cd reviews
Death Dealer debuteerde een tweetal jaartjes terug met het knappe 'War Master' op het uiterst kleine Steel carter Records Label. En toen beloofde het vijftal – vocalist Sean Peck, gitaristen Ross The Boss en Stu Marshall, bassist Mike Davis en toenmalig drummer Rhino – dat Death dealer geen gelegenheidsbandje zou zijn. Wel het kwintet, Rhino is hier vervangen door Steve Bolognese, zorgt met dit dertien tracks tellend nieuwe album dat ze hun woord hebben gehouden. Als je indertijd al viel voor hun debuut, klassieke heavy metal (denk aan Manowar, Virgin Steele, Iron Maiden en Judas Priest), dan zit je voor dit tweede werkstuk werkelijk gebeiteld. Vooral invloeden van de twee laatst geciteerde bands komen hier heel nadrukkelijk om de hoek kijken en daar zal zeker de vocale kracht van Sean wel voor veel tussen zitten, daar zijn stem timbre veel weg heeft van zowel Bruce Dickinson als, en dat vooral, Rob Halford. Maar vergis je niet dat is zeker geen kopie van een van deze bands, nee want je hoort hier ook invloeden van vroege Virgin Steele en vooral ook Manowar (die gemakkelijk mee te brullen teksten) in weerklinken. En zo verkrijg je van die strakke heavy power metal tracks die je ook kan bestempelen als aanstekelijk. Track na track (ik kan er na een aantal luisterbeurten nog steeds geen favoriete track uitkiezen, zo knap steekt dit werkstuk in elkaar) is dit meebrullen geblazen, sta je gewoonweg te headbangen dat het een lieve lust is en bespeel je je luchtgitaar zoals je al een tijdlang niet meer hebt gedaan. Dit betekent dat fans van een van de eerder genoemde bands of van Death Dealer zelf natuurlijk kunnen opnieuw niet rond dit album heen kunnen. Luc Ghyselen (4½)
0 Comments
Wolfheart werd in 2013 opgestart als een nieuw project van multi-instrumentalist, vocalist en componist Tuomas Saukkonen nadat hij al zijn vorige projecten (bands) had stopgezet. Op het debuutalbum van Wolfheart, dat Tuomas in eigen beheer uitbracht, hoorde je ook nog gitarist Mika Lammassaari. Het album, getiteld 'Winterborn', haalde in thuisland fantastische verkoopcijfers en het werd dan ook heel terecht begin dit jaar heruitgebracht door Spinefarm Records. Nu is Wolfheart, intussen uitgegroeid tot een vast viertal dankzij toevoeging van drummer Joonas Kauppinen en bassist Lauri Silvonen, klaar met de opvolger van 'Winterborn'. En net als op het knappe debuutalbum krijg je ook nu weer een prachtige mix van melodieuze death, black metal, atmosferische doom metal en wat folk metal, zodat fans van o.a. het eveneens Finse Amorphis of Insomnium hier ook wel hun hartje zullen ophalen. In zowat elke track zitten al deze ingrediënten verzameld, nu eens nemen black metal invloeden de bovenhand dan weer invloeden uit death metal, maar steeds opnieuw hoor je hoe melodieuze klanken uiteindelijk de bovenhand halen. Dat elke track ook fragmenten atmosferische doom metal herbergt die dan ook nog eens mooi worden opgesmukt met invloeden uit de folk metal, zorgt gewoonweg voor de kers op de taart. En dit gebeurt acht nummers lang op echt heel hoog niveau. Een nummer eruit pikken als het beste zou elk ander nummer oneer aandoen dus doe ik het hier zeker niet. Laat je gewoonweg onderdompelen in de knappe muzikale schilderijen die Wolfheart heeft neergezet. Ik was al danig onder de indruk van het eerste album, maar ik krijg hier het gevoel dat dit nog net een trapje hoger mag ingeschat worden. Fans van melodic death metal, van een van eerder vernoemde bands of van Wolfheart zelf natuurlijk kunnen hier echt niet om heen. Luc Ghyselen (4½) 'De Praestigiis Angelorum' is het debuutalbum van het Franse black metalgezelschap VI waarvan de leden hun sporen reeds verdienden bij o.a. Aosoth en Antaeus. Zo verkrijg je black metal die ook al als basis diende voor eerder vernoemde bands. Wat wel lichtjes verschilt is het feit dat VI ook gebruikt maakt van samples, een gegeven dat meteen alaan de oppervlakte komt in het dreigende, onheilspellende instrumentale openingsnummer 'Et In Pulverum Mortis Deduxisti Me'. Daarna barst het echte black metal feestje los met het uiterst gedreven en barbaars klinkende 'Par Le Jugement Causé Par Ses Poisons' waar blastbeats je om de oren worden geslingerd samen met op speed gebrachte gitaarriffs en uiterst donkere en onheilspellende vocalen. Dit meer dan verschroeiend tempo wordt dan gewoonweg aangehouden voor de nog zes resterende tracks zodat ik me toch niet van de indruk kan ontdoen dat het, na verloop van tijd, toch allemaal wat op elkaar lijkt. OK, er komen ook nog beklijvende, atmosferische fragmenten langs (worden die voornamelijk dan gebracht door samples?) maar die kan ik zo niet meteen meer gaan plaatsen nadat ik het volledige album in één ruk heb beluisterd. Ik bedoel:zaten die nu verborgen in track vier, of was het nu toch track zes, of misschien toch track drie? Maar voor de rest heb ik eigenlijk best wel genoten van deze 'De Praestigiis Angelorum', al zal het album toch maar een kleine voetnoot worden in het black metal landschap, lat staan in de grote wereld van metal of rock in het algemeen. Dit is voer voor echte black metal adepten terwijl de rest hier in een heel wijde boog omheen zal trekken. Luc Ghyselen (3) Horror, geweld en dood. Dat zijn de thema’s die terugkomen in de songteksten van Uncle Acid & The Deadbeats. Nu denkt u waarschijnlijk dat er een review volgt van een Zweedse death metal band die zich wast in het bloed van een vers gekeelde geit, maar dan zit u helaas ver van de waarheid. Uncle Acid kwam in 2009 op de proppen en al snel kreeg de band een cultstatus. Het viertal uit het Engelse Cambridge brengt psychedelische doom en bracht haar laatste plaat 'Mind Control' uit in 2013 en is intussen niet opgehouden met toeren, onder andere als voorprogramma voor Black Sabbath. Dat laatste zeg ik niet toevallig want Uncle Acid laat de invloeden van Sabbath doorschemeren tot de opnameapparatuur in de studio toe. Met 'The Night Creeper' serveren de heren ondertussen hun derde album. De sound heeft net zoals voorheen zeer veel weg van de oude Sabbath en vreemd genoeg ook van The Beatles, niet alleen qua timbre van de zang, maar ook de harmonieën konden zo op een van hun platen staan. De nummers brengen een mooie mix van groovende nummers en steviger gitaarwerk alsook dromeriger nummers zoals 'Slow Death' en 'Yellow Moon' die zorgen voor de meer psychedelische momenten op deze plaat. Is de nieuwe Sabbath dan opgestaan? Uncle Acid draagt haar invloeden maar wat graag op de arm, maar dat is meteen de zwakte. Sinds het formidabele 'Mind Control' is er weinig muzikale progressie en steunt de groep misschien wat te veel op voorgenoemde invloeden. Toch is dit album een aanrader voor alle fans, nieuwkomers zoeken misschien beter voor 'Mind Control' bij de platenboer om echt van hun sokken geblazen te worden. Nathan Mussche (4) Het Franse Temple Of Baal werd in 1998 opgericht door zanger/gitarist Amduscias. Eerst als een “one-man-band”, maar al vlug werd het een echte band. Met 'Mysterium' is het huidige viertal – naast de oprichter bestaat de line-up verder uit Arkdaemon (bass), Skvm (drums) en Saroth (gitaar) – pas toe aan zijn vijfde full-album, al hebben de heren wel al tal van split-albums op hun actief. 'Mysterium' bevat acht vrije lang uitgesponnen tracks in een mix van death en black metal (dus zullen fans van o.a. Mayhem, Behemoth, Watain, … hier heel waarschijnlijk hun gading vinden). Een grote uitzondering bevat die regel: 'Dictim Ignis' is een kort atmosferisch, maar beklijvend, stukje die het zware geweld in de overige tracks wat breekt. Ook opvallend tijdens het volledige album is het feit dat de gitaarsolo's eerder melodieus van opbouw zijn en dan ook zo klinken. Het zorgt voor een uiterst aangenaam luistergegeven die niet elke death / black metal band in zijn tracks verwerkt. Rest me nog je mee te geven dat Georges Balafas als gastvocalist aantreedt en dat de liefhebbers van vinyl een extra nummer aangeboden krijgen: Bathory's 'The Golden Walls Of Heaven'. Op naar de platenboer! Luc Ghyselen (4) Prog grootheid Spock’s Beard brengt met 'The Oblivion Paticle' hun twaalfde album uit. Deze band werd in 1993 gesticht door de broers Neal en Alan Morse. In 2002 verliet zanger Neal de band om zich te storten op, zijn solocarrière (en nevenprojecten als Transatlantic en Flying Colors). Alan bleef doorgaan met Spock’s Beard en vond in 2013 met Ted Leonard (Enchant ), de ideale, misschien wel beste zanger ooit, voor de groep. De band bracht dat jaar voor mij één van hun beste albums uit: 'Brief Nocturnes And Dreamless Sleep'. Met 'The Oblivion Particle' keert Spock’s Beard wel wat terug naar hun roots: prog van de allerhoogste kwaliteit, met wat langere nummers, waar de keyboards bij momenten een (te ) prominente rol spelen. Zeker op nummers als 'Hell’s Not Enough' en 'A Better Way To Fly', wordt er naarstig op de toetsen getokkeld. Het album opent echter met twee top nummers: 'Tides Of Time' en 'Minion' zijn prognummers van het hoogste niveau: mooie opbouw prachtig gezongen, feel good nummers. Het meest catchy nummer is echter 'Benny Build A Time Machine', een nummer dat je direct begint mee te zingen. Zoals elke goede progplaat dient dit album meerdere malen beluisterd te worden om het echt goed te vinden. Om alle overgangen en melodieën beter te leren kennen en te waarderen en te moeten constateren dat dit werk beter wordt bij elke draaibeurt. Dit laatste werk van Spock’s Beard is zeker verplichte kost voor de echte progliefhebber. Metalfans laten deze band beter aan zich voorbij gaan. Bart Verlinde (4½) Northlane is een metalcore band uit Sydney, Australië. De band bestaat uit 5 leden: Alex Milovic als bassist, Jon Deiley en Josh Smith als gitaristen, Nic Pettersen als drummer en Marcus Bridge die voor het eerst te horen is als zanger bij Northlane. De band werd opgericht in 2009 en bracht ons reeds twee studio albums: 'Discoveries' (2011) en 'Singularity' (2013). Deze twee albums worden nu dus aangevuld met 'Node', hun nieuwste album. Het album begint met de track genaamd 'Soma'. Het nummer bouwt kort. Je hoort wat tunes van Alex op de basgitaar, samen met wat opbouwend slagwerk van Nic. Het nummer begint wat zwakjes, na het kort opbouwend stuk, verwacht je een breakdown die het nummer lekker hard inzet. In de plaats daarvan vloeit de intro zeer zacht verder in het nummer zelf. Het nummer is wat zwak in het begin, maar na een paar seconden wordt het nummer veel beter. Er worden breakdowns geïntegreerd die ervoor zorgen dat het nummer extra kracht krijgt. Net voor de helft van het nummer wordt het nummer zeer rustig, Marcus zingt clean en op de achtergrond hoor je de instrumenten rustig verder spelen. Na dit stuk volgt opnieuw het opbouwende stuk die in het begin van het nummer te horen was, maar hier komt het stuk meer tot zijn recht. De tweede track op 'Node' is 'Obelisk'. 'Obelisk' is de tweede single die uitgebracht werd op zeven juni 2015. De intro van dit nummer is sterk, sterker dan de intro bij 'Soma' in ieder geval. Je hoort Jon en Josh op de gitaar, later voegt Nic zich daarbij op de drum. Op het moment dat de drums zich erbij voegen hoor je op de achtergrond een scream van Marcus. De scream is niet zo luid en je hoort hem pas wanneer je aandachtig luistert, maar dit heeft geen al te grote impact op de rest van het nummer. Marcus zet het nummer in met een clean stuk die hij na een korte tijd in unclean omzet. Op deze manier bouwt hij op naar een zeer sterk refrein, waarschijnlijk het sterkste refrein die te horen is op dit album. Doorheen dit nummer houdt Marcus clean en unclean zingen zeer goed in balans, hij wisselt vaak tussen beide stijlen. De derde track op het album is de titeltrack 'Node'. De intro van het nummer doet wat denken aan Rusted Nail van In Flames, maar dan in een lagere tuning. Na een kort stukje hiervan voegen de andere instrumenten zich hierbij. Als laatste voegt Marcus zich erbij. Hij zingt voornamelijk clean in dit nummer. Dit nummer is een relatief rustig nummer. Er wordt telkens opgebouwd naar het refrein dat dan wat harder is, wat kleine breakdowns en uncleane vocals bevat. Het nummer wordt wat harder in het midden. Het eindigt, net zoals het begin, zeer rustig. De zesde track op het album is 'Rot'. Dit was de eerste single die op negentien november 2014 uitgebracht werd én waarin je voor het eerst Marcus Bridge als splinternieuwe zanger aan het werk kon horen. Het nummer begint met een rustige intro waarin Marcus kalm en clean zingt. Dit bouwt in een zeer korte tijd op naar een zeer hevig nummer, Marcus schakelt over naar uncleane vocals en er volgen een aantal zeer sterke breakdowns. Na dit stuk wordt het weer even wat rustiger, maar voor je het weet volgt er weer een breakdown. Naar het einde van het nummer wordt er een lap op gegeven en klinken zelfs de stukken waarin Marcus clean zingt een pak harder. De achtste track op 'Node' is 'Impulse'. Dit nummer was de derde single die op eenentwintig juli 2015 uitgebracht werd. Een week later kreeg dit nummer een zeer creatieve videoclip. Dit nummer heeft geen opbouwende intro, er wordt direct een flinke lap op gegeven. Marcus zet het nummer in met clean vocals. Hij herhaalt een aantal keer “So alone in a digital world”. Met deze ene zin is het thema van dit nummer direct duidelijk bij de luisteraars. Marcus schakelt dan over naar unclean vocals. Het nummer blijft de ganse tijd hard. Bij het refrein zingt Marcus dan weer clean. Zo blijft het nummer in balans. Het wordt niet te hard of te zacht, zo wordt de aandacht gevestigd op het thema. 'Node' is een zeer sterk album, met een zeer uitgesproken boodschap. Northlane is wat afgestapt van de klassieke metalcore en gaan een progressiever pad op. Dit kan je zeer duidelijk horen in alle nummers op dit album. Ieder nummer voelt fris aan als je er naar luistert. Aan creativiteit is er bij de leden van Northlane in ieder geval geen gebrek. Ook de nieuwe frontman, Marcus Bridge, laat ons horen wat hij allemaal in zijn mars heeft. Robin Vandenbulcke (4½) Het Zweedse Ghost is een zestal dat sinds 2006 actief is en tot op heden twee albums afleverde – Opus Eponymous (2010) en Infestissumam (2013) – zodat deze Meliora hun derde werkstuk is. Nog een speciaal gegeven aan Ghost is het feit dat niemand het zestal kent die bekend staan onder de namen Papa Emeritus III (de vocalist) & the Nameless Ghouls (de vijf muzikanten). Ook het feit dat de vocalist dus al ieder album iemand anders is die zich verschuilt achter een doodskopmasker en live aantreedt gekleed in een kardinaalstoga terwijl de overige vijf leden zilverkleurige maskers dragen met hoorns zorgt ervoor dat er een waas van geheimzinnigheid rond dit zestal hangt. Muzikaal brengen de heren een mix van heavy metal, klassieke hard rock en doom. Dat is nu ook op dit derde album duidelijk van toepassing. Hier opent de band met een science-fiction aanvoelende intro, waarna knappe drumroffels het nummer echt op gang trekken. 'Spirit' opent zodoende dit album verder als een vrij aanstekelijke hard rock track waar ook veel ruimte wordt gegeven aan de keyboards die in en uit de track worden geweven naast het gitaarwerk. Logge baslijnen, die zodoende al meteen ook de invloeden uit de doom metal bewijzen, zijn de aanstekers voor het krachtige, maar toch ook weer aanstekelijke, 'From The Pinnacle To the Pit'. 'Cirice' is een krachtige ballade geworden die ook al knipogen richting doom vervat, terwijl je het korte instrumentale 'Spöksonat' als een breekpunt of zelfs als een intro kan gaan beschouwen voor het daaropvolgende 'He Is', een gevoelige ballade dat de band reeds in 2008 schreef en eerst niet ging uitbrengen, maar door toedoen van Selim Lemouchi (1980-2014) nu toch op dit album terecht is gekomen. Het gaat er meteen een stuk krachtiger, steviger en meer uptempo aan toe met het vrij gedreven 'Mummy Dust', dat wel over een heel beklijvende refrein beschikt waarin het tempo gevoelig wordt teruggeschroefd. 'Majesty' is terug trager op gebied van tempo: ietsje meer richting doom, maar door het toch wel veelvuldig gebruik van keyboards komen die doom invloeden niet volledig tot stand. Nog een instrumentale track, zij het opnieuw een korte, is 'Devil Church' waar de keyboards uitstekend hun best doen om te klinken als een kerkorgel. Opnieuw een stuk krachtiger is het knappe 'Absolution' dat opnieuw meer uptempo is, opnieuw aanstekelijk in mijn oren klinkt, en dat vooral steunt op krachtige gitaarriffs. Eindigen doen het zestal in stijl met 'Deus In Absentia' waarin ik invloeden meen te horen van Pink Floyd's 'Time' (althans in de intro), al is dit verder een nummer dat wel heel veel ritme en tempowisselingen bevat met zelfs korte fragmentjes koorzang. Door de vele lovende kritieken die ik al had gelezen over hun concerten en hun albums, had ik hier echt een klapper van formaat verwacht. Maar echt volledig werden mijn verwachtingen hier zeker niet ingelost al is dat op zich toch wel een knap album. Luc Ghyselen (4) Death Dealer debuteerde een tweetal jaartjes terug met het knappe 'War Master' op het uiterst kleine Steel carter Records Label. En toen beloofde het vijftal – vocalist Sean Peck, gitaristen Ross The Boss en Stu Marshall, bassist Mike Davis en toenmalig drummer Rhino – dat Death dealer geen gelegenheidsbandje zou zijn. Wel het kwintet, Rhino is hier vervangen door Steve Bolognese, zorgt met dit dertien tracks tellend nieuwe album dat ze hun woord hebben gehouden. Als je indertijd al viel voor hun debuut, klassieke heavy metal (denk aan Manowar, Virgin Steele, Iron Maiden en Judas Priest), dan zit je voor dit tweede werkstuk werkelijk gebeiteld. Vooral invloeden van de twee laatst geciteerde bands komen hier heel nadrukkelijk om de hoek kijken en daar zal zeker de vocale kracht van Sean wel voor veel tussen zitten, daar zijn stem timbre veel weg heeft van zowel Bruce Dickinson als, en dat vooral, Rob Halford. Maar vergis je niet dat is zeker geen kopie van een van deze bands, nee want je hoort hier ook invloeden van vroege Virgin Steele en vooral ook Manowar (die gemakkelijk mee te brullen teksten) in weerklinken. En zo verkrijg je van die strakke heavy power metal tracks die je ook kan bestempelen als aanstekelijk. Track na track (ik kan er na een aantal luisterbeurten nog steeds geen favoriete track uitkiezen, zo knap steekt dit werkstuk in elkaar) is dit meebrullen geblazen, sta je gewoonweg te headbangen dat het een lieve lust is en bespeel je je luchtgitaar zoals je al een tijdlang niet meer hebt gedaan. Dit betekent dat fans van een van de eerder genoemde bands of van Death Dealer zelf natuurlijk kunnen opnieuw niet rond dit album heen kunnen. Luc Ghyselen (4½) Counterparts is een Canadese metalcore band die werd opgericht in 2007. De band bestaat uit Brendan “B” Murphy als zanger, Jesse Doreen en Adrian Lee als gitaristen, Brian Kaczmarczyk als bassist en Kelly Bilan als drummer. De eerste track op het album heet 'Stillborn'. Deze track zet het album loeihard in. De track begint met een opbouwende intro. Wanneer X begint te zingen barst het nummer definitief los. Het nummer wisselt constant van tempo. Dit is een enorme bijdrage voor de track. De wisselingen zorgen ervoor dat het nummer interessant blijft. In de tweede track, 'Thread', hoor je de pure screams van Brendan in volle glorie. Ze zijn zeer ruw, en zorgen ervoor dat het nummer alles behalve saai klinkt. Doorheen het nummer zijn er veel breakdowns. Soms volgen deze elkaar te snel op en verliezen ze een deel van hun effect op de luisteraar. 'Tragedy' is de zesde track op het album. Het nummer heeft een korte, rustige intro. Hier hoor je Jesse en Adrian spelen op distorted gitaren. Wanneer Brendan begint te zingen barst het nummer los, het tempo knalt als het ware de lucht in. Brendan zingt na een tijde met een effect, zijn stemt klinkt als een echo, wat ervoor zorgt dat er een klein beetje variatie is in het zingen. 'Drown' is de tiende track op het album. Het nummer begint op een normaal tempo, maar dit veranderd zeer snel wanneer Brendan zingt. De zangstijl veranderd in dit nummer ook even. Het nummer wordt wat stiller, de instrumenten spelen (relatief) rustige stukjes terwijl Brendan de lyrics zegt in plaats van zingt. Dit album is moeilijk om uitgebreid te bespreken, de nummers lijken allemaal sterk op elkaar. Natuurlijk is de inhoud van de lyrics steeds verschillend. Maar op instrumentaal vlak houdt iedereen vast aan repetitieve secties. De breakdowns zijn sterk, maar volgen elkaar soms een beetje te snel op waardoor ze hun effect wat verliezen. Het zingen zit goed, al zou het geen kwaad kunnen om ietwat meer variatie in te brengen, al is dat maar met een gastzanger of iemand van de band die de vocals voor een stukje overneemt. Robin Vandenbulcke (2½) |
|