CD & vinyl REVIEW BLOG |
Willie Nelson heeft ondertussen de kaap van de tachtig al ruim een jaar geleden omzeild. Luiheid kan je de hem op zijn gevorderde leeftijd bezwaarlijk aanwrijven. Het afgelopen decennium brengt de country outlaw naast diverse samenwerkingsprojecten zowat jaarlijks een ‘reguliere’ langspeler uit. Meestal gaat het om hernemingen van ouder eigen werk, graaft hij soms wat dieper in het grote Amerikaanse songboek of eert hij bevriende outlaws met bewerkingen van hun songs. Dat bleek recent nog met ‘Heroes’ en ‘Let’s Face The Music and Dance’. De man, die ooit hits componeerde voor Ray Price, Patsy Cline en Billy Walker, terwijl talloze anderen, niet alleen in de countrywereld, gretig uit zijn oeuvre plukten, springt de laatste tijd bijzonder spaarzaam om met het componeren. Eigenlijk is dat al zo sinds het uit ’96 daterende ‘Spirit’. Met ‘Band Of Brothers’ lijkt daar verandering in te komen. Ook nu leende Nelson werk van fine friends als Vince Gill en Bill Anderson. Billy Joe Shaver valt die eer hier zelfs tweemaal te beurt. ‘The Git Go’is een lui bluesy duet met Jamey Johnson “Hard to be an outlaw” zingt Nelson, in dat andere gelijknamige nummer van Shaver dat in schijnbaar achteloos parlando gedebiteerd wordt van Shaver, oprechte woorden van iemand die het kan weten en op het lijf geschreven van Willie. Dat geldt eveneens voor ‘The Songwriters’, onmiskenbaar een van de betere songs die ode van Anderson en Gordie Sampson. In samenwerking me zijn vertrouwde producer Buddy Cannon tekent Nelson voor liefst tien van de veertien tracks en ook Mickey Raphael is present met zijn karakteristieke kampvuur harmonica terwijl gitarist Bobby Terry regelmatig door een steelgitarist geflankeerd wordt. “We’ll pick up where we left off and play some songs again”, horen we in ‘Guitar in the Corner’. Het betreft hier‘Trigger’, zijn favoriete gitaar, een National N 20; een klassieke gitaar die even verweerd oogt als zijn baasje met een tweede gapende holte net naast het eigenlijke klankgat en die sinds ’69 geen moment van zijn zijde week. Dat met nylon snaren bespanen gitaartje heeft na duizenden shows eveneens een unieke frasering. Spijt komt meestal te laat; dat beseft Nelson als geen ander en maakte er meteen een mooie song over, ‘The Wall’. ‘Wives and Girlfriends’ refereert met een ondeugende kwinkslag naar zijn turbulente huwelijksleven. “I love my wives and I love my girlfriends, but may they never meet”. De schitterend van Billy Burnette geleende twangende honky tonker ‘Crazy Like Me’, met een sprankelende barrelhousepiano van Jim ‘Moose’ Brown, contrasteert eveneens fel met het breekbare, meeslepende balladewerk van ‘I Tought I Left You’ en‘Send Me A Picture’. Titelsong‘Band Of Brothers’ is een eerbetoon aan de talloze muzikanten met wie Nelson samenwerkte. ‘I’ve Got a lot Of Traveling To Do’ vertrouwt de countryman ons toe in de afsluiter. Het kan snel gaan, maar zo lang Nelson meer joie de vivre en vitaliteit uitstraalt dan artiesten die uit niet onaanzienlijk jongere generaties stammen, hebben we geen bezwaar, integendeel. Cis Van Looy (4)
0 Opmerkingen
Eerlijk gezegd, de Antwerpse Jazz Studio heeft met Ben Van Camp een prachtige muzikale aanwinst op haar palmares. Maar vergis je niet: dit is geen jazz-cd maar een typisch vlaamse produktie. Luister. Het begint al met een bleusy (it’s never) ’How we thought’ op akoestische gitaar, en op het einde een mooi stukje piano. Leuk. Ben Van Camp houdt ook van verhalende teksten ‘Follow the sun’, en brengt dit in een sprekende zangstijl, spoken word, met soms overdreven articulatie waardoor de naturel en geloofwaardigheid verdwijnt. ‘Summergirls’, titelnummer, heeft dan weer musicalgehalte, en hier wordt duchtig ingezet op stemwisselingen. Lichtheid en ontvankelijkheid geven dit nummer vleugels, power wordt geleverd door wat elektrische ondersteuning. Tof nummer met een positieve uitstraling. Toch werd als single gekozen voor ‘Rock-’n-roll man’, een integer gezongen nummer waarbij je Tiger Lili onmiddellijk kan catalogeren in deze tijd. Wat bedoel ik? Niet erg origineel, laat staan baanbrekend en o zo herkenbaar in het muzieklandschap van Vlaanderen. En eigenlijk blijft de cd zo verder kabbelen in dezelfde rustige stijl, met “groovy” ritmes , een vleugje americana, weinig swamp. Niet al te vrolijk en veel te weinig ritmewisselingen. ‘Insecurity’ veroorzaakte zelfs even een vlaag van depressiviteit. En ‘Everybody’ lijkt mij een typisch ‘Ballroomquartet’-nummer (luister naar het instrumentarium). ‘Maybe Me’ tracht dan toch wat swung te brengen met een enkele honky-tonk noten, maar het nummer vervalt heel snel in een zagerig refrein. Het slotnummer ‘Tiger’ duwt je nadien helemaal in de diepte. Ben Van Camp bestempel ik ongetwijfeld als een goede singer-songwriter, maar goed is niet genoeg in deze wereld waar het aanbod je verplicht om beter én origeneler uit de hoek te komen. Hij krijgt mooie ondersteuning van zijn maten, maar die blijven (noodgedwongen?) toch grotendeels op de achtergrond. Slotsom: met deze opnames kan je onmogelijk het verschil maken en verdwijn je heel snel in de anonimiteit, zonder zomerse grieten. Marino Serdons (2½) Eigen Beheer I Zonder Nummer I PIAS I Tiger Lily
Leunt het debuut ‘Gürü Voodoo’ van deze Brusselse rockformatie voornamelijk op broeierige electrotoestanden, op de opvolger evolueren het songwerk van Dan Klein en de opbouw duidelijk meer naar een nadrukkelijk op muziekjes van de jaren zestig en zeventig geënte richting. De interpretatie van ‘Arnold Lane’, waarmee de voorganger afsloot vormde al de voorbode van die ’nieuwe’ muzikale richting die Vismets inslaat. In de openingssong ‘Silence is OK’ worden we meteen ondergedompeld in de sfeer uit de beginperiode van Pink Floyd toen Syd Barrett er nog de lakens uitdeelde. Ook de overige nummers ademen een onmiskenbaar een laat jaren zestig/begin jaren zeventig sfeertje uit en dat heeft niet uitsluitend met de semi-akoestische aanpak te maken. Het orgeltje van zanger Klein en geïnspireerd gitaarwerk van Remy Lebbos worden als een warme lappendeken uitgespreid, haast even leurrijke als de collagecover en strelen je trommelvliezen met nummers als ‘Dreamers’ en het zweverige ‘Trees Of Liberty’ leunt op zacht galmende vervormde zang en achtergrondkoortjes. De ballade‘Writing You A Letter’ is een melodieus poppareltje dat herinneringen oproept aan Het instrumentale titelnummer heeft een meer hoekige, rockende eveneens als het catchy nummer met aanstekelijke gitaartjes getooide ‘All We See ‘. Met het lang uitgesponnen prog rock epos ‘Horseman’ verzeilen we opnieuw in een wat wazige, droomwereld die met de niet onaangename, traag slepende finale ‘Summertime Blues’ wordt afgesloten. Lekker ouderwetse kleurrijke vintage schijfje dat deze zomer ongetwijfeld nog wel even in mijn cd lader resideert. Cis Van Looy (4) Tammy Lynn, niet te verwarren met de gelijknamige latin soprane ,of het lief van Melissa Etheridge. Deze Tammy Lynn uit Manchester in de staat New Hampshire vormt met gitarist Miles High ook in het dagelijkse leven een echtpaar. Het echtpaar laat zich inspireren door de glorietijd van R&B en rock abilly en verwerkt die invloeden in een persoonlijke interpretatie op hun gezamenlijke debuut. In enkele nummers worden Tammy & Lynn ondersteund door bassist Jon Ros die het vak bij Commander Codys Lost Planet Airmen leerde, pianist Travis Colby en Sax Gordon Beadle, leden van het onvolprezen combo Roomful of Blues. Dat leidt in het stomende duet ‘Don’t Know Where She Went’ en de funky, sexy titelsong tot naar swingende old school R& B. Mike Myles toont zich een verbluffende gitarist die als een wervelwind over de frets raast in rockers als ‘Mean Mean Man’, dat we ons van Wanda Jackson en Lou Ann Barton herinneren. De wat onderkoelde versie van Tammy en Myles verbleekt geenszins bij die vroegere versies. Bovendien weet het muzikale stel verdomd goed hoe je geloofwaardig een countrylied brengt, getuige het treurige ‘Box Came In’.In het onstuimige ‘Maryann’ komt niet alleen het flitsende snarenspel in de spots Myles trekt zich ook vocaal meer dan behoorlijk uit de slag terwijl vrouwtje Tammy gedienstig en voortreffelijk de backings debiteert. “I Ain’t Drunk” verzekert Myles als hij met zijn rauwe zang op de voorgrond van de gelijknamige met harmonica gelardeerde bluesy song komt en vervolgens ‘Good Rockin’ Tonight’ op gang trekt voor Tammy. Ter afsluiting ontbindt hij nog eens uitgebreid zijn gitaardemonen uit in het fraaie surf instrumentaaltje ‘Rye On The Rocks’. Een smeekbede hoeft niet, dit muziekschijfje belandt bij gelegenheid ongetwijfeld terug in de cd-lader. Cis Van Looy (4) Eigen Beheer l CD Baby l Tammy Lynn & Miles High
We zijn ondertussen al even de tel kwijt maar het is duidelijk dat de uit New Heaven Connecticut afkomstige Steve Mednick een van de meest productieve is zonder daarbij aan kwaliteit in te boeten.Dat werd de afgelopen jaren duidelijk geïllustreerd met ‘Immigrants …and Other Stories’, ‘Two days Of Yesterday’ en ‘Where Are The Bodies Burried’, werkstukken die een trilogie vormen. Naast zijn advocaten praktijk, toont hij zich een activist die de traditie van Seeger en Guthrie in ere houdt en de mistoestanden die zijn pad kruisen aanklaagt. Mednick begeleidt zich met akoestische gitaar en oude vrienden zoals gitarist Billy Kotsaftis en multi-instrumentalist Eddie Seville. De niet altijd loepzuivere voordracht wordt handig opgevangen door een handvol backvocalisten die in verschillende combinaties aantreden. Mednick verwoord zijn kritiek niet in vlammende sloganeske tirades maar in fijnzinnig songwerk waarin hij zich een opmerkelijk observator aantoont.‘Never Mind The Rain’ is opgebouwd met liefst vijftien tracks. Naast de gebruikelijke kritische maatschappelijke bespiegelingen komen meer dan ooit onderwerpen aan bod als de liefde en het daarbij horende leed na de breuk en het definitieve afscheid van vrienden en geliefden. Steve ging door een moeilijke periode met levensgezellin Marlene en draagt de cd aan haar op. Bovendien verloor hij enkele vrienden tijdens de opnamesessies. Gebeurtenissen die doorklinken in songs als een ogenschijnlijk optimistisch ‘Me + You’. ‘The Voice In The Wilderness’ is een eerbetoon aan de betreurde Chip Diamani, drummer van The Hard Road en The Remains. Echt beklijvend wordt het met ‘On The Morrow’, een naakte pianoballade en eerbetoon aan een andere verloren vriend, de sombere teneur loopt verder in de titelsong. Na het breekbare, a capella gebrachte ‘Prospect Hill’ grijpt Mednick terug naar de akoestische gitaar om met het poëtische ‘Josie’ van Donovan af te sluiten. Fraaie luisterplaat. Cis Van Looy (4) Ja, het is ondertussen al 5 jaar geleden dat ik de Amerikaanse smooth jazztrompettist Rick Braun’s album ‘All It Takes’ besprak. Nu is hij terug met een terugkeer naar zijn handelsmerk: funky R&B contemporary jazz. Na twee releases met crooner jazz, wou hij een specifieke richting uitgaan: “When I started working on this album, which was about a year in the making, there were two goals that I had in mind. I wanted it to be really organic and have a lot of my friends playing on it. Young players melding together with the old faithful.” Hij nodigde een stel vrienden uit, collega’s enz. zoals Brian Culbertson, Brandon Fields, Euge Groove, Randy Jacobs, Dave Koz, Jeff Lorber, Philippe Saisse en draaide de klok zo’n 20 jaar terug. “It’s a return to the sound and style of ‘Beat Street’, which essentially was a tribute to my years playing in War. I took out all of the sequencing with one exception and made the record like a garage band using great live players. It was a lot of fun making the record. It’s energetic and earthy. We hit it hard—kind of like Tower of Power—capturing the energetic, funky horn band sound. I wanted lots of horn section parts on the album.” Rick schreef negen nieuwe tracks of werkte eraan mee, en spelt trompet, flugelhorn, keyboards en schuiftrombone. Hij opent met de funky titeltrack, en na een gitaarintro, kickt hij samen met de band in voor funky R&B. Als dit geen kwaliteitsradiomateriaal is, dan weet ik het ook niet meer! Op het opgewekte ‘Back To Back’ is Brian Culbertson van de partij op keyboards, en hij vermengt het met Rick’s trompet. Daarna is het tijd voor wat old school soul met ‘Take Me To The River’, in de stijl van Al Green, met zanger Elliot Yamin en Euge Groove op sax. Rick wordt romantisch met de smooth track ‘Mallorca’, een herinnering aan een vakantie op dat eiland. De eerste “feel good” single ‘Get Up And Dance’ met Dave Koz op tenor sax staat in de hitparade, gevolgd door ‘Another Kind Of Blue’, een R&B ballade, geschreven door keyboardspeler Philippe Saisse. Samen met Jeff Lorber schreef Rick ‘Delta’, een R&B jazzfunk hybride. ‘Silk’ brengt een moment van rust, terwijl ‘Radar’ weer een samenwerking met Jeff Lorber is. “I had to play it hot to honour Lorber. You can’t play low-key on a Lorber track because he’s high energy, attack mode all the way. It’s like an athletic event.” Richard Freemont’s fluit komt voor in ‘The Dream’, een zachte song, terwijl ‘Dr. Funkenstein’ het album afsluit in de trant van Tower of Power. Funk, soul en R&B komen in deze ruwe, funky tune samen. Dit zou wel eens Rick’s beste release ooit kunnen zijn, en bewijst dat hij op het topje van zijn muzikaliteit staat! Patrick Van de Wiele (4) This may indeed be Rick’s best release to date, and it shows that he’s on the top of his musicality! De bekendheid van NQ Arbuckle in onze contreien is eerder relatief, in het thuisland Canada verzamelt het altcountry combo Juno Awards met zijn zogenaamde Can Americana, evenals de variant uit de V.S. op een fusie van country, folk en rock & roll gebouwd. Even in hun sinds 2002 opgebouwde oeuvre bladeren volstaat om je te overtuigen. Ondertussen is het vijf jaar geleden dat we iets gehoord hebben van Neville Quinlan en kornuiten en dat was dan nog een weliswaar niet te versmaden nevenproject met zangeres Carolyn Mark, een geestesverwante uit Vancouver die Quinlans bepaald niet opgewekte levensvisie deelt. ‘Back To Earth’ zet metten die sombere teneur neer. Na ‘Death’ en het mooie piano-intermezzo ‘Eternal Father Song To Save’ 5 volgt het rockende ‘Lifeboat’, een ode aan Mark. De interpretatie van ‘Panic Pure’, van de betreurde Vic Chestnut, ademt eveneens en verscheurende wanhoop uit.“I Wish that My Sadness Would Make You Change” schreeuwt Quinlan uen dat pessimisme en cynisme vind je terug in de overige songs die op het door bassist John Dinsmore geproduceerde ‘The Future Happens Anyway’ passeren. Of het nu op meer rockende leest geschoeid is zoals ‘Hospitals’, zich eerder in de countryhoek situeert zoals het door fiddle aangezwengelde ‘Red Wine of een folkgetinte ballade als‘Art O’ Leary’ die weidse prairiebeelden oproept. De rauwe doorleefde zang van Quinlan imponeert altijd, evenals de voortreffelijke muzikale omkadering met een glansrol voor het gitaartje van Peter Kesper en de gewaardeerde bijdragen van muzikale gasten als het echtpaar Doucet uit Whitehorse en leden van Elliott Brood en Great Like Swimmers. ‘The Civil War Is Over’, en de pianoballade‘Sleepy Wife’ behoren tot de categorie van tijdloos songwerk dat niet in het repertoire van Springsteen zou misstaan. Met deze langspeler toont Quinlan niet alleen zijn kwaliteiten als zanger, meer dan ooit drijft zijn intrinsieke klasse als creatief songwriter boven. NQ Arbuckle profileert zich als een van de betere bands uit het Canadese rootssegment en dat wil wel wat zeggen. Cis Van Looy (4) Uit Californië bereikt mij de nieuwe cd van de groep Nobresil, rond zangeres Mari Nobre. Zij werd al als kind opgemerkt toen ze als opener fungeerde voor de Italiaanse ster Amedeo Minghi. Op haar 15de begon ze een operatraining in Napels, maar ontwikkelde later een interesse in pop en jazz. Al gauw huurde RCA haar in voor Latin pop projecten, waarna ze verhuisde naar New York. Daar richtte ze haar eigen band op en werkte ze samen met andere R&B, pop en salsabands. Daarnaast begon ze tevens een carrière als actrice en trad aan in tv-shows en films. Ze kan dan ook zingen in 5 talen: Engels, Spaans, Portugees, Italiaans en Frans. Momenteel leeft ze in L.A. waar ze met haar wereld en jazzgroep Nobresil en haar akoestische Latin popgroep Alma Latina optreedt. In de groep Nobresil zitten ook nog haar echtgenoot Leo Nobre (Brazilië) die basgitaar speelt, Enzo Todesco (Zwitserland) die drumt, Kleber Jorge (Brazilië) die gitaar speelt en zingt, Gibi Dossantos (Brazilië) die percussie speelt, Otmaro Ruiz (Venezuela) die piano speelt en Justo Almario die fluit en sax bespeelt. Deze nieuwe cd wordt momenteel op 750 radiostations in de USA gedraaid, en de groep werd recent nog ingeleid door Bebel Gilberto. Er staat een mengeling op van traditionele Braziliaanse songs, nieuwe composities en enkele covers. De helft ervan is in het Engels, de andere helft in het Portugees. De aanstekelijke Braziliaanse ritmes worden opgeluisterd door Mari’s sensuele stem. ‘Fascinating Rhythm’ is een cover van George & Ira Gershwin, in een nieuw arrangement met fluit van Hubert Laws. Daarna hoor je de sexy ballade ‘Canto da Terra’. Exotisch en sfeervol is de instrumentale track ‘Sertão Californiano’, en iets verder staat de Jennifer Warnes & Joe Cocker cover ‘Up Where We Belong’ uit de prent ‘An Officer and a Gentleman’, maar in een nieuw ontspannen kleedje. Afsluiten doen ze met een wereldmuziekje, nl. ‘Obrigada’. Dit is ongetwijfeld een kleurrijke en sfeervolle cd, met bossa en samba ritmes, die aanstekelijk werken! Patrick Van de Wiele (4) This is without a doubt, a colourful album with bossa and samba rhythms, that bring a warm, exotic feeling. Lang voordat er sprake was enige vorm van Americana, indie rock of alt-country speelden The Nighthawks reeds een gezellige mix en bluescombinaties van dit alles. Op het nieuwe album ’444’ brengen Mark Wenner (harmonica, voclas), Paul Bell (gitaar, vocals), Johnny Castle (bas, vocals), en de broers Mark (drums) en Akira Duska (mandoline) 13 onvervalst rockers van formaat. Het album opent met de stevige rocker ‘Walk That Walk’ van Du Droppers. Mark Wenner eist de hoofdrol op met leuke harpriffs in het betoverende ‘Livin’ The Blues’. Paul Bell wijst meteen ook de weg met enig mooie vocale spreidingen. De titeltrack ‘444 A.M.’ is nog zo’n vlammende rocksong, dat is ingekleurd met overweldigende gitaarriffs. En we blijven nog even bij de les met het rockabilly beïnvloede nummer ‘Got A Lot Of Livin’. Het wordt lekker bleusy geblazen met het countrygetinte ‘You’re Gone’ en zelfs even in ‘Honky Tonk Queen’. In het sompige en moerassige ‘Crawfish’ weerklinkt Wenner prima op zang en overheerlijke harptunes. Opnieuw wordt het rocken geblazen met de Texas sound van ‘Price Of Love’, origineel van The Everly Brothers. Naast het strakke slagwerk geeft Bell de nodige ruimte aan Wenner’s harptunes, maar zorgt tegelijkertijd zelf voor enige hitsige gitaarriffs…. ‘Wine is sweet and gin is better, You drink all you can but you won’t forget her’…Don & Phil Everly wisten het eigenlijk al in 1965. Op naar de volgende track met ‘High Snakes’. Het langzame Tex-Mex ritme weerspiegeld de creativiteit van deze meesters. ‘Nothing’ But The Blues’ zit stevig geankerd in een bluesy groove. Langzaam glijden wij naar de bluesrock tunes van ‘No Secrets’. In ‘Louisiana Blues’ van Muddy Waters, gaat het even de akoestische tour op. De ruwe sound gaat hier recht door zee, net zoals in de rustige akoestische ballade ‘Roadside Cross’ waar Akira Otsuko’s mandoline mee schittert in het geheel. Knap! Philip Verhaege (5) The Nighthawks will be presenting another great album. With the necessary diversity, this is a winner! Tijdens het begin van de jaren zestig zong deze Neil Andrews in één van Melbourne’s eerste rock-’n-roll bands, nl. The Planets. Hij deed dat samen met andere bekende rock ‘n’ rollers uit Australië. Inmiddels is hij 74 jaar oud geworden. Tijdens de jaren negentig verlegde hij zijn interesse naar Australische country en deed hij heel wat tv-optredens zoals in ‘Conway Country’, ‘Country Gold’, ‘The Phyllis Diller Celebrity Hour’ en ‘The Danny La Rue’ Australian Specials. Hij houdt van songs schrijven, gebaseerd op persoonlijke ervaringen, en dat is weer te vinden in zijn 6 albums. Voor dit album schreef hij alle elf songs zelf, behalve twee. Het zijn melodieuze tracks, die vlot in het gehoor liggen. Patrick Van de Wiele (3½) Eigen Beheer I Zonder Nummer I CD Baby I Neil Andrews
Wow, The Monotrol Kid pakt je wel onmiddellijk bij de keel met ‘Misty Morning Song’. Mooie lyriek, intense zang, en elektrische gitaar geeft er een historisch tintje aan. In ‘The Horse Ride’ zit je als een amazone op de rug van een prachtige schimmel doorheen een innerlijk emotioneel landschap… please, please let me fall upon me knees. Schitterend! ‘Funeral Blues’ is een pakkend gedicht van W.H. Auden, maar met dit slepend ritme eronder en rauw gezongen, verrijs je uit het graf. ‘The Way To Go’ kleurt country door wat banjo-begeleiding. (Maar ik denk dat The Monotrol Kid haar weg al lang gevonden heeft). Aanstekelijke ritmes zijn niet ver weg. In ‘The Merchant’ ben je weer vertrokken à la Fairport Convention. ‘Ballad for the mountain’ begint misschien wat inspiratieloos, maar blijft overeind door de ijzersterke zang en dito begeleiding. ‘Tuscan Moon’ geeft dan weer aan hoe je een song moet opbouwen om de spanning er in te houden. Vroeger ging de gewezen fabrieksarbeider door het leven als akoestische singer-songwriter. Dit merk je wel in de slotsongs. ‘This Man’ duurt meer dan 6 minuten en weet toch te boeien tot het einde. Nostalgisch wordt het met de slotballad ‘The voice’. Jammer, want ik had gehoopt op een krachtiger einde. Americana mag dan een veelomvattende term zijn, dit dekt hier toch wel de lading. Wat folk, country en blues in een modern jasje gestoken. Maar niet zomaar. ‘My Talk, My Song’ bulkt van de melodieuze songs, soms melancholisch maar altijd met een krachtig verhaal. Erik Van den Broeck weet met The Monotrol Kid op een intrigerende manier je aandacht te trekken en je mee te slepen in elke song. De composities blinken uit van volheid en verscheidenheid. Dit is pure wereldklasse! Ik durf zelfs meer zeggen: beter dan Billy Bragg of The Jayhawks! Wat jammer dat ik hun concert in de AB heb gemist. GRAND CRU. Spiral Records I 14001 I The Monotrol Kid I PIAS
Wie ooit heeft durven beweren dat er in de jaren zeventig geen goede rockabilly werd gemaakt, die zal dan nooit gehoord hebben van het Britse rockabilly combo Matchbox. Zij waren de meest succesvolle rockabilly band in het Verenigd Koninkrijk. Vanuit West-Londen bestookten ze de wereld met hun aanstekelijke rockabilly deuntjes en in 1975 kwam hun eerste single ‘Rock-‘n-Roll Band’ op de markt . In 1976 volgde ‘Please Don’t Touch’ en een eerste langspeler ‘Riders In The Sky’ verscheen via het Nederlandse label Rockhouse Records. Sindsdien waren er reeds verscheidene personeelswissels gebeurd maar de volgende muzikanten maakten deel uit van de band toen deze nummers opgenomen werden: Graham Fenton (zang), Steve Bloomfield (gitaar, mandoline, harmonica, zang), en die bewees ook nog een talentrijk songwriter te zijn, Fred Poke (bass, gitaar, zang), Gordon Scott (gitaar), Jimmie Redhead (drums, percussie, zang), Dick Callan (gitaar, zang) en Brian Hodgson (bass, zang). Magnet Records had zijn zijn oog laten vallen op Rocky Sharpe en ondanks de grote concurrentie sloeg men er bij Magnet in om Matchbox toch onder contract te krijgen. Twee schijven bomvol leuke rockabilly en als toetjes krijgen we er ook nog de twee Japanse singles, ‘I’m A Lover’ en ‘Little Lonely Girl’, als extra tracks bij. De eerste Magnet-single was een cover van Joe Bennett & The Sparkletones, ‘Black Slacks’ en als b-kant kreeg het de originele compositie van Steve Bloomfield, ‘Mad Rush’. De achtergrondvocals op ‘Black Slacks’ werden toen geleverd door enkele meiden van het Britse tv-programma ‘Top Of The Pops’, danseressen van Pan’s People. Achteraf gaf Joe Bennett toe dat hun versie zijn favoriete versie was maar helaas sloeg het nummer niet aan in de commerciële wereld. Meer hits volgden waaronder ‘Rockabilly Rebel’, ‘Midnite Dynamos’ en maar ook met ‘When You Ask About Your Love’ wist Matchbox zich een plaats te verzekeren in de hitparades. Maar toch een van de mooiste songs op deze compilatie is hun aanpak van de klassieker ‘Over The Rainbow’ uit de film ‘The Wizard of Oz’. De fans van zangeres en singer-songwriter Kirsty MacColl, die helaas al in 2000 overleed, zullen deze schijf zonder enige twijfel in huis halen want deze bevat een zeer zeldzame opname van een duet met haar op de single ‘I Want Out’. Matchbox is een rockabilly band die de dag van vandaag nog steeds tourt en zeker in deze periode gezien rockabilly gewoonweg aan een inhaalmanoeuvre bezig is. Hier ontdek je of ze ergens bij jou in de buurt komen. Leuke muziek om je volgende party op gang te trekken. Alfons Maes (3) Leif De Leeuw Band is een beloftevol kwartet uit het Nederlands Amersfoort. Bandleider De Leeuw is net geen twintig, maar heeft de uitstraling van een doorwinterde bluesgitarist. Samen met Britt Jansen (vocals, gitaar), Eibe Gerhartl (bas) en drummer Niels Duinham presenteert hij het debuutalbum EP DeLuxe. Op zijn 15e won Leif de prestigieuze Sean Dutch Guitar Award, en sindsdien timmert hij ongenaakbaar, samen met zijn band, keihard aan een muzikale carrière. Zoals de titel aangeeft is het dus mini-cd geworden, al beslaat de tijdsduur van de 5 originele nummers bijna een half uur. Net voldoende om kennis te maken met het schitterende stemtimbre van Britt Jansen. Samen met het virtuoze gitaarspel van Leif De Leeuw is de openingssong ’What About Grey’ een moderne jazzy fusion en popy luisterstuk. Meteen hierna worden wij meteen met enige emotionele stomheid geslagen door de heerlijke ballade ‘Once And For All’. En ook wij worden hier al helemaal wild van de funky bluesrocker ‘My Shop’. En het wordt haast nog leuker met het onverwoestbare en dolgedraaide ‘Strictly Confidential’. Op het instrumentale bluestrage ‘Boaz’ gaat Leif de aandacht volledig naar zich toehalen met chatchy hooks en glinsterende gitaarriffs. Voor de productie werd niemand minder dan Robin Freeman (Herman Brood) aangeschreven, en dat heeft zo zijn weerklank in de sound. Het geheel klinkt nog wat gepolijst, het verwonderd ons dan ook niet dat de bandleden succesvol studeren aan het conservatorium. Er wacht de Leif De Leeuw Band een mooie toekomst in deze blueswereld. Ook benieuwd, wel bestellen kan online op de site van de band…Doen ! Philip Verhaege (4) Eigen Beheer I Zonder Nummer I Leif De Leeuw
Alhoewel de Nashvile gebaseerde band is samengesteld met doorwinterde muzikanten is ‘Devil Moon’ het debuutalbum voor Lara Germony (vocals), Al Rowe (gitaar), Ray Gonsalves (drums), Daniel Nadasdi (keyboard), Reggie Murray (saxofoon) en basist Gregg Germony. Lara’s stem klinkt behoorlijk zwoel en is dan ook samen met opwindende instrumentatie de rode draad doorheen de 12 originele tracks. Van bij de aftrap met ‘Working’ Overtime’ houden wij er meteen een goed gevoel aan over. En dat zal ons gelukkig nooit verlaten, integendeel zelfs. De titeltrack ‘Devil Moon’ is een prachtige ballade is zich die perfect leent voor Lara’s vocale showcase. ‘Anywhere But There’ is begeestert door hemelse pianoklanken en magische saxtunes. De song ‘Step On Up’ wordt op zijn beurt wakker geschut door enkele knappe gitaarriffs. Net zoals in het boogiewoogie halt houdende ‘Rude Dawg’. Opnieuw kleuren de sax en de pianoforte de blueshemel. Het erotische ‘Your Stupid Friend’ heeft een jazzy openingstune, maar is al even vlug begeesterd door bluesy saxtonen en knappe pianoarrangementen. Net zoals de ballade ‘Can’t Shake You’, dat een rustpunt is net voor de boogielicks van ‘Waitin’ On You’. En wat dan gedacht van de heerlijke rocker ‘This Place is Rockin’. Daniel gaat nog eens wild tekeer op zijn klavier, Ray houdt van het strakke drumwerk, Gregg stuitert over zijn bassnaren en Gregg slaat alle gensters met enkele knappe gitaarsolo’s. Al blaast Reggie ook nog eens zijn wangen vol voor een denderde saxofoonfinale. Great Stuff ! Philip Verhaege (4) The Lara Bluz Dawgz waits a bright future in the blues scene. ‘Devil Moon’ is really a great debut album. Lock Alley Music I Zonder Nummer I Hemifran I Lara & Bluz Dawgz
John Cale ondertussen de enige overlevende van Velvet Underground heeft de afgelopen decennia een oeuvre om u tegen te zeggen opgebouwd. In ‘63 vloog de Welshman naar de VS en werd daar ontdekt door Andy Warhol op een concertmarathon met 13 pianisten die onder leiding van John Cage ‘Vexations’, een repetitief werk van Erik Satie, uitvoerden. In New York ontmoette Cale Lou Reed en Nico, het trio schreef geschiedenis met The Velvet Underground waarin elementen uit de avant-garde geniaal gefusioneerd werd met rock. In ‘68 hield Cale het na twee historische langspelers voor bekeken bij The Velvets. Hij zocht en vond zijn eigen weg als producer voor Nico’s ‘Marble Index’ en het debuut van The Stooges. Ondertussen had hij Terry Riley, een adept van het minimalisme ontmoet.Het duo trok naar de Columbia Studio in 30 th Street in Manhattan. In die studio blikte Miles Davis in ’59 ‘Kind Of Blue’ in en tien jaar later ‘Bitches Brew’, in ’79 nam Pink Floyd er ‘Dark Side Of The Moon ‘op. De studio was eigenlijk een omgebouwde kerk en werd geroemd om de weergaloze akoestiek. In mei ‘69 leggen Riley en Cale in ‘The Church’ de basistracks vast van hun project. ‘The Church of Anthrax ‘ is opgebouwd met drie lang uitgesponnen instrumentale stukken waarin Riley en Cale zowat alle instrumenten bespelen met uitzondering van de percussie. Die wordt verzorgd door Bobby Gregg, die samenwerkte met Dylan toen die in ‘65 elektrisch begon the spelen op ‘Bring It All Back Home’ en wereldwijd scoorde met ‘Like A Rolling Stone’ De andere percussieman van dienst is Bobby Colomby, medestichter van Blood, Sweat & Tears’. De drie hoofdtracks zijn eigenlijk collages met elementen uit de free jazz en moderne klassieke muziek. Het repetitieve karakter en de complexe structuur van die door het klavierwerk van Cale en Riley, die eveneens sopraansax hanteert, gedomineerde instrumentale opussen zijn geenszins aan de modale pop of rockliefhebber besteed. Zelfs van een notoire Cale fan vernam ik ooit dat dit de enige langspeler van zijn idool was die hij ooit zonder pardon uit zijn collectie gebannen heeft. Niettemin vormt dit project een essentieel onderdeel en niet onbelangrijk facet van Cale’s muzikale bagage. Bovendien vormt een nummer als ‘The Protégé al een voorbode van Cale’s werk op zijn solodebuut ‘Vintage Violence’. ‘The Soul Of Patrick Lee’, het enige nummer met vocale inbreng van Cale’s vriend Adam Miller is eveneens exemplarisch voor het latere Cale werk. Ergens in het midden van 1979 werden de opnamen afgewerkt, het eindresultaat werd het volgende jaar uitgebracht. Ivan Van Belleghem (3½) Een tijdje terug was er ‘Intelligent Music Project I’ met als subtitel ‘The Power Of Mind’. Deze plaat moet aan mij zijn voorbij gegaan, maar hier is in ieder geval ‘Intelligent Music Project II’ met als subtitel ‘My Kind O’ Lovin’. Voor deze plaat trokken mensen als Plamen Chepanov , Ogi Vestkov en Sverry Kolev (gitaar), Vesselin Vesselinov (bas), Ivo Stefanov, Yassen Dimitrov en Nelko Kolarov (keyboards en piano), Milen Vrabevski (producer) en een symfonisch orkest de opnamestudio’s van zowel Phantom Recordings in Los Angeles, Californië als van Intelligent Music Studio in Sofia, Bulgarije. Het geheel draait echter rond zangers John Lawton en Joseph Williams en drummer Simon Phillips. Deze laatste werd in Londen geboren op 6 februari 1957. Hij speelde ooit samen met Jeff Beck, 10cc, The Who, Roxy Music en Mick Jagger. Simon Phillips vervoegde Toto na het overlijden van Jeff Porcaro in 1992. De sound van de plaat wordt echter in hoge mate bepaald door de zang van John Lawton en Joseph Williams. De Brit John Lawton werd op 11 juli 1946 geboren in Halifax, West Yorkshire. Hij was ooit deel van Uriah Heep, Lucifer’s Friends en The Les Humphries Singers onzaliger gedachtenis. De Amerikaan Joseph Williams werd geboren in Santa Monica, Californië op 1 september 1960. Hij is de zoon van de beroemde filmcomponist John Williams en zijn stem is te horen op de soundtrack van ‘The Lion King’. Hij was eveneens lid van Toto. De stemmen van John Lawton en Joseph Williams vullen elkaar uitstekend aan en meer dan eens zou je denken dat ‘My Kind O’ Lovin’ een plaat van Toto is, vooral dan op het steviger werk zoals ‘No One Can Deny It’, ‘Time To Move Along’ en ‘Conclusion’. Deze nummers worden opgesmukt door puik gitaarwerk van Plamen, Ogi en Sverry. Het melodieuze ‘My Kind O’ Lovin’’ is als honing in de oren en ‘Happiness’ is even een rustpunt, maar daardoor zou ook onze aandacht een beetje kunnen verslappen. Soms is het allemaal een beetje berekend zoals op ‘Love Song’, maar een track als ‘People On Fire’ houdt ons opnieuw bij de zaak en zorgt er voor dat we over ‘Intelligent Music Project II’ met een positieve eind balans kunnen afsluiten. Ivan Van Belleghem (3½) Some tracks on ‘My Kind O’ Lovin’’ makes you believe that Toto is back. Intelligent Music I IMPCD02 I Glass Onyon
Het is ondertussen ruim vijftien jaar geleden dat deze formatie uit Illinois hun debuut afleverden met ‘The First Spilled Drink of the Evening’. Eveneens als de door hem bewonderde iconen als Nick Cave, Mark Lanegan en … John Kay van Steppewolf, schuwt Brian Krumm geenszins een meer dan behoorlijke dosis theatraliteit in zijn krachtige vocale uithalen. Dat wordt meteen geïllustreerd in ‘This City Is a Shambles Tonight’ dat met hamerende piano en rockende gitaarriffs naar iets van Mott The Hoople lonkt. In ‘The Right To Be Wrong’ voorziet Krumm zijn doorrookte zang samen met Ben Leach van een stevige onderbouw met een solide gitaarmuur die opnieuw opdoemt in ‘Til The Needle on the Records Goes To bed’. Het zijn echter bovenal de meer intimistische momenten die bijblijven. Het akoestische ‘Naked Arms’ met een haast fluisterende Krumm en een gedempt trompetje (Stephen Wright) op de achtergrond maken minstens evenveel indruk dan het meer gespierde werk ‘Another Song About You’ en vooral ‘The Devil and All His Relations komen dicht in de buurt van Calexico en dat heeft niet uitsluitend met de akoestische gitaartjes en het trompetje te maken. ‘Sometimes On Sunday’ lijkt wel uit het repertoire van Elliott Murphy weggeplukt en de riff van ‘The Right To Be wrong’ is verdacht sterk op ‘Spirit in the Sky’ gemodelleerd. De titel van de achtste langspeler is dus niet gestolen, het jatwerk gebeurt hier evenwel met het nodige raffinement. In het met pedalsteel gelardeerde ballade ‘Vandalia’, een ode aan St Louis,’ herinnert de zang van Krumm enigszins aan een nog jonge Waits. De enige cover, het van Beck geleende‘Why Did You Make Me Care?’ wordt hier vermomd als opzwepende brassdeuntje vermomd dat in een jazzkroeg van New Orleans thuishoort. Ook de titelsong blijkt bijzonder indrukwekkend in al zijn eenvoud. Het minste dat je kunt zeggen van ‘Thieves of Chicago’ is dat Brian Krumm en kompanen met hun achtste langspeler een verduiveld afwisselend schijfje afleveren. Cis Van Looy (4) Gait Klein Kromhof speelde ooit bij J.W. Toy, Champagne Charlie, Richard Van Bergen en Jack Hustinx (Shiner Twins) en ‘Gait’ is de eerste cd onder zijn naam. Het is een sterke plaat geworden, temeer omdat Gait Klein Kromhof zich de diensten kon veroorloven van Sjef Hermans (zang op ‘Another Man Don Gone’), Qeaux Qeaux Joans (zang op ‘Nobody’s Fault But Mine’), Tom Mank (zang op ‘Quiet Of The Night’ en ‘Sergeant Oliver’. Niemand minder dan Hans Theessink toont zijn zangkwaliteiten op ‘Leaving At Daybreak’ en zijn oude kompaan Ries de Vuyst neemt het vocale gedeelte voor zijn rekening op ‘The Cuckoo’. Onze eigenste Bruno Deneckere doet een prima job door te zingen op ‘The Real Thing’. Er werden opnamen gemaakt in Bearsville N.Y., Amsterdam, Walsoorden, Wenen, Utrecht, Gent en vooral in Sint-Gillis-Waas. Al de hoger vernoemde muzikanten en studio’s hebben als resultaat dat ‘Gait’ als een uitstekende cd mag worden gecatalogeerd. Wat schiet er dan nog over voor Gait Klein Kromhof? Wel, we mogen zeker niet vergeten dat het harmonicaspel van Gait Klein Kromhof als een rode draad doorheen de cd loopt, met als hoogtepunt de bloedstollende mooie versie van Walter Horton’s ‘Easy’. Dit laatste nummer is ook gekend als ‘I Almost Lost My Mind’ van Ivory Joe Hunter en Pat Boone. En wie nu nog durft beweren dat onze noorderburen geen kaas hebben gegeten van de blues heeft met mij te maken. Ivan Van Belleghem (4) Gait Klein Kromhof and his many guests deliver Dutch Blues from the heart. Eigen Beheer I KM 2014-04 I Gait Klein Kromhof
De Twin-Cities’ gebaseerde band Davina & The Vagabonds presteren op 15 Juli hun nieuwe album ‘Sunshine’ op Roustabout Records. Davina Sowers (piano, Rhodes en zang), trompettist Daniel Eikmeier, Benjamin Link (trombone), drummer Connor McRae Hammergren, en Andrew Burns met zijn upright baslijnen en sousafoon presenteren mateloos 10 originele songs en als leuk extraatje een bonus track. Als ‘special guest’ bemerken wij ook nog Zach Miller (vibrafoon) en Tony Balluff op klarinet. Het album werd opgenomen in de The Pearl Recording Studio en voorzien van een analoog geluid. Voor de sound putte de band uit het rijkelijke bestaan van de Amerikaanse muziek, en het klinkt ongelooflijk origineel. Het schijfje opent met de originele titeltrack op Side A. Meteen katapulteert Davina ons terug naar de schitterende muzikale periode uit de fifties. Meteen gevolgd door het optimistische ‘Flow’ en de jazzy beïnvloed ballade ‘Fizzie Out’. Nog zo’n zielende trage is dan weer ‘Away From Me’. Maar de stemming wordt al even snel opgevrolijkt met de New Orleans tunes van ‘I Try To Be Good’. Na deze hypnotiserende rumba schakelen wij een versnelling hoger met het gezellige ‘You Better Start Praying’. ‘Red Shoes’ mag Side B openen, en ‘Throw it to the Wolves For Love’, is met een knipoog naar de onsterfelijke Fats Waller een knappe jazzy standaard. Plots gaat het gezwind naar de boogie sound van ‘I’d Rather Drink Muddy Waters’, origineel van Eddie Miler. Van Thomas Wright Waller coveren ze met succes ‘You Must Be Losing Your Mind’. Als afsluiter presenteert Davina een sublieme soloversie van Patty Griffin’s ‘Heavenly Day’. Gelukkig is dus ook onze versie voorzien van een bonus track. ‘Under Lock and Key’ is een opgesmukte versie van de titeltrack uit het inmiddels uitverkochte album DATV’s uit 2007. Davina schittert in al haar glorie! Philip Verhaege (4½) Davina & The Vagabonds playing unadulterated old-time jazz and vintage blues. It will also appeal to a lot of different music fans. ’Sunshine’ is a cute musical gadget. Roustabout Records I Zonder Nummer I Roustabout Records I Davina & The Vagabonds
Corb Lund leerden we in 2009 kennen met ‘Losin’ Lately Gambler’. De afstammeling uit een trotse naar Canada uitgeweken familie van ranchers, met wortels in Utah en Nevada, zocht zijn heil in Nashville. Drie jaar later dook hij even onder in een blokhut in het Canadese Edmonton om er aan ‘Cabin Fever’ te werken. Dit jaar ging het terug de omgekeerde richting uit, naar Tennessee. Lund was opnieuw en hele tijd op tournee als de platenfirma New West hem een studiosessie in de Sun Studio’s voorstelt. Lang nadenken is er niet bij, met enkele gitaren en een lapsteel trekt Lund in het gezelschap van zijn ‘Hurtin’ Albertans richting Memphis. Het gezelschap voelt zich blijkbaar opperbest in dezelfde ruimte waarin zestig jaar geleden Elvis en Cash hun ding deden wordt in nauwelijks twee dagen, of waren het nachten, een dozijn songs ingeblikt, voornamelijk materiaal uit ‘Hair In My Eyes Like A Highland Steer’ samen met wat oudere stuff. De ruige opener ‘Counterfeiters’ Blues’ en ‘Goodbye Copenhagen’ klinken als de ondertussen vertrouwde stuff. In deze inspirerende omgeving krijgt de rockende billy van het door slappende bass gedirigeerde ’Big Butch Bass Bull Fiddle’ nog een extra dimensie . Met op lekkere snarenriffs voorbij razende ‘Hair In My Eyes Like A Highland Steer’ klinkt het cowboy- en rodeoverleden van Lund nog wat sterker door en horen we de eerste authentieke jodel staaltjes. ‘Little Foothills Heaven’ is dromerige westernswing met ondersteuning van een zwierige pedalsteel, zo’n boerderijsong die meteen een brede glimlach op je gelaat te voorschijn tovert. ‘ Het aanstekelijke Five Dollar Bill’ groeide ondertussen uit tot Lund’s lijflied. Een ideale gelegenheid om de horlepijp dansjes nog eens in te oefenen om vervolgens nog eens even te slowen op het meeslepende ‘Buckin’ Horse Rider’. De lekkere gitaartwang en fingerpicking van de hitsige honky tonker‘ Hurtin’ Albertan’ en het niet van humor gespeende parlando in‘Roughest Neck Around’ krikken het tempo meteen weer wat op. ‘Truth Comes Out’ is een ietwat beklemmend buitenbeentje, maar wel een gedroomde afsluiter. We kunnen weer even verder in afwachting van ‘regulier’ werk van Corb Lund. Op de bij deze editie bijgevoegde DVD ‘Memphis Sun’, een voor CMT opgenomen TV special zien en horen we Lund op locatie in de studio inMemphis. In deze documentaire tonen Lund en zijn Hurtin’ Albertans in enkele interviews uitgebreid hun appreciatie voor het erfgoed van de muziekstad. Cis Van Looy (4) New West I NW6312 l Warner Music l Klanderman Promotion l Corb Lund
Onmiskenbaar pure folk van een uit een van de Keltische eilanden afkomstig combo dachten we bij beluistering van ‘Songs From The Twisting River’. Het door Jenny en Martin Schaub aangevoerde West of Eden stamt echter uit Zweden en leverde in het verleden al zeven langspelers af waarvan tot dusver alleen de voorganger ‘Safe Crossing’ in de cd-lader geraakte en niet alleen in onze cd rubriek bejubeld werd. Het afgelopen jaar sloeg het noodlot toe, gitarist David Ekh werd ernstig ziek en moest zijn muzikale activiteiten stopzetten en ook de bassist stapte op. Het echtpaar Shaub zet echter door samen met violist Lars Broman en een nieuwe akoestische bassist. Het wegvallen van elektrische gitaren opent nieuwe perspectieven. Bovendien zag Damien O’Kane de producer van Kate Rusby, een van de inspiratiebronnen van West Of Eden wel iets in een samenwerking. Afgelopen winter zat het gezelschap in Yorkshire. Jenny en Martin leveren het songwerk al dan niet gezamenlijk aan aan,in ‘Song For A Rover’ heeft ook violist Broman zijn inbreng. De kristalheldere zang van Jenny wordt afgewisseld met vocale inbreng van man Martin levert weerom prachtige Keltisch geïnspireerde folk op, traditioneel van snit en minder pop georiënteerd dan de voorganger. Dit voledig akoestische werkstuk klinkt stukken relevanter, vanaf de opener ‘River Fowey’ tot het afsluitende ‘Twisting River’. Zo denkt niet alleen de eerder vernoemde Kate Rusby over dit repertoire, La Rusby figureert in ‘The Bee That Stung ‘ terwijl Ron Block, de banjoman van Union Station, de backingband van Alison Krauss, duidelijk hoorbaar figureert in ‘Black Boat’. Schitterende (wellicht iets te) loepzuivere hedendaagse folk zoals ze die tot dusver alleen op het Groene Eiland fabriceerden. Cis Van Looy (4) Wakeman’s muzikale carrière beslaat meer dan 30 jaar en dat in verschillende muziekgenres zoals progressieve rock, klassiek, opera, pop, instrumentaal/New Age, soundtracks, en zelfs hard rock en metal. Deze ex keyboardspeler van de groep Yes maakte naam in de annalen van de progressieve rock. Hij bracht talloze soloalbums uit zoals ‘The Six Wives Of Henry VIII’ (1974), ‘Journey To The Centre Of The Earth’ en ‘The Myths & Legends of King Arthur & The Knights of the Round Table’ . Ook duetalbums met zijn zoon Adam staan op zijn palmares. In juli 2009 zat Wakeman achter de piano op het podium van jazzfestival in Lugano (Zwitserland). Samen met het Orchestra Della Svizzera Italiana en een koor, onder leiding van Guy Protheroe, bracht hij door zijn grootste werken live. Dart concert is nu op dvd uit. Je hoort en ziet o.a. ‘The King Arthur Suite’, ‘Catherine Howard 2009’ ‘Merlin The Magician’, en ‘Journey To The Centre Of The Earth’. Bij de dvd zit een boekje met uitleg over het concert, het festival, het orkest en de dirigent. Uitstekend voor de fans en de liefhebbers van zijn werk, alhoewel ik persoonlijk vind dat het meer naar het klassiek neigt dan naar progressieve rock. Patrick Van de Wiele (3½) De avant-pop songwriter, postminimalist componist en pianist Othon Mataragas werd geboren in Griekenland. Hij gaf zijn eerste concert op zijn vijfde en won verschillende Awards. Maar toen hij opgroeide was hij niet tevreden met klassieke muziek en hij werd gefascineerd door de Britse punk en New Wave. Aldus kwam hij naar Londen om daar piano te studeren, maar toch voelde hij zich nog een buitenstaander. In 2008 kwam zijn debuut ‘Digital Angel’ uit, en de opvolger ‘Impermanence’ kwam er drie jaar later. In 2012 nam hij deel aan geestesverruimende experimenten met het Ayahuasca brouwsel in Brazilië. Hij had geen idee waartoe hem dat zou leiden. Maar in de jungle, en omringd door sjamanen legde hij de basis voor zijn nieuwe cd. Het album brengt zijn klassieke achtergrond samen met zijn voorliefde voor heftige dansmuziek en de eeuwenoude wijsheid van de heilige en helende Ikaros liederen van de Braziliaanse stammen. Daarvoor werkte hij samen met de zanger Marc Almond, de futuristische elektro cabaret operazanger Ernesto Tomasini, Bird Radio en de sjamanen Javier Arevalo Shahuano en Jessica Ramirez Seopa uit het Amazonegebied. De titel van het album verwijst naar de een deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor mystieke ervaringen en innerlijke visioenen. Het resultaat is een cd met muziek die teert op cinematografische pop, heftige sjamaanse techno, downtempo jungle en door viool gedreven elektronica. De song ‘Dawn Yet to Come’ wordt omschreven als melancholische techno met preklassieke keerpunten, met daarboven een gospelkoor. En ‘Japan Suite’ is een mini requiem voor de nucleaire tragedie van Fukushima. Het tweede deel van de cd staat meer in het teken van de sjamaanse ceremonie. Eén van de heilige songs van de Kaxinawá stam, ‘Pasha Dume’, werd herwerkt in een technotrack, en ‘Cobra Coral’, een traditionele Umbandan song werd een “tribal” danstrack, waarop Marc Almond in het Braziliaans zingt. Patrick Van de Wiele (3½) A genre defying mixture that merges Western musical traditions with spiritual Brazilian influences Op zaterdag 17 mei 2008 gaf Harmonica Shah een gedenkwaardig concert weg op Spring Blues in Ecaussinnes. Hij toerde toen met een straffe band met drummer R.J. Spangler (ook bekend vanwege zijn werk met Johnnie Bassett) als blikvanger en het viel wel op dat Harmonica Shah geen gewone was. Harmonica Shah werd op 31 maart 1946 geboren in Oakland, Californië. Zijn echte naam is Thaddeus Hall, maar hij slaagde er in die naam officieel te veranderen in Seward Shah. Hij groeide op in Somerville, Texas waar zijn grootvader Sam Dawson hem de liefde voor de mondharmonica bijbracht. Op die manier was het voor Seward maar een kleine stap naar Harmonica Shah. In 1967 arriveerde Harmonica Shah in Detroit en velen onder ons zullen Harmonica Shah nog kennen uit de tijd dat hij in Detroit een duo vormde met Howard Glazer. ‘Havin’ Nothin’ Don’t Bother Me’ (Het stoort mij niet dat ik niets heb) is het zesde solo album van Harmonica Shah en we mogen gerust zeggen dat het een sterke plaat is geworden. Harmonica Shah is niet alleen een ‘ace’ op harmonica, hij is ook nog eens een uitstekend zanger. Hij wordt begeleid door Julian Fauth, die prachtig werk levert op piano en op ‘Worried Life Blues’ en ‘Short Haired Woman’ vocaal in duel gaat met Shah. Samen met Harmonica Shah is het vooral Jack De Keyzer die de plaat mee helpt inkleuren. Jack kan soms messcherp voor de dag komen en hij zorgt voor een puike wisselwerking met Julian Fauth en Shah in nummers als ‘All My Kids Is Ugly’ en het op een rhumba ritme voort deinende ‘Doctor Baker’s Blues’. Het hoogtepunt is echter de aanstekelijke rocker ‘Shake It Mama’, op de voet gevolgd door het schrijnende ‘Blind Man Crying In The Middle Of Detroit’ en de droefgeestige blues ‘Death Bell Tollin’’, waarin Shah ons vertelt hoe het voelt om een geliefde te verliezen. ‘Havin’ Nothin’ Don’t Bother Me’ wordt u dan ook warm aanbevolen. Ivan Van Belleghem (4½) ‘Havin’ Nothin’ Don’t Bother Me’ is so what the strongest cd we have received from Harmonica Shah Asmodaeus wordt in de persmap, die bij de vinylplaat 'Lies and Logic' zit, omschreven en aangeprezen als 'an early eighties cult synth band'. Het woord 'cult' impliceert dat de band zich niet meteen verzekerd zag van een plaatsje in de Radio 2 top-30. Vermoedelijk ook de reden waarom ik er nog nooit van had gehoord, al kan dat ook aan mijn belabberde muziekkennis liggen. Het excuus 'so much to hear, so little time' is al veel te vaak gebruikt. Bezieler Lieven de Ridder van Walhalla Records heeft zonet een nieuwe Asmodaeus-compilatie samengesteld. Het label, dat een uitstekende wereldwijde reputatie heeft, specialiseert zich in cult wave en minimal synth. Dat slechts zeven noten toch zoveel subgenres kunnen herbergen, is een nachtmerrie voor mensen die graag alles op een rijtje hebben en zetten. Op 'Lies and Logic' staan nummers van verschillende bronnen. Het merendeel is in de periode 1984-1985 enkel op cassette verschenen. Ook enkele covers, zoals 'Warsaw' van Joy Division (zij het enkel de lyrics) en 'Photographic' van Depeche Mode, kleuren het geheel. De overige nummers hebben spectaculaire titels als 'Radiation Dance', 'Enraged', 'Slut' en 'The Peeping Tom'. Het is moeilijk om ze accuraat te bespreken: het klinkt noisy, vuil, chaotisch, maar telkens ook geïnspireerd, doordacht en origineel. Het beste nummer is 'Happy Days', dat meer dan vier minuten over een dromerige soundscape doet verlangen naar vrolijke dagen. Asmodaeus is zeker niet voor iedereen - maar de kenners smullen van deze verzorgde uitgave, en de niet-ingewijden hebben de kans om iets zeer speciaal te leren kennen. Atypisch Belgisch en universeel, maar ook bijzonder bevreemdend. Julian De Backer (3) Asmodaeus is described as 'an early eighties cult synth band' in the accompanying press kit. Lieven de Ridder, founder of Walhalla Records, has released an interesting compilation pieced together from various sources and mostly released on cassette in the period from 1984-1985. 'Lies and Logic' offers a few covers, such as 'Warsaw' by Joy Division (though just the lyrics) and 'Photographic' by Depeche Mode. The results are noisy, dirty, chaotic, yet inspired, thought-out and original. 'Happy Days', the final track on side A of this vinyl release, is the highlight. Asmodaeus is an acquired taste. WR009 I Walhalla Records I Facebook
|
Archives
April 2024
|