sale. Encore deux bombes, un salut, direction les coulisses où un organisateur les attend pour les repousser sur scène à la plus grande joie du public. Un set généreux! Dernier passage dans le petit local des copains de Baden Powell pour assister au gig de Matt Andersen. Le Canadien, dont le nom devient Matt Anderson pour certains, est considéré comme une des valeurs montantes du blues, l'annonceur parle d'un timbre à la Otis Redding,on va lui proposer un coca light, et d'un jeu de guitare époustouflant, il peut reprendre une Duvel. Le brave gars du New Brunswick collectionne les lauriers , son dernier méfait 'Honest Man' fait l'unanimité chez les blues critics. It's my first time in Belgium, prévient-il, avant de poser les fesses sur un siège pour entamer 'The gift', ce qui inspire une madame assise à deux mètres, his voice is a gift. Joli picking, too! La seconde, 'I'll make you stay' s'avère plus nerveuse, ce gaillard robuste a des cervicales en caoutchouc, lorsqu'il incline son crâne vers l'arrière, sa chevelure bouclée vient chatouiller ses talons. Le gymnaste propose ensuite un titre décrivant un de ses amis et sa copine, l'acoustic blues 'Play the fool for you' le voit slider avec bonheur. La suivante est la préférée de maman, la ballade 'Quiet company', d'une sensibilité féminine, est effectivement belle à pleurer. 'Working Man Blues' est vachement plus énervé, Matt épate et combine virtuosité, agilité, vitesse et conviction. Là où tu l'as moins apprécié, c'est dans sa version acrobatique de 'Ain't no sunshine'. Trop de gymnastique, pas assez de sincérité, dommage! Il poursuit ses exercices de jongleur avec 'Come by', mais tu as décroché, l'acrobate te fait autant d'effets qu'un striptease de ta voisine édentée. Et quand il entame un titre débutant par ...stepping outside into the night...tu suis son conseil pour humer l'air de la nuit tombante avant de te diriger vers le bar. So long, Matt! Place à l'acte final: Rick Estrin and the Nightcats! Rick Estrin, un vieux beau, né en 1949, best harmonica player en 2013, des tas d'autres awards, est une des figures de proue de la scène blues de la West Coast. Le gars est accompagné par une solide équipe de chats de gouttière en commençant par le guitariste norvégien Chris “Kid” Andersen, un ours aux pattes de velours, aux claviers, Lorenzo Farrell, il a laissé sa basse aux States, et aux drums, on annonce Alex Peterson. Il y a trois ans, smart Rick et ses nightcats ont sorti l'album live 'You asked for it', une plaque qui te donne une bonne idée de ce que ces Messieurs délivrent sur un podium, tu y ajoutes que l'harmoniciste ne manque pas d'humour et, si il est fringué à la Tony Bennett, il bouge mieux que le grand-père de Lady Gaga. Pas de playlist, ces gens connaissent leur boulot, leur set est huilé jusque dans les plus petits rouages, même si quelques problèmes techniques ont exaspéré Lorenzo en début de set. Des titres tels que 'Handle with care'', le rigolo 'Dump that chump' , 'If you digit, don't do it', 'Never trust a woman' ont mis le feu à la salle. Son jeu d' 'harmonica, proche de celui de Charlie Musselwhite, les prouesses du Kid à la guitare, le savoir-faire de la rythmique, ont souvent déclenché des cris d'enthousiasme. Sans compter que tu passes du blues au garage surf,p uis au boogie. Tu dis, Rick? Combien de gens ici ont déjà divorcé, 432 mains se lèvent, les deux nonnes sirotant une pils à la paille sont les seules à ne pas avoir réagi, c'est alors qu'il envoie 'My next ex-wife'. C'est sur les accents d'un vintage rock que n'aurait pas renié Chuck Berry que tu quittes le chapiteau pour aller en vider une dernière backstage, en te retournant tu vois le Norvégien jouer de la gratte derrière son dos avant de se mettre à bouffer ses cordes, tandis que le playboy nous entraîne... in the danger zone... Un grand spectacle clôturant un grand festival! See you next year, Puurs! |