Vrijdag 6 mei met: Rusty Apollo, Nico Duportal, Christone ‘Kingfish’ Ingram, Jeff Jensen, Southside Johnny, DeWolff, Diff, Steven Troch Band, JD & The Straight Shot, Revel In Dimes.
Zaterdag 7 mei met: Mike’s Electric Mud, Travellin’ Brothers, Joakim Tinderholt, Devin Cuddy Band, The Record Company, Danielle Nicole, Jason Ricci & The Bad Kind, Gov’t Mule, The Mighty Ya Ya, Birds of Chicago, Dead Bronco, Ian Siegal & Jimbo Mathus
|
Voor de 31ste keer alweer had de organisatie van Moulin Blues een zeer gevarieerd programma in elkaar gebokst. Voor elk wat wils, blues en rootsmuziek, twee dagen lang op twee podia. Het is al jaren hét toonaangevende festival dat steeds op zoek gaat naar onbekende artiesten en bands en dan aanvult met gevestigde waarden. Daarvoor ging men vroeger naar een festival om ontdekkingen te doen en om nieuwe namen te leren kennen. Jammer genoeg is de inspiratie of durf bij menig festival wat zoek en spelen ze liever op safe. Al heb ik de indruk dat er een kentering aan komt waaien. Op vrijdag was het nog niet zo druk, maar zaterdag liep het terrein compleet vol. Daar zal de zon en de schitterende temperatuur van rond de 25 graden en de redelijk schappelijke prijzen ook wel voor iets tussen gestoken hebben. |
Vrijdag 6 mei:
Om precies 16 uur begint het jaarlijkse blues en roots feest op het hoofdpodium met de Nederlandse band Rusty Apollo. Tot mijn stomme verbazing staan de heren allemaal in een knaloranje Guantanamo-outfit. Of is het een IS-gevangenen-outfit? Misschien is de reden van de pakjes wel verteld, maar dat miste ik waarschijnlijk, omdat ik stond aan te schuiven bij de ingang. Maar goed, het gaat om de muziek. Hun setlist bevat hoofdzakelijk covers, zoals Howlin’ Wolfs ‘300 pounds’, Bo Diddleys ‘Pretty thing’ en een gesmaakte versie van Tom Waits’ ‘Down in the hole’, maar ook eigen werk met ‘Houston, we have a problem’. Jammer dat de gitaren en de bas zo hard staan dat de mondharmonica verzuipt. Snel maak ik de oversteek naar het Moulin Blues café (kleine tent) want daar staat Diff uit Leeuwarden al op de planken. We krijgen countryrock, rockabilly, southern rock en stevige rootsrock. Diff Rouw is schitterend als zanger en entertainer. Vaak worden stukjes of refreinen driestemmig gezongen, ze hebben er werk van gemaakt. Bij Diff krijg je een ‘cows, farmers and whiskey’-gevoel, als je begrijpt wat ik bedoel. Nog voor Diffs optreden afgelopen is moeten we ons al reppen naar het hoofdpodium waar de Fransman Nico Duportal & His Rhythm Dudes hun entree maken. Nico, geen onbekende meer, wentelt zich in de muziek van de jaren 1950. Presentator Doghouse Sam, aka Wouter Celis, nodigt de mensen uit om te dansen en te feesten. En dat lukt ook bij een schitterende versie van Johnny ‘Guitar’ Watsons ‘Oh Baby’. Nico is een wereldgitarist en hij leidt een schitterende band die af en toe aan Louis Jordan en Louis Prima doet denken. De gitaar- piano- en saxofoonsolo’s vliegen door de tent. Songs die blijven hangen zijn ‘Day & night’ en ‘Can’t afford to lose her’. Een vlaag van chauvinisme overvalt mij en nog voor het einde van Nico’s show snel ik terug naar het Blues Café waar Mechelaar Steven Troch met band staat geprogrammeerd. Troch is zonder meer één van de beste mondharmonicaspelers van de Benelux. Twee sets mag hij spelen en het worden twee stomende sets. Virtuositeit en vakmanschap druipen als condens van het tentzeil en de Nederlandse band met Little Steve op gitaar, Liesbeth Sprangers op bas en King Berik op drums begeleiden hem meer dan adequaat. Vooral ‘Lookin’ all over’, ‘Extra, extra’, ‘Footsteps of my dad’ en het grappige ‘Alligator fryolator’ met Steven op de chromatische mondharmonica kunnen het aanwezige publiek zonder meer overtuigen! De volgende act op het hoofpodium is de 17 jarige Christone ‘Kingfish’ Ingram, het zoveelste jonge gitaarwonder. Hij zou als BB King, Stevie Ray Vaughan, Buddy Guy etc. (jullie kennen het rijtje vast wel) klinken. Ik hoor het niet!? Wat ik hoor is een enthousiaste jonge gitaarbeul die zoveel mogelijk noten in één seconde probeert te neuken. Een onervaren gitarist die veel te luid speelt en niet goed met zijn pedalen weet om te gaan. Het verschil tussen begeleiding en solo’s is enorm en de overgang daarom ook elke keer spuuglelijk. Hij heeft een goede stem, maar aan zijn vocalen schenkt hij nauwelijks aandacht, want het martelen van zijn gitaar is belangrijker. Natuurlijk moet ‘Hey Joe’ en Princes ‘Purple Rain’ ook nog verkracht worden. Het publiek lust er uiteraard wel pap van. Terwijl Steven Troch in het bluescafé zijn tweede set speelt mogen we om half negen op het hoofpodium zanger/gitarist Jeff Jensen uit Memphis verwelkomen. Het is zijn eerste show van de toer. Hij reist een maand lang door Europa Hij opent met Aaron Walkers ‘T-Bone shuffle’ en gelijk merk je dat je hier met een gepassioneerde muzikant te maken hebt, die met dynamiek kan spelen, ingetogen, extravert, hard, zacht en allemaal met gevoel en vooral met veel respect voor de authentieke muziek. Zijn gitaargeluid is in alle songs met onderscheiding het mooiste gitaargeluid van de dag. Zijn liveband bestaat ook de formidabele bassist Bill Ruffino uit Memphis en de messcherpe drummer David Green uit Atlanta. Jeff speelt jazzy, dan weer rock-geladen, dan weer bluesy, dan funky, hij kan het allemaal en zijn begeleiders volgen hem blindelings. Bovendien is hij ook nog eens een aangename zanger die met hartstocht en vuur zingt. Jensen is zonder meer hét hoogtepunt van deze vrijdag! De song ‘Double Trouble’ is de eerste genietbare slowblues van de dag. En ‘Heartattack & vine’ (Tom Waits) is het hoogtepunt van zijn set. En dat merkt het publiek ook, want tot achteraan in de grote tent staan de mensen te deinen, te wiegen en te swingen. Al zijn er ook al enkele die staan te zwalpen. We racen terug naar de kleine tent waar JD & The Straight Shot net begonnen is aan hun setje van een uur. Het is bijna dezelfde set die ze speelden als voorprogramma van Taj Mahal op 4 mei De Roma te Borgerhout. Met hun old country en folk weten ze niet echt te overtuigen. De tent blijft half leeg en de praters overstemmen de muziek. Toch blijven songs als ‘Empty’, ‘Under the hood’, ‘Nature’s way’ (van de band Spirit), ‘Perdition’, ‘Glide’ nazinderen. Jammer dat alleen de drie eerste rijen volgden wat Jim Dolan en zijn mannen (en een zwangere violiste Erin Slaver) presteerden. Drie kwartier later is het de beurt aan Revel In Dimes om het kleine podium van het Blues Café te betreden. Een zwarte zangeres met een klok van een stem, een bassist die een zoon van Jimi Hendrix zou kunnen zijn, een blanke drummer en een Afro-Amerikaanse gitarist. Ze brengen een zeer poppy versie van de deltablues en vermengen het met funk, swamprock en boogie. Zeker niet slecht, maar jammer genoeg krijgen ze de kleine tent maar voor de helft gevuld met babbelaars. Maar het feest is nog lang niet afgelopen, want op het hoofdpodium volgt een vanouds degelijk feest-optreden van Southside Johnny & The Asbury Dukes. Al een paar keer kon ik de peetvader van de Jersey soul bewonderen, de schepper van de Jersey Shore Sound. En een feest is het. Johnny is wederom de hilarische kwajongen die publiek én band graag voor de gek houdt. Maar ondanks zijn grollen en fratsen en zijn tanende stemgeluid weet hij elke keer weer een sterke en swingende set neer te zetten. Hij weet maar al te goed dat zijn stem minder wordt met de jaren. Daarom heeft hij pianist/orgelist Jeff Kazee bij, die niet alleen een geweldig instrumentalist is, maar zich ook nog eens ontpopt tot de beste zanger van deze festivaldag. De stemcapriolen van deze man zijn adembenemend mooi en de samenzang met Johnny is hemels. En als de blazers inzetten of de Hammond-orgel grolt en bromt, dan is het hek van de dam en dansen de eerste twintig rijen op de tonen van ‘All I can do’, ‘All night long’, ‘Without love’, ‘Love on the wrong side of town’, ‘Brokedown piece of man’, ‘I’ve been working too hard’, ‘The fever’, en ‘Don’t waste my time’ van de laatste cd Soultime. Na een uur en een kwartier is het jammer genoeg afgelopen en sluit Johnny af met het bekende ‘I don’t want to go home’. Dit was dé hoofdact van de dag, maar de organisatie vond het een geslaagd idee om daar nog de extra large versie van de Limburgse band DeWolff aan toe te voegen. Met een extra percussionist, bassist en twee achtergrondzangeressen die niet goed te horen waren, sloot deze band dag één af. Steengoede band overigens, als je ervan houdt. Voor mij iets teveel van het goede. En dat vonden veel mensen. Het was een slimme zet om deze band als ‘extra hoofdact te programmeren, dan konden de niet-liefhebbers een keertje op tijd naar huis of naar de tent. |
Zaterdag 7 mei:
Op zaterdag mochten we kijken en luisteren naar vier verschillende acts in de kleine tent van het Moulin Blues café. Garagerock en stonerblues kregen we van The Mighty Ya Ya, een band uit Eindhoven. Ze brengen rock die nogal beïnvloed is door de psychedelica uit de jaren 1960 en 70. Maar dat zou te kort door de bocht zijn. Hun hypnotiserende monotone ritmes, het veelvuldig gebruik van het wah wah effect, de spannende spitsvondig gearrangeerde songs, de catchy melodieën en refreinen maken van deze band een gezelschap om in de gaten te houden. Rond half drie mocht Birds of Chicago de planken van het Blues café betreden. Hun laatste cd Real Midnight is een pareltje (zie review van januari). Het koppel (ze hebben samen een tweejarige dochter) Allison Russel (zang, banjo, mandoline, ukelele, klarinet) en JT Nero (zang, akoestische gitaar) treden op zonder drummer. Wel een gitarist, bassist en keyboardspeler, de Eindhovenaar Bart De Win, die ingetogen begeleidt op toetsen en achtergrond zang. De samenzang van Allison en JT is hemels en ze dat doen het veel. Het is een genot voor de oren. Wie deze band niet kent moet die zeker gaan ontdekken. Songs als ‘Remember wild horses’, ‘Sugar dumpling’, ‘Time and times’, ‘Kinderspel (child’s play)’, ‘Flying dreams’ (“voor alle jonge mensen”) en ‘Estrella Goodbye’ (“voor mijn oma die 10 jaar geleden overleed aan de gevolgen van Altzheimer”) klinken naar meer. Prachtige samenzang krijgen we ook in de swingende afsluiter ‘Trampoline’, een song over vriendschap. De derde act van de dag in de kleine tent waren de Spanjaarden van Dead Bronco. Ze zien eruit als bandieten, maar uiterlijk zegt natuurlijk niets. Ze maken kwaliteits-outlaw-muziek, wat dat dan ook mag zijn. Ik omschrijf het liever als testosteron-rawhide-country. Soms gaat het er punky aan toe. Zelfs gejodel waaide vanuit de tent over de weide. Dead Bronco, de vreemde eend in de bijt op deze zaterdag en dat moet kunnen. Dat deerde dus niet want als laatste act in de kleine tent staan niemand minder dan Ian Siegal & Jimbo Mathus geprogrammeerd. Zij spelen twee gedreven sets, vol blues, country en Americana. Ze spelen ‘Pony blues’ en ‘Down that dirt road’ van Charly Patton. (Jimbo groeide op in de buurt van Pattons dochter). Ook een makke versie van ‘Good morning little school girl’ volgt en het slepende ‘Too much water under the bridge’, het hilarische ‘The talking overseas pirate blues’, en uiteraard een mooie versie van Siegals favorite, ‘Gallo del ciello’. De heren hadden een geweldig succes. Twee keer zat de kleine tent afgeladen vol. Ondertussen gebeurde er natuurlijk ook zeer veel in de grote tent op het hoofdpodium. Daar mocht om 12 uur Mike’s Electric Mud de tweede dag openen. Een aardige band die net iets teveel The Red Devils probeert te zijn. De naam Lester Butler valt een paar keer en ‘Cross my heart’ wordt aan hem opgedragen. Ook ‘Devil Woman’ en ‘Going to the Church’ van dezelfde band worden gespeeld. The Travellin’ Brothers uit Spanje brengen daarna een zeer gesmaakte en originele set met folk-achtige swing. Django Reinhardt en Cab Calloway zijn nooit veraf, maar ook de Latin Swing niet. Ze krijgen als eerste band het publiek mee die dag en de eerste rijen dansen de beenspieren los. Ook Mississippi John Hurts ‘Pallet on the floor’ en de slowblues ‘Thunderstorm blues’ maken indruk en de menigte juicht goedkeurend. Prachtige versies van BB Kings ‘Sweet little angel’ en Little Miltons ‘Talk in your sleep’ spelen ze als eerbetoon aan de beide overleden artiesten. Maar de kroon op hun show is toch de gospel ‘The best is yet to come’, dat ze opdragen aan de slachtoffers van de aanslagen in Brussel. Joakim Tinderbolt uit Noorwegen is dan weer iets heel anders. Zijn muziek en band is een dertien in een dozijn verhaal. Freddy King en Bo Diddley komen uiteraard even langs. Maar hij maakt er zich te gemakkelijk vanaf. Dit zijn middelmatige covers uit een té gemakkelijk repertoire. Alleen BB Kings ‘Bad case of love’ springt er een beetje bovenuit. Bissen doen ze met een steengoede versie van Little Richards ‘Slippin’ & slidin’. Maar het kalf is al verdonken. Om half vijf neemt Canadees Devin Cuddy het hoofpodium in. Hij is zanger/pianist. Zijn muziek zweeft ergens tussen blues, country en New Orleans piano rock ‘n’ roll. Hier en daar hoor je ook wat Randy Newman. ‘I got a girl’, ‘Sidewalk in the south’ en ‘Keep it to yourself’ zijn drie zelfgeschreven songs die intens goed zijn en enthousiast door het publiek worden ontvangen. Een zeer geslaagde set van deze Devin Cuddy Band. The Record Company, werd op de valreep nog aan het programma toegevoegd. Een waardige vervanger voor Sonny Landreth die zijn Europese toer annuleerde, zou ik deze band niet echt noemen. Dit trio bestaat uit een zanger, die ook gitaar en mondharmonica speelt. Ze doen me vaag denken aan Morphine, met hun monotone en bas aangedreven songs. Hun songs zijn meestal een beat waarover een riff of melodie gaat. Simpel, maar doeltreffend. Is dit dance-blues of misschien beat-blues? Ze spelen geen enkele cover, het zijn allemaal originele songs van eigen hand. Het hele optreden geven ze gas en het klinkt een pak ruiger en harder dan op cd of youtube. Ze knallen de eerste rijen bijna tot achter het mengpaneel. Het publiek lust er wederom pap van. Ook een harde tante is Danielle Nicole. Maar ze ziet er toch knapper uit dan al die ruige mannen. Ze is niet alleen bassiste, maar heeft ook een ongelooflijke strot, een zeer soulvolle stem. Ze stond in 2012 al eens in Ospel met de band Trampled Under Foot. (13 jaar haar werkgever) Ze kan er stevig tegenaan gaan, maar platte bluesrock is het allerminst. Deze dame heeft veel meer kwaliteiten. Ze schrijft sterke songs en ze interpreteert andere artiesten subliem. Nee, ze covert niet, ze interpreteert, dat doen goede muzikanten met inspiratie wel eens. De geluidsman van dienst bewees trouwens dat het toch mogelijk is om een goede balans en geluidskwaliteit te bekomen. Het geluid was bijna perfect. In het eerste gedeelte van haar set maakte ze indruk met ‘Burning for you’. Iets later speelt ze op akoestische gitaar onder andere een wondermooie versie van Dolly Partons ‘Jolene’. Eigenlijk lijkt haar stijl nogal op die van Bonnie Raitt, misschien iets ruiger, maar even soulvol. Ze sluit haar set of met ‘Save me’, maar het publiek kan niet genoeg van haar krijgen. Ze komt terug en speelt een waarlijk fantastische versie van ‘Purple rain’, waarna ze er nog een respectvolle versie van Led Zeppelins ‘Whole lotta love’ tegenaan gooit. In 2009 kwam Jason Ricci & the Bad Kind naar Ospel en blies toen de tent bijna omver. Bijna letterlijk, want deze gast kan wel degelijk een stukje mondharmonica spelen! Namen als ‘Harmonica Hurricane’ of ‘Harp Tsunami’ kwamen toen in me op. Maar het nieuwe is er een beetje af, het verrassingseffect is weg. Hij blijft goed, versta me niet verkeerd, maar een andere set en eens wat kortere nummers met kortere solo’s zou enorm deugd doen. Hij maakt net als Jeff Jensen indruk met de slowblues ‘Double trouble’. Ook ‘I’m too strong for you’ waarin hij zijn mondharmonica als een gitaar en een orgel laat klinken maakt indruk. Later in de set speelt Ricci een schitterende versie van Lou Reeds ‘Take a walk on the wild side’ waarin hij een waanzinnige chromatische harmonicasolo weggeeft. Hij sluit zijn set of met een tien minuten durende versie van ‘Broken Toy’, een waarlijk prachtige song. Erg jammer wordt zijn concert geplaagd door het gedeeltelijk uitvallen van het p.a. systeem en dat herhaaldelijk. Om twintig voor twaalf pas begint Warren Haynes en Gov’t Mule aan de afsluitende show van de editie 2016. Gitaar, gitaar, gitaar, en gitaar. Wat zegt u? Gitaar? Ja, en nog eens gitaar. De man kan spelen dat staat buiten kijf, maar moet elke song verworden tot één grote gitaarsolo? Voor mij net iets teveel van het goede. Hij speelt vreselijk lange versies van Ann Peebles’ ‘Feel like breaking up somebody’s home’ en Etta James dood-gecoverde klassieker ‘I’d rather go blind’. Het gitaargeluid is niet om over naar huis te schrijven en de basdrum staat veel te luid. De balans is compleet zoek. Jammer voor de fans en de mensen die nog wat willen genieten… Het was weer een zeer geslaagde en vooral avontuurlijke editie van het gezelligste blues & roots festival van de lage landen. Volgend jaar meer van dat, hoewel dat één band minder per dag eigenlijk niet zo’n slecht idee zou zijn. Met dank aan Moulin Blues. |
A WOODLAND HILLCREST PROMOTION PRODUCTION I KEYS AND CHORDS 2001 - 2024