CD & vinyl REVIEW BLOG |
The Sons of Champlin werden eind jaren zestig samengesteld door Bill Champlin die ook nog een tijdje bij Chicago zat. Het was een band die opereerde vanuit San Francisco waar toen ook nog o.a. jefferson Airplane, janis Joplin, Charlatans, Grateful Dead e.v.a. het mooie weer uitmaakten. Ook deze band kende tijdens zijn bestaan serieuze personeelwissels en om het accuraat te houden ga ik me hier niet over uitlaten maar wel wie er in de studio zat voor de opnames van deze drie langspelers die toen door het Capitol Label op de markt werden gebracht in respectievelijk 1969, 1969 en 1971. Latere langspelers kwam op de markt door eigen beheer of door Columbia en Ariola. De vijf bandleden die samen met enkele extra muzikanten deze schijf volspeelden waren Bill Champlin (gitaar, keys, sax, vocals), Bill Bowen (drums), Terry Haggerty (gitaar, vocals), Geoffrey Palmer (bass, keys, sax, vocals) en Al Strong (bass). Hun muziek omschrijven: zeer eenvoudige country rock maar het zal pas enkele jaren later zijn dat de Eagles hun intrede doen en dankzij hun sound beleven we dus de echte countryrock. Denk hierbij maar aan ‘Lyin’ Eyes’, ‘Take It To The Limits’ en ‘Desperado’ om je wat nummers te geven om bij weg te dromen. Dit eerste album was meteen een dubbelalbum. Hoogstwaarschijnlijk zat Bill Champlin daar wel voor iets tussen gezien zijn ervaring bij Chicago die destijds ook een dubbele plaat als debuut uitbracht. Tien leuke nummers die je met een goed gevoel zult ondergaan maar verwacht nu ook geen serieuze uitschieters. Wat voor ons de ‘uitschieters’ waren zijn ‘Things Are Gettin’ Better’ terwijl ‘Black And Blue Rain’ en ‘Get High’ toch mee in deze prijzen mogen delen. Met hun tweede langspeler, ‘The Sons’ ging het al niet beter wat de variatie aan nummers betrof en buiten de weinige countryrock die nog aanwezig is horen we hier en daar wat funkylijnen die totaal niet in het werk van een countryrock band thuishoren. Maar we blijven toch even stilstaan bij de slow ‘Why Do People Run From The Rain’. Waarom, omdat het een natte boel is, daarom. Met hun ‘You Can Fly’ overschrijden ze al snel de grens van elf minuten maar dat wordt snel naar de fast forward toets opgelost. En daarmee belanden we op de derde langspeler ‘Follow Your Heart’ en die is al niet beter dan de twee vorige. Weer eigenlijk die banale chorussen en ook hier konden we niet echt een grote uitschieter vinden. ‘Headway’ is dan ook de enige song waarbij onze geest om ietwat meer tijd vroeg voor appreciatie. De dag van vandaag treedt deze band nog steeds op maar weliswaar onder een totaal andere bezetting, William ‘Bill’ Champlin is nog steeds present. Muziek voor wie houdt van eenvoudige pop en rock deuntjes. Alfons Maes (3)
0 Opmerkingen
Misschien ken je haar niet, maar dat is niet erg gezien het voor mij ook een eerste kennismaking was. Maar als je ze ziet dan wil je ze maar al te graag leren kennen. Melanie is een mooie blonde singer-songwriter uit Calgary, Canada. Dat weet je dan ook weer. Wat je nog meer mag weten is dat ze een bevallige stem heeft, dat ze leuke songs weet te schrijven en dat ze ook nog een knap stukje kan zingen. Wie in 2009 een concert van haar bijwoonde hier in ons landje zal al mijn beweringen kunnen staven. Enkele namen waarmee ze ooit optrok zijn o.m. Ivan Neville and the Neville Allstars Band, Terry Jacks, Diana Krall, Jan Akkerman, Bob Newhart, Faith Hill en zelfs met Bryan Adams deelde ze ooit het podium. Dus referenties alom. Elf nummers en vreemd genoeg is er geen enkel nummer te bespeuren dat ook maar ergens op je zenuwen inwerkt van verveling. ‘Distant Star’ is de perfecte opener, een nummer waarin je meteen wordt geconfronteerd met haar knappe vocalen. Een beetje meer uptempo is ‘Worry Gets You Nowhere’ en gelijk heeft ze over de ganse lijn. Als luisteraar hoef je je echt geen zorgen te maken over wat de rest van de cd te bieden heeft. ‘Powerful’ is inderdaad een krachtig nummer dat op een leuke drumbeat zwabbert en met ‘Give My Heart A Home’ wordt weer wat gas teruggenomen maar dat neemt niet weg dat het nummer niet aan je criteria zal voldoen. Nog meer pareltjes die je gehoor strelen vinden we in ‘Nothing But Time’, het met een akoestische gitaarriff beginnende ‘Boomerang’ en de ballade ‘At The Junkyard’. Elf songs die we best als leuke, aangename popsongs kunnen omschrijven. Toch wist Melanie voor de nodige variatie te zorgen zodat het niet een waslijst van vervelende, banale huppeldepupjes is geworden. Neen, ieder liedje heeft zijn eigen verhaal te vertellen en Melanie doet dat op haar eigen manier. Een cd die ik zeker aanprijs en niet omdat het een schone madam is maar buiten haar fysieke schoonheid mogen we gerust stellen dat haar songs dat ook zijn. Zeker een cd die nog dikwijls in mijn lader zal belanden. Alfons Maes (4) Eleven nice pop songs. Yet Melanie managed to ensure that her songs are not becoming annoying. The necessary variation is present in each song and they all have their own story to tell. A cd which I'm really recommend to every music lover and not because of Melanie psychical attraction, but we can say that her songs are this too. Definitely a cd that very often will end up in my cd player. Op prille leeftijd tokkelde Jonathan Segel, die in Marseille het levenslicht zag, al op gitaar. Nauwelijks de tienerleeftijd bereikt werd een andere viersnarig instrument zijn ding, de viool. Op de universiteitscampus van Santa Cruz ontmoette hij David Lowery die even voordien Camper Van Beethoven had opgezet. In dat eigenzinnige project dat punk, ska en wereldmuziek tot een organisch geheel samensmelt neemt Segels viool een prominente plaats in. Eind jaren tachtig kwam er al een barst in het verbond, de respektievelijke bandleden begonnen met solo- en andere muzikale projecten Lowery zette Cracker, het meest geslaagde project uit het post Camper tijdperk op. Na een onderbreking van ruim tien jaar was er in 2002 opnieuw een reünie. Vorig jaar toerde Segel, die ondertussen al enkele decennia een grillig solopad ( van experimentele electronica tot gitaarrock )bewandelt, nog uitgebreid met Camper en vond ondertussen nog de tijd om aan een nieuwe soloplaat te sleutelen. De opnamesessies vonden plaats in een blokhut nabij een meer. De eindmix werd op een appartement in Stockholm afgewerkt. ‘Shine Out’ is een echt ’homemade’ project, Segel voert zowat in zijn eentje voor de volledige instrumentatie uit. Vanaf het openingsnummer ‘The Next Attacking Waves’ wordt je in een aparte sfeer ondergedompeld die herinnert bij momenten aan muzikale experimenten uit de jaren zeventig. In het meer gebalde ‘The Molinas Witch’ horen we de stem van Sanna Olsson, een plaatselijke nimf, die na instrumentaaltjes zoals ‘Sometimes Always Never’, het akoestische ‘Juniper en Birch’ en het intrigerende ‘Nice Tree Ice’ hier en daar opduikt met haar sirenenzang. Het door fijne gitaartjes geschraagde ‘Love, and money’ verhaalt Segels levenswandel. Na de afsluitende titelsong met weerom fraaie achtergrondzang van Sanna kunnen we enkel besluiten dat dit esoterische werkstukje vooral door de meer avontuurlijk ingestelde liefhebber zal gekoesterd worden. Cis Van Looy (3½) Als songwriter zat Ingoldsby mee aan de schrijftafel van onder andere Graham Nash en Kenny loggins en hij werkte nauw samen met Jenai Huff. Evenals op de toepasselijk getitelde voorganger ‘Can’t Do This Alone‘ waarvoor hij op de hulp van David Crosby en Loggins samen met Jim Messina kon rekenen zijn op de sessies voor I’ve Got A Picture’ naast producer en gitarist Jeff Pevar en Jesse Siebenberg weerom enkele gewaardeerde muzikale gasten present. Jonathan McEuen, Paul Kamm, Eleanor Mc Donald en de alomtegenwoordige Eugene Ruffolo debiteren harmonische achtergrondzang. Naast wat ruimer georkestreerd songwerk met verfijnd elektrisch snarenwerk van Pevar zoals ‘I Rescued You’ en ‘Coming Back’ waarmee geopend wordt, ligt de nadruk vooral op sober akoestisch werk als ‘I Know You’ en ‘Us and Them’ waarin Ruffolo akoestische gitaar en de ritmesectie voor zijn rekening neemt. ‘Vegas’ is een gevoelige jazzy ballade met David Palmer aan de piano. De titelsong, een tedere lovesong aan het adres van Jenai (Huff?) die na acht nummers afsluit doet Ingoldsby het zoals een echte troubadour betaamt het helemaal alleen met begeleiding van zijn akoestische gitaar. Dromerige folkrock uit de West Coast die wat achteloos voorbij kabbelt. “Doug Ingoldsby’ has a heart and he has the gift. A songwriter’s job is to make you feel this. Dougie definitely does the job.” zo verklaarde David Crosby ooit. Een meer accurate omschrijving kunnen we niet meteen uit de mouw schudden. Cis Van Looy (3½) Het is alweer een tijdje geleden dat we nog iets gehoord hebben van Deena. Ruim vijf jaar geleden mochten we het debuut ‘Somewhere In Blue’ bespreken van de sinds jaren tachtig actieve zangeres uit Hoboken, New Jersey. In die periode maakte Deena Shoshkes in haar thuishaven furore in de indiepop scène met The Cucumbers. Overigens werkt Deena nog samen met haar man John Fried die hier op enkele nummers zoals ‘Bring It All’, My Friend Superman’ en ‘We’ll Take It From There’ gitaar speelt en dat voortreffelijk doet. Op de overige songs zorgt producer Rob Friedman naast het gitaarwerk voor sfeervolle bijdragen op pedal steel wat vooral in de nummers die in samenwerking met Deena’s oude vriend uit Tennessee David Graham tot stand kwamen in fraaie countryneske pop resulteert zoals ‘Bring It All’ en de schitterende afsluiter ‘When I Fall’ met achtergrondzang van Fried. Overigens komt Deena met het charmante zeemzoete geneuzel van het subtiel opgebouwde ‘Always Tommorrow’ het dichtst in de buurt van Nashville. Voor het zover is worden we verwend met sprankelende pop. ‘My Own Advice’ is zo’n perfect staaltje dat zich ineen tijdspanne van nauwelijks twee minuten ontrolt en ‘Find The love’ huppelt evenals het door een aanstekelijke orgeltje aangedreven ‘All She Wrote’ op onweerstaanbare catchy hooks en wonderlijke gitaartjes. Naast het eerder geciteerde countrygetint werk is het bovenal ‘I Will Never Be Your Valentine’, een lichtjes fantastische emotionele slijper, die ons sprakeloos, zelfs even ademloos, achterlaat. Oerdegelijk vakwerk dat bovendien aangename luistermomenten garandeert. Cis Van Looy (4) Joseph ‘Smokey’ Holman raakt nationaal bekend in de jaren ‘60 met de band Domestic 4. De band reisde tweemaal naar Memphis en werkte er nauw samen met Rufus Thomas en Willie Mitchell. Samen hadden ze enkele opnames voor het label Hi Records, maar na een disput werden de songs helaas nooit uitgebracht. Met Charles Simmons in de band, een neef van Stevie Wonder, kregen ze een kans om een auditie te doen voor het grote label Motown. De band werd onmiddellijk in Studio B gestald en er werden 2 demo’s geregistreerd. Helaas zagen ook die nummers nooit het daglicht. Niet veel later speelden Domestic 4 een concert op de West Side van Chicago. Door toedoen van hun manager was Curtis Mayfield in de bluesclub en het beviel hem meteen wat hij hoorde. Mayfield herdoopte de bandnaam tot Love’s Children en bezorgde hen een contract bij het gevestigde Chicago label Curtom Records. Smokey verliet namelijk de band in 1972 en ging aan de slag in de privésector. Na heel wat omzwervingen werd veel later de groep Tweed Funk opgericht in 2010. Samen met JD Optekar (gitaar), Eric Madunic (bas), Nick Lang (drums), Jon Lovas (sax) en Brian Lucas op trompet vinden we Smokey’s gladde vocale prestaties. Het schijfje opent met het funky bluesnummer ‘Blues In My Soul’. De blazerssectie is meteen een belangrijke factor in de sound. Al beweegt ‘Time To Burn’ meer naar de rock-’n- roll stroming door Optekar’s gitaarriffs. ‘Let’s The Good Time Roll’ heeft alweer dat authentieke, terwijl ‘Hoodoo Power’ zich omarmt met strakke baslijnen. ‘Divided’ is een soulballade waar ook wij even stil van worden. Smokey’s vocale zangpartijen zijn dan ook regelrechte ‘goosbumps‘. Het swingende ‘Deed Is Done’ is alweer opgehelderd door een opwindende blazerssectie en Smokey’s stemtimbre. ‘Knock On Wood’ origineel van Steve Cropper is een tijdloze klassieker dat eigentijdse arrangementen krijgt aangemeten. Afsluiter van dienst ‘Get It On’ is net zoals het volledige album een onvolprezen dansbaar hoofdstuk. Knap! Philip Verhaege (5) Tweed Funk gets the stiffest raking on a dance floor… Great shot! Tweed Tone Records I Zonder Nummer I Tweed Funk
Contemporary jazzsaxofonist Sam Rucker was in een vorig leven een hiphopproducer. Zijn debuut in dit genre was ‘Heat from the Heavens’, en dit is de opvolger ervan. Sam werkte er bijna drie jaar aan en hij vermengt jazz met hiphop, soul en gospel. Eerder trad hij al op met artiesten zoals Peter White, Euge Groove, Norman Connors, Cindy Bradley, Tom Browne, Ronnie Laws, Gerald Veasley, Phil Perry, Alyson Williams, en Ivan Neville. Ook stond hij al in het voorprogramma van o.a. Will Downing, Norman Brown, Eric Benet, Ben Tankard, Black Sheep, Candi Staton, Ron Kenoly enz. Zijn nieuwe cd bevat 8 originele tracks die hij schreef of eraan meewerkte. Verder staan er nog een aantal covers op. De titeltrack opent de cd, waarna de cover van ‘Before I Let Go’ van Frankie Beverly & Maze eraan komt. Hierop speelt Bobby Lyle keyboards en Alyson Williams zingt het. Bovendien werd de track geproduceerd door Norman Connors. Samen met de opener bewijst Sam zijn dank in ‘A Million Ways’ aan zijn schepper. Norman Connors’ klassieker ‘You Are My Starship’ volgt daarop, weer met Bobby Lyle achter de toetsen en Tom Browne op trompet. ‘Be True 2 Who U R’ zal de eerste radiosingle worden, en iets verderop staat de Isley Brothers cover ‘Footsteps in the Dark’. Daarna volgen enkel nog originele tracks, zoals ‘Brighter Day,’ ‘Love’s Melody’ en ‘A Long Way to Go’. Deze werden allen geschreven om medeleven te bieden aan de offers en moeilijkheden die we in het leven ondervinden. De cd werd gemixed en gemastered door saxofonist Euge Groove en is het beluisteren meer dan waard! Patrick Van de Wiele (4) A breath of fresh air, this sophomore album a hip-hop producer turned contemporary saxophonist. Favor Productions I 040232104664 I Great Scott Productions I Sam Rucker
Marcus Malone werd geboren in Detroit en heeft reeds enkel jaren een behoorlijke impact op de Europese Bluesscène. ‘Stand Or Fall’ is inmiddels de zesde release van Marcus. Het album bevat 10 originele tracks, een tweede versie van ’Living The Blues’ en een extended version van het nummer ‘It’s Gonna Take Time’. Malone is een groot muzikale singer-songwriter die al een tijdje in Engeland verblijft. Samen met Sean Nolan, Julian Burdock, Stuart Dixon en Bill Burke op gitaar, Winston Blissett van Massive Attack op bas, Christopher Nugent achter het drumtoestel en toetsenisten Roger Cotton en Moz Gamble produceren ze een onvervalste en originele bluesstijl. Het schijfje opent met de onversneden bluesrocker ‘Living The Blues’. De energieke Will Wilde op harmonica en zusje Dani (gitaar) zijn ‘special guests’ die de song dragen. Malone neemt met wat gas terug in het soul en gospelgevoelige ‘Stand Or Fall’. Het funky onwindende ‘Ain’t No Tellin’ en ‘Can’t Stop Lovin You’ zijn dan ook van een niet onaardige kwaliteit. ‘It’s Gonna Take Time’ is een zeldzame ballade maar dit keer met Alan Glenn op harmonica. Malone’s zanderig stemgeluid is dan ook essentieel voor de sound. Maar in ‘Slow Down’ gaat het allerminst traag, we trekken onze stoute schoenen aan en trekken meteen richting Chicago. Het nummer swingt dat het een lieve lust is, en is overduidelijk een van onze favoriete tracks. Het ritme wordt aangewakkerd door Malone’s gitaarsolo’s, Wilde’s harptunes en overweldigende pianotonen van Moz Gamble. En we blijven zelfs nog een poosje in de Windy City met ‘Jealous Kind’. In ‘One Woman Man’ trekt Malone nog eens alle registers open. Opvallend is het strakke drumwerk van Chris Nugent en enkele snedige gitaarsolo’s. Marcus Malone is een blijver en de kan ons gelukkig bekoren. Philip Verhaege (5) Marcus Malone races with genuine clever arrangements through his setlist. Great album! Redline Music I MCPS-RLB1813 I Hans Broere Promotions I Marcus Malone
Zo’n negen jaar timmert dit kwartet vanuit Chicago al flink aan de weg. Het instrumentarium van Ben Wright, Dan Andree, Jon Goldfine, Starr Moss. Geen elektrische gitaren noch drums maar banjo en fiddle naast en akoestische bas, laten het al vermoeden dat dit geen adepten zijn de met hun stad nauw verbonden bluestraditie. Bluegrass daar draait het om bij dit kwartet dat ter gelegenheid van de vijfde langspeler ‘Breaking Ground’ versterkt met mandolineman Grant Ziolkowski naar de studio trok. Uiteraard is Bill Monroe, met zijn Bluegrass Boys de godfather van the bluegrass, een van de grote inspiratoren en in de harmoniezang klinken onmiskenbaar invloeden van The Del McCoury band door. The Prowlers verwerken die muzikale erfenis naadloos in hun eigen repertoire. Dat wordt meteen duidelijk bij de opener ‘Why is The Night So Long?’, een van de vier nummers van banjospeler Ben Wright is zo’n te koesteren pareltje .Vervolgens komen de bandleden beurtelings virtuoos solerend en samespelend op de voorgrond met hun songs wat voor de nodige afwisseling zorgt. Overwegend uptempowerk met flitsende fingerpicking demonstraties zoals ‘The Track’, van fiddler Dan Adree terwijl de mandoline van Grant Ziolkowski op de voorgrond komt in ‘Den of Sin’, samen met de bijzonder fraaie harmoniezang. Even verderop dendert, een in het genre niet ongebruikelijke, trainsong voorbij. Na ‘Drunk Again van gitarist Starr Moss’ volgt ‘Pretty Polly’, een uit de Appalachen afkomstige murderballad die tot een onvervalste folktraditional uitgroeide en hier in een voortreffelijke adaptatie passeert. Opmerkelijker is het subliem naar bluegrass getransformeerde ‘Ain’t Too Proud Too Beg’, de Temptations-klassieker van Norman Withfield en Eddie Holland krijgt hier een onwaarschijnlijk gloedvolle interpretatie. Dat belooft voor de concerten en die komen er vanaf het weekeind aan. Naast een uitgebreide tournee in Nederland zijn er ook enkele concerten in Belgenland. Op 26 april op Gasketblowers Fest in Sint-Katelijne-Waver, 27 april Cowboy Up, Waardamme. Op 1 mei Roots & Roses in Lessinnes (rond de middag) en dezelfde dag ’s avonds in Zaal Edma in Vorselaar. Cis van Looy (4) Bob Corritore werd geboren in Chicago op 27 September 1956 en schuimde er als tiener de bluesclubs af. Bob verhuisde naar Phoenix, Arizona waar hij al geruime tijd de befaamde club The Rhythm Room uitbaat. Hij is radiopresentator, record producer en talentschout. Ik ken nu al enkele jaren persoonlijk Bob en vorig jaar in oktober had ik gelegenheid om samen met The Chicago Blues All Stars af te reizen naar de Sang A Klang in Luxemburg. Met Mud Morgenfield, Tail Dragger, Chris James, Patrick Rynn, Brian Fahey, Rockin’ Johnny Burgin, Rick Krieger en uiteraard Bob Corritore hadden we een geweldige tweedaagse in Lëtzebuerg. Helaas werd bij aankomst op de luchthaven vastgesteld dat Bob’s harmonicakist was gestolen op het vliegtuig. Helaas werd dit schaamteloos euvel nooit opgelost. Maar ik heb in al die jaren dat ik in het blueswereldje meedraai nooit niemand zo overtuigend zien performen als Bob. Als hij ook maar 5-minuten tijd heeft speelt hij op zijn harp. Wachtend op de tourbus, voor het hotel, bij een pitstop in een tankstation… iedere gelegenheid neemt Bob ter harte om een mondharmonica uit zijn zak te toveren en te wat te spelen. Nu heeft Bob Corritore met ‘Taboo’ een dijk van een instrumentale plaat gerealiseerd. En zoals het rasartiest betaamt heeft hij een schitterende line-up bij elkaar geschraapt. Het album opent met ‘Potato Stomp’, een Chicago bluestrack met Junior Watson op gitaar, Doug James op sax, Fred Kaplan met de toetsen, Kedar Roy met de baslijnen en Ray Innes achter het drumstel. Deze Windy City shuffle’s ruimen al snel plaats voor de knappe slowblues ‘Many A Devil’s Night’. Bob raakt iedere noot loepzuiver en Junior Watson laat zich alweer opmerken met zeer gevoelige gitaarriffs. In het West Coast getinte ‘Ruckus Rhythm’ neemt Bob en Fred Kaplan met zijn klavier het voortouw. Net zoals in ‘Harmonica Watusi’ trouwens gaat het er gezwind en vrolijk aan toe. De titeltrack ‘Taboo’ is een rustig en ingetogen nummer, maar het wordt alweer Chicago boogie geblazen met ‘Harp Blast’. Corritore gaat vruchtdragend het duel aan met Kedar Roy’s akoestische baslijnen. En de heren trekken de sterke lijn meteen door in ‘Mr. Tate’s Advice’. In dit oplopende Windy City project onderhoudt Doug James zijn saxriffs met Papa John Defrancesco orgeltunes, Dowell Davis strak drumwerk en Jimmy Vaughan gitaarriffs. De ‘5Th Position Plea’ is een ballade waar Corritore zijn wijde harpvleugels nog eens ten toon spreid. Het Latino beïnvloede ‘Fabuloco’ (For Kid) is een schitterende voorloper voor ‘Shuff Stuff’. Bob, Doug James (sax), Papa John (orgel), drummer Brian Fahey en Jimmy Vaughan koele gitaarriffs staan garant voor een knap staaltje Chicago blues. En we gaan op de ingeslagen weg verder met de swingende boogietrack ‘T-Town Ramble’. Kaplan steelt de show op zijn piano, drummer Roger Innes en Kedar Roy’s akoestische bassnaren klinken heel ingetogen en effen het pad voor Corritore hemelse registraties. In het afsluitende ‘Bob’s Late Hours’ gaat de aandacht volledig naar Corritore’ smoelschuiver. En terecht, want hij is de samensteller van dit fantastisch project. Philip Verhaege (5) Bob Corritore and friends have realized the strongest instrumental blues album of the past few decades… This is the real stuff !! Delta Groove Music I DGPCD163 I Bob Corritore
|
Archives
September 2024
|