CD & vinyl REVIEW BLOG |
Tohpati Ario Hutomo is een Indonesische jazz gitarist die zich hier laat omringen door bassist Jimmy Haslip en drummer Chad Wackerman. Samen brengen ze acht nummers die een mix vormen van jazz met rock en fusion. Het album is eigenlijk volledig instrumentaal op uitzondering van wat gesproken woorden tijdens de intro van het allereerste nummer 'Rahwana'. Fans van het genre zullen hier misschien wel van genieten. Ikzelf vind dit echter maar niks bijzonder en dat de cd een tweede keer in mijn cd-speler zal belanden is miniem. Luc Ghyselen (2) Moonjune Records I MJR 064 I Tohpati
0 Opmerkingen
In de eerste helft van de jaren zeventig bewees dit Britse folkcollectief dat het mogelijk was om trouwe om ook buiten folkkringen te scoren. In tegenstelling tot het folkinstituut Fairport Convention, dat traditionele folk op een rockende backbeat entte, opereerde Steeleye Span in de omgekeerde richting. Maddy Prior en gitarist Tim hart vormden voordien een folkduo, ze besloten samen met bassist Ashley Hutchings (ex Fairport) en een ander folkduo Gay en Terry Woods een band op te zette. Met fiddler Peter Knight en gitarist Martin Carthy werd in 1971 ‘ Please To See The King’ en ‘Ten Man Mop’ afgeleverd. Hutchings en Carthy zijn al met andere projecten bezig en het overblijvende trio gaat met vervangers Bob Johnson en Rick Kemp verder. Met deze line-up leveren ze met langspelers als ‘Below The Salt’, Parcel Of Rogues’ hun sterkste werk af op ’Now We Are Six’ wordt drummer Nigel Pegrum ingehaald. In ’74 heb ik Steeleye Span voor het eerst gezien, op Pinkpop. In het kille en druilerige Sportpark van Geleen treden de Britse folkrockers hoog op de affiche aan en zorgen voor een hilarisch intermezzo na een funky Captain Beefheart, Cockney Rebel en Status Quo en voor de afsluitende gitaarhero Rory Gallagher, destijds op de top van zijn kunnen .Een jaar later scoren ze met de monsterhit ‘All Around My Hat’, een uit de negentiende eeuw daterend lied, afkomstig van het gelijknamige album. Na ‘Commoners Crown ’volgen nog sterke langspelers zoals in samenwerking met producer Mike Batt zoals ‘Commoners Crowne’ In ’77 keert Martin Carthy even terug. Het onder impuls van de punkgolf snel veranderde muzikale klimaat speelt duidelijk parten en het einde lijkt nabij voor Steeleye Dan en in ’78 is nog een afscheidstournee.’Live at Least’ toont geenszins het gebruikelijke overzicht. Naast het ‘Spacey Sailor uit ‘Below the Salt’ en de uit ‘Please To See The King’ geplukte traditional ‘The False Kinght On The Road’ bevat de setlist zowat uitsluitend nieuw werk. Niettemin wordt enkele dagen na het uitbrengen van deze, allereerste liveregistratie van Steely Dan de groep ontbonden. ‘Sails Of Silver’ luidt in 1980 een eerste comeback in. Ditmaal geen reconstructie van songs uit hede Engelse en Ierse folkarchieven. Met uitzondering van de fraaie ballade ‘My Love’ waarin maddy Prior schitterend en het aan ‘Marigold’ gekoppelde ‘Harvest Home’ is ‘Sails of Sliver op verzoek van producer Gus Dudgeon uitsluitend met nieuw gecomponeerd met nieuw meer popgericht werk met respect voor de traditie gevuld, dat aantoont dat het liedje van Steeleye Span nog niet uitgezongen was. ‘Live at Last’ looks like a musical testament, only five days after the release Steeleye Span, together with Fairport Convention one of the most important representative combos of the British folkrock, was disbanded in 1978. Two years later an album with new material shows that they were survivors. Cis Van Looy (3½) Beat Goes On Records l BGOCD 1147 l Proper Music Distribution l Steeleye Span
“I was born in Chicago” zingt de destijds jonge harmonicaman Paul Butterfield in de catchy, van zijn geestesverwant en vriend Nick Gravenities geleende gelijknamige bluessong die hem op het lijf geschreven is. De uit het Hyde Park district van Chicago afkomstige bleeksheet, die een klassieke opleiding als fluitist volgt, toont zich een gretig bewonderaar van de muziek van zwarte blueslui die hij in zijn omgeving in de Southside oppikt en zal later die invloeden in zijn eigen muziek assimileren. Butterfield verruilt de fluit voor de diatonische harmonica en besluit samen met gitarist Elvin Bishop een muzikaal team te vormen. Het duo overtuigt Jerome Arnold en Sam Lay, de ritmetandem van de legendarische Howlin’ Wolf, om mee in hun project te stappen. In ’65 zorgt hun ontdekker producer Paul Rotchild voor een platencontract bij Elektra wat tot een eerste titelloos werkstuk leidt. De uit Electric Flag afkomstige supergitarist Mike Bloomfield en orgelman Mark Naftalin zijn ondertussen aan de line-up toegevoegd. Zelfs Dylan is onder de indruk en engageert Michael Bloomfield die eerder samen met Al Kooper op ‘Like A Rolling Stone’ figureerde en de ritmesectie van de Butterfield Blues Band als begeleiders voor het tweede destijds controversiële plugged deel van zijn show op het Newport festival. In 1966 wordt een opvolger van het debuut uitgebracht, ‘East-West’ komt in de befaamde Chess studios tot stand. Sam Lay is ondertussen vervangen door een andere zwarte drummer Billy Davenport. Na de openingssong, een strakke versie van Robert Johnsons ‘Walking Blues’ en het van allen Toussaint geleende ‘Get Out Of My Life Woman’ met een glansrol voor de dartele boogie piano van Naftalin volgt een eerste hoogtepunt “I Got A Mind To Give Up Livin’ and Go Shopping Instead “ zijn de openingswoorden van deze spitante tijdloze Chicaogobluesslijper die op de harmonica uithalen van Butterfield en verschroeiend snarenwerk van Bloomfied steunt. In tegenstelling van zijn ritmische bijdragen op het debuut op ‘East West’ profileert Bishop zich naast Bloomfield als volwaardig leadgitarist. In de lazy blues Never Say No’ komt hij zelfs op het vocale voorplan. Een drastische verandering in het beleid van Butterfield die niet langer het absolute leiderschap opeist leidt naar een ongebreidelde creatieve input van de gitaristentandem. Dat is overduidelijk merkbaar in de twee lang uitgesponnen gitaarjams in het verlengde van hun passage in The Fillmore in San Fransisco en die hier een dominante rol opeisen. De interpretaties van songwerk van dat onder de twee minuten grens blijft zoals het van Michael Nesmith geleende ‘Mary Mary’ en de funky adaptatie van Muddy Waters’ ‘Two Trains Running’ contrasteren fel met deze lang uitgesponnen instrumentale nummers waarin nieuwe muzikale horizonten worden opgezocht In ‘Work Song’, een vrije adaptatie van de compositie van Cannonball Adderly worden Butterfields harmonica improvisaties geflankeerd door inventieve soli van de gitaartandem en een jazzy orgel bijdrage van Naftalin; een fraai voorbeeld van een vroege jazzrockfusie. De afsluitende titelsong is een ruim dertien minuten aanslepende muzikale trip die de toenmalige tijdsgeest reflecteert en nauw aanleunt bij de acid-rock traditie uit de periode. Hoe dan ook het belang en de invloed van Paul Butterfield op de latere muzikantengeneraties in de (blanke) bluesscène is nauwelijks te overschatten. Op deze gelimiteerde versie met, een superieure opgewaardeerde klankkwaliteit kan je bijna een halve eeuw na datum in optimale omstandigheden genieten van deze adembenemende muzikale mijlpaal. Butterfield overleed op 4 mei 1987 en Bloomfield reeds op 15 februari 1981. SACD is de afkorting voor super audio cd. Deze 'super audio' compact disc is een optische alleen-lezen-schijf voor de digitale opslag van geluid ontwikkeld door Philips en Sony en moest de opvolger worden van de cd. De eerste sacd-speler werd in 1999 geïntroduceerd. De wijze waarop de audiosignalen worden gecodeerd noemt men direct stream digital, een 1 bits-audioformaat met een bemonsteringsfrequentie van 2,8224 MHz. De gegevens worden op discs van 4,7 GB geschreven, hetzelfde type schijf dat voor dvd-video wordt gebruikt. Sacd heeft geen grote impact gemaakt en er is vandaag de dag nog een kleine markt overgebleven, gericht op de audiofiele gemeenschap. Super Audio CD's die in Europa op de markt komen zijn meestal hybride. Dit betekent dat ze ook op een normale CD-speler in stereo kunnen worden afgespeeld, echter zonder de hoge geluidskwaliteit. Cis Van Looy (4½) Audio Fidelity l Hybrid Super Audio CD l AFZ 172 l Glass Onyon l Paul Butterfield
Het moet zowat een goed jaar geleden zijn dat Kris ‘Kirri’ Valvekens ons een uitnodiging stuurde om zijn nieuwste project “Kirri’s Travelin’ Kitchen Jam” live te kunnen meemaken. Het was, net als vandaag, zeer warm en de temperatuur in het bovenzaaltje van café Den Hemel (Okselaar-Zichem) was niet echt de plaats voor muzikanten die die avond het beste van zichzelf gingen geven. Op deze kennismaking hoorden we reeds nummers die nu op hun eerste ep zijn verschenen, nl. ‘These Days’ en ‘Going To Town’. Kris is een multi-instrumentalist en noteren ook graag andere projecten waar zijn naam onlosmakelijk aan verbonden is: Kirri Willy & Le Magasin Dangereux, The Moose, The 5 O’Clock Shadow Blues Band, zijn Neil Diamond Tribute Show enz… De andere ‘jammers’ die hier voor hun voortreffelijke muzikale bijdrage hebben gezorgd zijn Marc Steenberg (keys), Erik Hermans (bass, backing vocals) en Johan Asselberghs (drums). In de studio werd beroep gedaan op sessiemuzikanten Walter Mets (percussie), Hugo Boogaerts (sax) en Olivia Delforge (backing vocals). Voor de opname trok Kris en zijn muzikale familie naar de recent geopende opnamestudio van Dirk Lekenne (Boutersem) die meteen ook tekende als producer. Kris’ stem komt dankzij zijn ietwat nasale stemtimbre in de buurt van zijn idool Neil Diamond, dat maakte hij reeds duidelijk met zijn Neil Diamond Tribute Show. Alle nummers zijn gecomponeerd door Kris en met ‘Bad Weather Blues’ krijgen we een leuke opener die enigszins steunt op leuke saxklanken. ‘Nothing Matters’ is niet meteen die opgewekte song die je misschien wel zou verwachten; de soulvolle klanken dobberen hier op Marc Steenbergs Hammondinjecties terwijl ‘Goin’ To Town’ meer up-tempo is en ons ongewild terug voert naar beginjaren zeventig. Een nummer dat ongetwijfeld toch airplay op onze nationale én commerciële radiostations verdiend. ‘Sometimes Love’ is een sterke doch ietwat treurige meezinger waarin de hoofdrol weer is weggelegd voor schitterende orgelinterventies en Kris hierbij de smoelenschuiver boven water haalt. ‘The Days’ liet me zelfs bij momenten aan Bruce Springsteen maar ook aan andere leuke momenten terugdenken. Samengevat: ‘1 / One’ is zéker geen schijfje dat je onder een kleur kunt catalogeren, daarvoor is de muziek te divers. De muziekstijlen, in combinatie met de prachtige stem van Kris en natuurlijk de inbreng van de andere muzikanten verheffen dit schijfje naar een niveau dat alleen voor enkelen is weggelegd. Kirri’s Travelin’ Kitchen Jam hoort daar absoluut bij. Alfons Maes (4) Fandango I Zonder Nummer I Kirri’s Travelin’ Kitchen Jam
Nooit eerder gehoord van deze jongedame? Niet echt verwonderlijk, de uit Canada afkomstige film- en tv-actrice Colleen Rennison bouwde in haar thuisland en de VS al een behoorlijke reputatie op. Vooral in haar thuisland maakte ze furore als zangeres met ‘No Sinner’, een uit Vancouver afkomstig rockcombo. Dat haar soldebuut naar de naam ‘See The Sky About To Rain’, een van ‘On The Beach’ afkomstige song van Neil Young, is geen toeval. Colleen zocht en vond inspiratie bij de muziek die ze thuis tijdens haar kinderjaren hoorde en bladert daarbij uitgebreid in het grote Canadese songboek. Onder de hoede van de onvolprezen gitarist en producer Steve Dawson, geflankeerd door al even voortreffelijke studiokompanen werden een dozijn songs ingeblikt in The Black Hen Studio in Vancouver. Naast Young passeert Cohens ‘Why Don’t You Try . Die andere excellente Canadese songsmid Robbie Robertson is met twee songs vertegenwoordigd. Een sprankelend van positivisme ‘All La Glory’ dat Robertson destijds voor de geboorte van zijn dochtertje schreef, horen we hier in een gevoelige soulbluesversie. Even verderop bijt Rennison haar fraaie tanden niet stuk op ‘Stagefright, de titelsong van de derde langspeler van The Band waarvan ook de eerder genoemde song afkomstig is. Zelfs in het jazzy van Joni Mitchell geleende ‘Coyote’, een niet evidente en moedige keuze, overtuigt de jongedame en weet bovendien deze minder gemakkelijke song met haar bijzonder fraaie frasering ook een persoonlijke toets te geven. Dat gebeurt eveneens in een van Townes Van Zandt afkomstige countrygrass song, door de fiddle en mandoline van Tim O’ Brein in de bluegrassvelden gestuurd. ‘Fancy’, nauw verwant met Tony Joe Whites ‘Willie and Laura Mae Jones’ van Mississippi Delta Queen Bobbie Gentry, situeert zich in de swamplands ergens in het diepe zuiden. ‘Oleander van’ Sarah Harmer is van recentere datum, met Dawsons twangend snarenwerk en de vocale hulp van de Mc Crary Sisters wordt deze oorspronkelijk akoestische folksong naar een verfijnde slijper getransformeerd. We horen die sistas terug in het gospelgetinte‘My Crew’ van Booker T Jones. Dawson streelt eveneens de pedalsteel in ‘The Fool Is The Last Things To Know’, in deze tearjerker van Billy Coswill toont Colleen zich een onvervalste countrydiva met bijhorende smartelijke snik in de keel. Niet alleen de songkeuze, ook ‘Blue Wing’ van Tom Russell is aanwezig, getuigt van opmerkelijke goede smaak. Colleen Rennison is een uiterst veelzijdige zangeres. Helemaal onwaarschijnlijk zijn het genuanceerde inlevingsvermogen, het lijkt wel of die klassieke songs stuk voor stuk voor haar geschreven werden, en de maturiteit van een jongedame die nauwelijks vijfentwintig lentes beleefde. Cis Van Looy (4) Het Britse Uriah Heep ontstond in 1969 nadat gitarist Mick Box al een jaar of twee aan modderde met een bandje dat de naam The Stalkers heette. Maar met het eerste album onder de naam Uriah heep, '… Very 'Eavy … Very 'Humble' (1970), ging de bal echt aan het rollen. De hard rock of progressieve rock die de heren maakten steunde op een massieve keyboard sound. En als heel ik eerlijk moet zijn kon ik in die periode maar weinig nummers opnoemen van deze band die ik echt kende – 'Gypsy' en 'Easy Livin'' en dat was het zowat –, in tegenstelling tot bands als Deep Purple, Black Sabbath en Led Zeppelin die toen ook het mooie weer uitmaakten. Maar als ik nu terug kijk op de backcatalogus van Uriah Heep, dan zorgde deze band toch voor wel heel veel prachtige nummers (o.a. 'Look At Yourself', 'July Morning', 'The Wizard', 'Lady In Black', 'Sweet Lorraine', 'Return To Fantasy', (nvdr - en zeker niet te vergeten het prachtige ‘Salisbury’)...). Intussen zijn we heel wat line-up's verder en komt Uriah Heep ons nu verblijden met hun vierentwintigste studio-album. Originele gitarist Mick Box laat zich nu bijstaan door lead vocalist Bernie Shaw, Phil Lanzon (keyboards), Russell Gilbrook (drums) en Dave Rimmer (bass) en nog steeds krijg je die echt typische sound van de band: progressieve hard rock steunend op stevige, massieve keyboardklanken. Elf uiterst knappe nummers krijg je hier aangeboden door dit vijftal. Dat de heren er negen kansen op tien geen groot hitsucces meer mee zullen scoren, zal hen worst wezen. De tijden zijn immers veranderd maar Mick Box en zijn kornuiten doen gewoon waar ze erg goed in zijn: tijdloze knappe muziek maken die door de fans van de band en vele rockfanaten nog steeds meer dan welkom zijn. Ik zal heel eerlijk zijn: zwakke nummers heb ik niet gehoord, echte uitschieters eigenlijk ook niet al zijn er altijd nummers dat je net iets liever hoort dan een ander. En soms ligt dit gewoon aan heel kleine dingen. Als ik hier toch uitschieters moet gaan vermelden, dan kies ik voor het vlotte en aanstekelijke 'The Law', het stevige en uptempo gebrachte 'The Outsider', het hitgevoelige 'Looking At You', het machtige 'Jesse' en het gedreven en prachtig groovende 'Say Goodbye'. Wat heb je nog meer nodig om nu al richting platenboer te lopen? Misschien het feit dat het al ene hele tijd geleden was dat ik nog zo overdonderd ben geweest door een stel “oude ratten in het vak”? Wanneer en waar komen die mannen nog eens naar België? Oh ja, vorig jaar waren ze nog te gast op de Breese Vostertfeesten. Luc Ghyselen (4½) Deze band is nooit echt populair geweest op plaat maar als een live band hebben ze nog steeds hun gelijke gevonden. In Europa begon Sha Na Na een beetje aan populariteit te winnen na hun schitterend optreden op het originele Woodstock festival in 1969. Als we over rock-‘n-roll spreken dan kunnen we het met elkaar eens zijn dat de drie grootste singer-songwriters/gitaristen uit die periode wel degelijk Chuck Berry (1926), Buddy Holly (1936-1959) en Eddie Cochran (1938-1960) zijn. Mensen als de Everly Brothers, Roy Orbison, Carl Perkins, Gene Vincent graaiden maar als te graag in het werk van het genoemde drietal. Maar ook Sha Na Na ontsnapt hier niet maar het bleek meer dan eens dat hun versie niet altijd het werk van de hierboven genoemde artiesten reflecteerde. Op ‘The Night Is Still Young’ krijgen we meteen met ’Sunday Morning Radio’ een aangenaam gevoel. Meteen een nummer dat bij velen zal weten te scoren. Geen heftige rock-‘n-roll maar een leuke slow. Het gaspedaal wordt meteen ingedrukt bij ‘Sea Cruise’, een nummer dat we allen kunnen meezingen maar luister vooral naar de dingen die Sha Na Na hiermee doet, en vooral naar de vreemde gitaarloopjes. Dat nummer werd reeds in 1959 uitgebracht door Huey Piano Smith & The Clowns. We zochten verder op deze schijf naar échte rock-‘n-rollnummers en vonden o.a. ‘The Vote Song’ dat eigenlijk dan weer een beetje doowop bevat. Het nummer werd geschreven door hun originele zanger Richard Joffe. Nog meer leuke rock-‘n-rollmuziek buldert uit de luidsprekers als ‘Bless My Soul’ en andere. Er bestaat ook een bootleg van livemuziek van Sha Na Na toen ze in België (1972) waren en ze begeleid werden door het toenmalige BRT orkest olv Francis Bay. Scott Simon schreef ook het mooie ‘Sunday Morning Radio’ en nu kunnen we jumpen op de maat van, ‘Oh! Lonesome Boy’. Twangende gitaarriffjes verbazen ons in ‘It’s What You Do With What You Get’. Tijd om de zakdoek weer boven te halen ondergaan we in John Bauman’s ‘Glasses’. Prachtige ballade met schitterend pianowerk en de langspeler eindigt met ‘In The Still Of The Night’. Wie niets anders dan hevige rock-‘n-roll nummers had verwacht komt een beetje bedrogen uit. ‘The Night Is Still Young’ is een voortreffelijke staalkaartje waar de muziek van Sha Na Na voor staat. De tweede schijf daarentegen zijn livemomenten en het komende uurtje worden we onderbedolven door pure rock-‘n-roll klassiekers. Gezien het om een liveversie gaat vonden we dat de klank toch zeer uitstekend werd weergegeven. Ik geef je enkele titels ‘Chantilly Lace’, ‘Why Do Fools Fall In Love’, ‘Tears On My Pillow’, ‘Rock-‘n-Roll Is Here To Stay’ enz… Nog een leuk weetje. De hit ‘Sandy’ uit ‘Grease’ dat John Travolta met zoveel passie zingt werd meegeschreven door Sha Na Na’s pianist Screamin’ Scott Simon. Beat Goes On brengt hier weer een zeer leuke dubbelaar op de markt. Alle diehard rock-‘n-rollfanaten lopen nu naar de platenboer en kopen deze schijven aan zonder enige vorm van twijfel. En hou je ook van meer ingetogen momenten, dan kun je echt niet om muziekwerkje heen. Alfons Maes (4½) Van deze Britse muzikant hebben we in het verleden reeds werk besproken. Dit waren ‘Robin George And Vix: You’ en ‘Robin George: Dangerous Music’. ‘History’ was meteen ook zijn eerste grote release in 1983. Uit dit album werd ‘Go Down Fighting’ als single getrokken en deze schijf deed het toen niet slecht. De muzikanten die hem in de studio bijstonden waren buiten hem als zanger en gitarist Dave Holland (drums, die nadien de mogelijkheid kreeg om bij Judas Priest te gaan spelen, wat hij ook deed), Pino Palladino (bass), Phil Lynott (bass), Mel Collins (sax), Daniel Boone (keyboards), Mark Stanway (keyboards), Terry Rowley (Hammondorgel), Pete Wright (bass), Loz Labhart (bass) en Mo Birch (bvox). Toch nog even dit. Het was Daniel Boone die Robin toen aan de reeds overleden charismatische zanger van Uriah Heep, David Byron, voorstelde en zo belandde George voor een tijdje bij deze hardrock outfit. De opnames van dit album vonden plaats tussen 1979 en 1981 en door zijn aanwezigheid bij Uriah Heep liep deze langspeler heel wat vertraging op. Robin George maakt aangename rockmuziek, niet teveel eigen ego van de muzikanten maar net genoeg om het album fatsoenlijk te laten klinken. Twaalf nummers en voor die periode waren dat er veel. We legden onze oren te luisteren en de nummers die ons het best bijbleven waren ‘Heartline’, de single ‘Go Down Fighting’ uiteraard, ‘Showdown’ met Phil Lynott (Thin Lizzy) op de bass, maar ook het zwaar startende ‘Get On Your Knees’ en ‘Tonight Was Meant To Be’ behoren tot onze favorieten. En het nummer waarmee de langspeler afsluit mogen we ook tot de betere songs rekenen. Het is dan ook de enige slow (en instrumentaaltje) met prachtig gitaarspel van George. Zeer leuk hebbeding en de liefhebbers van late seventies en vroege eighties rock zullen hier nog een behoorlijk vette kluif aan hebben. Om met de wijze woorden van Malcolm Dome, die de liner notes schreef, af te sluiten: “History is geen nostalgische trip maar een muziekles voor iedereen…” Alfons Maes (3) Hoezo, je kent de Meanies niet? Maar je bent wel vertrouwd met de namen James Warren (zanger Korgis, Stackridge), John Baker (Graduate, Korgis), Glenn Tommey (Stackridge), Andy Marsden (Tears For Fears) en al laatste Martyn Sheppard die in een band zat waarvan je de naam niet vlot tweemaal achter elkaar kunt uitspreken: The Wrote And Bucket Monday Sextet. De Meanies werden gevormd in 1988. Wat hebben deze nu allemaal gemeen? Dat ze graag nummers brengen uit hun verleden bands maar dat ze ook niet vies zijn om in de backcatalogus van collega’s te grasduinen. Ze doen het wel op hun eigen manier en dat ze ook geen… twintigers meer zijn, dat hebben ze dus met elkaar gemeen. Dus muziek gebracht door heren met een jarenlange muziekervaring. Wat dacht u als opener en een nieuwe en frisse versie van de Foundation’s hit ‘Baby Now That I Found You’. Leuke harmonie zorgt met het nodige instrumentarium voor een leuk resultaat. Het is vooral de schitterende samenzang die voor een resolute overtuiging zorgt. Dat horen we ook in ‘How Long’ destijds de eeuwigheid in gezongen door niemand minder dan Paul Carrack toen hij nog deel uitmaakte van de popband Ace. Deze versie klinkt zeker niet slecht maar een stem als die van Carrack valt niet te kopiëren. Luister ook eens naar de gitaaruitstapjes van Martyn “Sheppy” Sheppard. Zeemzoete close harmonie om van te smullen. Nog meer smulwerk krijgen we uit de backcatalogus van de Amerikaanse Doobie Brothers met ‘Listen To The Music’ wat hun eerste hit in Europa was. De gitaarintro van de Doobies is niet na te spelen en helaas moeten de Meanies het onderspit delven maar dankzij weer die mooie gezangen wordt het toch nog een aanvaardbare cover. Dat ze in Engeland Fleetwood Mac (de Amerikaanse versie welteverstaan) nog niet vergeten zijn krijgen we hier te horen in ‘Dreams’. De samenzang klinkt wat mij betreft overtuigender dan op het origineel. Surfrock komt overwaaien van over de grote oceaan met de Beach Boys ‘Surfin’ USA’. De Beach Boys scoorden met deze song reeds in 1963. Hopelijk doen de Meanies dit nu over. Verder krijgen we nog leuke versies van de Korgis’ hit ‘Everybody Got To Learn Sometime’, wat natuulijk niet mocht ontbreken maar ik mis wel de synthesisertonen in deze versie. Gelukkig is het de gitaar die veel goed maakt. Maar ook Tears For Fears’ ‘Everybody Wants To Rule The World’ ontsnapte hier niet. Wat de Meanies doen is simpel: ze brengen oude muziek terug tot leven, nummers die je nog zelden op een radiostation te horen krijgt. En ze doen dat verdomd met veel stijl. Hopelijk zijn er nu na de beluistering van deze mooie cd enkele grote radiostations geïnteresseerd om deze Meanies airply te geven want ze verdienen dit zonder enige vorm van protest. Of kunnen we hier spreken van een heropstanding van de Hollies anno jaren zestig? Zelfs indien je de nummers niet zou kennen (of herkennen), dan koop je de cd toch alleen al voor de schitterende stemmen hier. Alfons Maes (4) If you like covers, you will certainly buy this amazing cd. The strength of the Meanies are the vocal abilities and they are also one by one very excellent musicians. Music to make the Hollies jealous… Angel Air Records I SJPCS428 I Proper Records Distribution I The Meanies
1979 staat niet onmiddellijk bekend als een schitterend muziekjaar (dood van Sid Vicious, 2de lp Van Halen, huwelijk van Eric Clapton met de ex-vrouw van vriend George Harrison). Geen echte hoogtepunten op muzikaal vlak, eerder een scharniermoment met het nakende einde van disco en het begin van de new wave-periode. In dit klimaat zag deze collector’s item het daglicht. Vroeger vrij snel in de koopjesbakken, nu vrijwel onvindbaar op origineel vinyl. In dat opzicht is het verheugend opnieuw toegang te krijgen tot een stukje funky rythm&blues met rock-‘n-roll gehalte. ‘Jack Knife’ was een éénmalig project van 2 schoolvrienden die meenden de wereld te moeten verbazen. John Wetton, bassist en keyboards, kennen we onder andere van King Crimson, Wishbone Ash en Uriah Heep, maar kreeg wereldwijd weerklank met zijn samenwerking met gitarist Steve Howe (Yes) in de groep Asia. Richard Palmer-James richtte mee Supertramp op, maar speelde enkel op de debuutplaat (de beste volgens mij) en stapte toen over naar King Crimson (ook als tekstschrijver). W.J. Hutcheson speelde op een Hammondorgel en wat piano, verdween later in de onbekendheid. De muziek bestaat uit blues covers en bewerkte traditionals, zonder pretentie en met veel vreugde. Best genietbaar op een warme zomerdag of on the road, maar het klinkt natuurlijk wat gedateerd. Toch verdiende het indertijd meer weerklank en erkenning. Ja, alles is periode-plaats-en tijdsgebonden. Waar wacht je op om zelf je oude creaties onder het stof uit te halen en de wereld te verbazen? Marino Serdons (3½) Primary Purpose Records I PP001CD I Cherry Red Records I John Wetton
Op 11 april van dit jaar verscheen een compilatie cd (de zoveelste) van de Nederlandse rockband Focus. Wie? Jaja, Je kent ze wel wanneer Thijs Van Leer de hogere zangregionen opzoekt in het nummer ‘Hocus Pocus’. ‘Golden Oldies’ werd als zeer originele titel gekozen. Wie kwam op dit lumineus idee? En stel gerust de vraag wie in de 21ste eeuw nog zin heeft om de zoveelste verzamelaar te kopen van een band die teert op een paar hits: ‘Hocus Pocus’, ‘Sylvia’, ‘House of the King’,… vergeet ik er eentje? Dat was het dan! De rest is gewoon wat amusante spielerei van een stel muzikanten die geen afscheid konden nemen van hun eerste composities. Thijs van Leer heeft met ‘Introspection’ getoond dat zijn virtuositeit eerder op het klassieke vlak lag, maar in de groep Focus toch een gebrek aan inspiratie vertoonde. Wil dit zeggen dat deze cd tot wegwerpproduct wordt gepromoveerd? Neen, niet helemaal, het geeft een goed beeld van wat de groep de afgelopen decennia (niet) heeft gepresteerd. Leuk om nog eens terug te horen. En zeker omdat de digitalisering er nu helemaal een koud perfectionistisch stukje van gemaakt heeft. Inderdaad, vroeger kreeg ik rillingen van de prachtige dwarsfluit van Thijs Van Leer en het schitterende gitaarwerk van Jan Akkerman (bv op ‘Tabernakel’), maar nu bekruipt mij toch een naar gevoel. Een onbehagen wegens de platte commercie die muziek tot pulp vermaalt. Wil je echt genieten van die enkele prachtige nummers? Koop dan de originele elpees, iets minder afgelijnd, maar zoveel natuurlijker en warmer. Je vindt ze voor een prikje op elke platenbeurs. Marino Serdons (2½) In And Out Of Focus Records I IF001CD I Cherry Red Records I Focus
The Everly Brothers, ooit een schitterend duo singer-songwriters met een hemelse stem die we niet meer hoeven voor te stellen. En wat ‘brothers’ betreft, dit is ook reeds geschiedenis gezien dit jaar (3 januari 2014) Phil Everly kwam te overlijden. Ze hebben ons tijdens hun bestaan met prachtige en soms ontroerende muziek bestookt en nog steeds is hun muziek, al dan niet zelf geschreven, onsterfelijk. Denk maar bijvoorbeeld aan hun grote hits ‘Cathy’s Clown’, ‘Let It Be Me’, ‘Crying In The Rain’ en ‘Wake Up Little Susie’ om er maar enkele te noemen uit hun oneindige palmares. Met deze twee langspelers duikelt Morello Records in een ver verleden. Het gaat hier om twee langspelers die in 1972 op de markt kwamen. ‘Stories We Could Tell’, genoemd naar een nummer van ex-Lovin’ Spoonful frontman John Sebastian zit propvol schitterende covers maar worden afgewisseld met enkele eigen nummers. We krijgen o.m. knappe versies van o.m. Kris Kristofferson’s ‘Breakdown’, het van de Bramletts geleende ‘All We Really Want To Do’ maar ook een echt schitterende versie van Rod Stewarts ‘Mandolin Wind’. De eigen songs beperken zich tot ‘Up In Mabel’s Room’, ‘I’m Tired Of Singing My Song In Las Vegas’ (ja, daar kunnen we begrip voor opbrengen, beste Don), en ook nog het voortreffelijke ‘Green River’. Nog meer leuke covers ontdekken hier in de vorm van Jesse Winchester’s ‘The Brand New Tennesse Waltz’ en natuurlijk ook Sebastian’s ‘Stories We Could Tell’. ‘Tennessee Waltz’ is een fantastische cover en we kennen ook nog de versie van o.m. The Walker Brothers die het enkele jaren (1976) later op hun langspeler ‘Lines’ zetten. De versie van Don en Phil is gewoonweg super. Dat mogen we zonder enige schroom ook zeggen van ‘Stories We Could Tell’. Neen, we krijgen geen enkele van hun grote hits van maar wel twee langspelers die echt de moeite meer dan waard zijn om te herontdekken… als je deze niet zou kennen. ‘Pass The Chicken and Listen’ is een volledig coveralbum maar als dat steeds op zo’n gevoelige manier zoals de Everly’s kan gebracht worden dan hebben we daar absoluut geen probleem mee. Openen doen ze met het beklijvende ‘Lay It Down’, de emoties spatten er af en werd gepend door ene Gene Thomas, neen niet onze Vlaamse Gene. Mickey Newbury schreef het pakkende ‘Sweet Memories’ en we maken weer even de dansvloer vrij voor de eensteensleper. Dat de Everly’s ook bekend waren voor hun sterke country covers maken ze hier duidelijk met het door Lee Clayton geschreven ‘Ladies Love Outlaws’, dus je kan je nog steeds bekeren tot de criminaliteit. Dat ouwe grijze bard Kris Kristofferson prachtig songs kan schrijven dat weten zelfs mijn kamerplanten maar het wordt nu echt pakkend met ‘Somebody Nobody Knows’. En Guy Clark, die dit jaar bekroond werd met de prijs van beste folkalbum, ‘My Favourite Pictures Of You’, leverde ‘het tijdloze ‘A Nickel For The Fiddler’. “Wat hebben we vandaag geleerd?” zou ene Piet Huysentruyt zeggen. Wel, dat de Everly Brothers ook buiten hun grote charmante hits kunnen bekoren met misschien wat –voor sommigen toch- minder bekend werk maar dat ze dat met evenveel passie en grandeur weten te brengen, dat leidt geen twijfel. Een tweede duo, dat de schoenen van Don en Phil zou mogen aantrekken, moet helaas nog geboren blijven en dat zal zo nog wel een tijdje blijven. The Everly Brothers zijn gewoonweg de vertolkers van hemelse muziek waarbij de goden zelfs het volume van hun radio zullen hoger zetten. Alfons Maes (4½) "What have we learned today?" That’s the question Piet Huysentruyt, one of our national (cook) celebrities on television always ask. Well, the Everly Brothers also seduce with lesser known songs (for some anyway) outside their big hits, but they always sings them with the same amount of passion and grandeur. The Everly Brothers are simply the interpreters of heavenly music… the gods will certainly turn up the volume of their radio… (Re)releases blinken uit van kwaliteit en dan bedoel ik niet het glanzende schijfje op zich of de opname (überhaupt valt daar niks op aan te merken-gelukkig maar), maar wel de uitstekende scouting van oud en nieuw muzikaal talent. Browse door de catalogus van het co2-neutrale platenlabel en je bent enige tijd zoet. Onlangs verscheen er weer zo’n pareltje van de ex-violist van Curved Air (herinner u de single ‘Back Street Luv’ of youtube het even). De titelsong ‘Children of the Cosmos’ voert je mee over galaxies ontstaan in jaren …’60-70. Het ene moment waan je je in space, wat later later in een film of musical. Progrock heeft vooral in Wallonië veel aanhang (denk maar aan de band Machiavelli) en een aanstekelijk ritme zoals in ‘The Best of Times’ smeekt voor een optreden in de club Spirit of ’66 te Verviers. Darryl Way was niet alleen founder-member van Curved Air, hij componeerde ook enkele klassieke werken en opera’s. In deze cd tracht hij die klassieke opleiding te mixen met moderne genres en zo nieuw klankenpalet te creëren. Darryl Way is echt wel van alle markten thuis. In ‘Nature’s Way’ en het instrumentale ‘LaganLove’ krijgt de klassieke viool haar verdiende plaats. ‘Summer of Love’ start met een sitar-riddle en geeft een exotisch tintje aan het geheel. ‘Reggae’-deuntje siert ‘Don’t Look Back’. De zangpartijen komen vooral ter ere van Darryl Way zelf, behalve in ‘Fire with Fire’ waar Rosie haar talenten botviert. Intrigerend zijn wel de 3 opeenvolgende nummers (A winter’s tale, A modern tale, An american tale)? Maar zijn voorliefde voor klassieke muziek kan en wil hij niet verdoezelen door te eindigen met de up-tempo bewerking ‘Sergey’. Is dit een wereldschokkende cd geworden? Absoluut niet, daarvoor zijn de composities veel te braaf met te weinig verrassingen en te weinig samenhang. Gewoon degelijk werk van een klasse-muzikant. Genietbaar en oprecht. Voer voor de echte liefhebber! Marino Serdons (4) The Right Honourable Recording Company I RHRC001CD I Cherry Red Records I Darryl Way
Nooit gehoord van Chris Braide, maar volgens Wikipedia een belangrijke songwriter voor o.a. Britney Spears of Beyoncé. Dan je weet ook onmiddellijk welke stijl hij hanteert alhoewel…. Zijn 2de solo-album, ‘Fifty Dollar Plantes and Twenty Cent Stars’, blinkt niet onmiddellijk uit van originaliteit. Invloeden van eerstgenoemden en verwijzigingen naar Marc Bolan’s T-Rex of Genesis-zang zijn misschien ver gezocht, maar toch hoor je dat dit muzikaal niet erg verrassend of inspirerend werkt. Schoenmaker blijf bij je leest: pen verder aan je prachtige songs maar laat de uitwerking en vertolking over aan anderen. ‘Fifty Dollars...’ bevat een aantal te verwaarlozen popsongs. Veel te mainstream om op te vallen. De akoestische nummers, waarbij de nadruk ligt op de songtekst, pakken je af en toe wel bij je nekvel. Hoogstaande poëzie moet je echter niet verwachten. ‘Take what you can’ spreekt boekdelen. Heeft wat musical-gehalte dat doet denken aan Brian Protheroe. Maar komt nog niet tot aan diens enkels. Als je besluit om dit album toch een kans te geven, speel het dan af en in omgekeerde volgorde. Start met het laatste nummer ‘Agent Wilde’ en eindig met de titelsong. Misschien dat het JOU wel kan bekoren. Marino Serdons (2½) Eigen Beheer I BP-CD-003 I Cherry Red Records I Chris Braide
Munster Records I MRCD 345 l Sonic RendezVous l Klanderman promotion I Ben VaughnIn de zomer van ’93 togen we naar het Cactus Festival voor Richard Thompson en Gill Scott-Heron en keerden terug uit Bugge als nieuwbakken fans van Ben Vaughn. De geniale anti-ster uit Philadelphia exploreerde het pre-Beatles tijdperk met prettig gestoorde surf en rockabilly maar ook fraaie popballades. Men noemde Vaughn wel eens de missing link tussen Jonathan Richman en de eveneens fel onderschatte retrorocker Marshal Crenshaw, die overigens het schitterende ‘I’m Sorry’ (But So Is Brenda Lee) van de bedenker van ‘Big Drum Sound’ coverde. Vaughn schonk de kogelronde zwarte brulboei Barrence Withfield, die destijds ook op het programma van Cactus stond, een magisch rustpunt in zijn hyperkinetische set met ‘The Apology Line’. Bovendien was Vaughn actief als producer van fijne retrospectieves van Charlie Feathers, Johnny Otis en Arthur Alexander. In ’95 verhuisde Ben naar LA waar hij nog steeds actief is als muzikant. Een tijdje geleden was er nog het instrumentale project ‘Designs For Music’, een schitterende imaginaire soundtrack. Dat is ondertussen alweer acht jaar geleden. Op de cover van ‘Texas Road Trip’ zien we een foto van een autocat, van hetzelfde type als de tourbus waarmee combo’s als Bob Wills en zijn Texas Playboys de Lone Star State doorkruisten eind jaren veertig. Zo diep graaft Vaughn niet, hij keert wel terug naar Texas, meerbepaald naar San Antonio ergens midden in de jaren zestig, de periode toen Sir Douglas Quintet furore maakte. De achterkant van de hoes staat een foto van een piepjonge Vaughn in het gezelschap een lachende Doug Sahm. Wanneer de sessies in Austin tot stand kwamen blijft een raadsel maar Sahm die in ’99 overleed is er in ieder geval niet meer bij. Wel present zijn muzikanten uit zijn entourage, Augie Meyers met zijn karakteristieke, onafscheidbare voxorgeltje, gitarist John X Reed, die naast Sahm met zowat alle leden van The Flatlanders samenwerkte. Speedy Sparks en Mike Buck (drummer bij de oerversie van The Fabulous Thunderbirds en medeoprichter van The LeRoi Brothers) vormen de ritmetandem.Voor de onontbeerlijke fiddle zorgt Alvin Crow, terwijl Scott Esbeck (Charlie Robinson, Los Straitjackets) voor achtergrondzang zorgt. Kortom de ideale line-up voor de muziekjes van Vaughn die met Doug Sahm in gedachten werden gecomponeerd. ‘Boomerang’ trapt de informele sessie af. Als Meyers de trekzak even boven haalt in ‘Miss Me When I’m Gone’ weet je meteen hoe laat het is. ‘I’ll stand Alone’ is een onweerstaanbare, bluesy dansvloersleper en ook in ‘Texas Rain’ waart de geest van Sahm onmiskenbaar rond. De rockende billy van ‘Sleepless Nights’ en het niet van humor gespeende ‘She Fell Out Of The Window,’ waarbij Nashville veteraan Bill Lloyd als co-auteur vermeld wordt en het sterk op de ritmiek van ‘She’s About A Mover’ geënte ‘Six By Six’ toveren ongetwijfeld een kamerbrede glimlach bij de onsterflijke, ergens hierboven residerende San Antonio hipster. Cis Van Looy (3½) Rip Lee Pryor is de zoon van de legendarische Chicago bluesartiest Snooky Pryor. En de gelijkenis is niet allen uiterlijk merkbaar, maar ook en vooral muzikaal. Hij werd geboren in Chicago in 1958. Rip Lee is dan ook van in de wieg diep verbonden met de bluessound. Rip Lee begon op vrij jonge leeftijd te spelen op eeen afgedankt harp van zijn vader en performde in enkele locale bandjes. In 1994 begon hij ook met gitaarspelen en had met zijn vader de opname ’Mind Your On Business’. Vier jaar later registreerde Rip Lee het album ’Pitch a Boogie Woogie’. Hij hield er een dagtaak op na tot in 2000, toen tien jaar later beenmergkanker werd vastgesteld. Mar Rip Lee is terug en sterker dan ooit. De release ‘Nobody But Me’ is Rip Lee’s debuutalbum op het label Electro-Fi ,waar ook zijn vader ooit voor registreerde van 1998 tot aan zijn overlijden op 18 Oktober 2006. Rip Lee (vocals, gitaar en harp), Alec Fraser (bas, Circus drum) en Bucky Berger op drums en percussie demonstreren in 12 nummers enkele originele en knappe coverbewerkingen. Rip Lee pende uiteindelijk een 3-tal songs bij elkaar en houdt het vooral simplistisch in de 50’s style Chicago bluesarrangementen. Zo zijn ‘Shake Your Boogie’, ‘Crazy Bout You Baby’, ‘Heard The News’, ‘I Got My Eyes On You’ en ‘Pitch A Boogie Woogie’ geleend van zijn vader Snookey. Is ‘You Gotta Move’ een classic van Elmore James, en werden ‘Wake Up Baby’, ‘Keep Our Business To Yourself’ en het afsluitende ‘One Way Out’ ooit bij elkaar geschreven door Rice Miller aka Sony Boy Williamson. Iedere song is ingekleurd door Rip Lee’s gitaar en harp, en zijn diep begeesterde no-nonsense bluesritmes. De expressieve harptunes zijn een knappe invulling met Rip Lee’s diepe bluesstem. Net zoals bij zijn vader is Sonny Boy de meest voor de hand liggende invloed. De vele muzikale hoogtepunten puilen dus werkelijk uit op de old-skool bluesrelease. De minimalistische bezetting is dan ook een maatstaf voor deze traditionele bluessound. Knap! Philip Verhaege (5) Als baby afgestaan door haar moeder en verzeilde ze van het weeshuis in New Orleans in haar adoptiegezin hield ze het niet lang uit bij een vader die vooral de fles koesterde. Van huis weglopen en drugs leiden naar het afkickcentrum. Haar achttiende verjaardag bracht ze in de cel door na een autoinbraak op zoek naar pillen. Ze leefde in begeleid wonen projecten, studeerde een tijdje filosofie, werkte zich van bordenwasser op tot restauranteigenares, werd opgepakt voor rijden onder invloed bij de opening van haar tweede restaurant ‘ Dixie Kitchen’, later de titel van haar eerste langspeler. Tijdens haar afkickperiode ontdekte ze de muziek en ze componeerde haar eerste song op haar vijfendertigste. Met de opbrengst van de verkoop van het restaurant financierde ze In 1999 ‘Drag Queens in Limousines’. Ook de opvolgers ‘Filth and Fire’, ‘Mercy Now’ en ‘Between Daylight and Dark’ zijn gevuld met autobiografisch songwerk dat de rauwe, pijnlijke levensloop van de ondertussen naar Nashville verkaste zangeres reflecteert. Met haar outing als lesbienne kon ze destijds in het conservatieve Zuiden op weinig begrip rekenen maar om de klasse van haar repertoire kan men niet omheen. Vier jaar na ‘The Foundling’ ligt de zesde studioplaat in de cd speler. Acht songs, die zo beschrijft de ze zelf door een van haar donkerste periodes, en dat betekent in het geval van Gauthier wel iets, werden geïnspireerd. Bovendien kon ze op de hulp van onvolprezen collega’s uit de betere songsmidse zoals Gretchen Peters en Beth Nielsen Chapman rekenen. Klassemuzikanten als gitarist Guthrie Trapp, bassist Victor Krauss, Lynn Wiliams op drums en pianist Jimmy Wallace zorgen samen met de stemmen van Chapman, Ashley Cleveland, The Mc Crary Sisters voor begeleiding in de studio van Ricky Scaggs. Het is meteen flink raak met het sombere ‘When A Woman Goes Cold’, een hopeloze noodkreet van een verbitterde vrouw die ook in ‘False From True’ en de titelsong pijnlijk doorklinken. We worden bij zoveel leed een beetje ongemakkelijk bij. Het is alsof Mary dat beseft, ‘Oh Soul’, het akoestische duet met Darrell Scott klinkt wat draaglijker er priemen toch een beetje hoopvolle zonnestralen door de donkere wolken. ’Worthy Worthy’ drijft enkel op piano en de wondermooie slidegitaar van Darrell Scott. “Nobody wants to be alone I hope you’re happy now‘, I heard you’ve find someone, I’ts been years since your house feels like home”. Het zijn bijna prevelende woorden uit ‘Walking Each Other Home’, een teder en vergevinsgezind poëtisch epos. In ‘How You Learn To Live Alone’ galmt de onnavolgbare twang van Duane Eddy’s Gretch en het lijkt wel of Gauthier zich ondertussen stilaan met haar eenzame lot verzoend heeft, of toch een beetje hoop op beterschap in de toekomst koestert. Het zou een fraaie afsluiter zijn deze wondermooie, zacht uitfadende song, die eer is voorbehouden voor ‘Another Train’. Neen, de reis van deze rusteloze dame is nog lang niet ten einde. Cis Van Looy (4½) Mark Hummel werd geboren op 15 december 1955 in New Haven, Connecticut, maar groeide op in Los Angeles, CA. Hummel begon professioneel te performen na zijn verhuizing naar de San Fancisco Bay Area in de vroege jaren ‘70. Mark Hummel was jarenlang bandleider bij de band The Blues Survivors en is dus werkelijk een blues survivor. In de afgelopen drie decennia ontwikkelde hij zijn eigen handelsmerk met zijn harmonica. Een subtiele combinatie van klank, frasering en resonerende interacties. Mark zit sinds 2000 bij het gerenommeerde label Electro-Fi Records en heeft in die tijdspanne nu dus liefst vijf knappe cd’s op de markt gegooid. Mark heeft voor zijn nieuw project alweer een geweldige cast bij elkaar weten te hutselen. Het album werd geregistreerd in twee wonderbaarlijke sessies. Een achttal nummers werden geregistreerd in de Joyride Studios in Chicago op 14 augustus 2013. Een maand eerder, namelijk op 8 juli ,werden nog eens zes songs ingeblikt in de Greaseland Studios in San Jose. In The Windy City waren Little Charlie Baty en Anson Funderburgh (gitaren), R.W. Grigsby (bas), Was Starr (drums) en saxofonist Doug James van de partij. In San Jose hanteerde Chris ‘KId’ Anderson de gitaar, was R.W. Grigsby ook present met de baslijnen, zat Sid Morris op de pianostoel en hanteerde June Core de drumsticks. Het album opent met de geweldige uptempo song ‘Blues Stop Knockin’, origineel van Lazzy Lester (feat. Stevie Ray Vaughan) Naast Hummel’s harp gaan Baty en Funderburgh gretig in duel met hun respectievelijk instrumenten. Deze Texas gearomatiseerde versie klinkt dan ook net zo lekker als de origineel versie. In ‘I’m Gonna Ruin You’ (Jimmy Reed) neemt de band wat gas terug, om terug het gaspedaal in te drukken met het swingende ‘The Hustle Is On’. Doug James saxtunes vormen hier samen met de gitaargrooves voor schitterende interacties. Kid Andersen en Hummels harp betoveren de bluestrage ‘What Is That She Got’ (Muddy Waters). Andersen doet dit nog eens fijntjes over in ‘Bobby’s Blues’ en het opwindende ‘Sittin‘ At The Bar‘. Op de piano boogie ‘Hard Time Getting Started’ is het verdomd moeilijk stil te zitten. En wat dan gedacht van ‘Give Me Time To Explane’, ooit van Percy Mayfield, waar Mark’s harmonica riffs duidelijk de bovenhand nemen. ‘You Got Me’ is dan weer oprechte West Coast jump. Heerlijk! ‘Tonight With A Fool’ klinkt net zo emotioneel als rationeel. De wisselwerking tussen de verschillende instrumentaties is net zo boeiend dat het moeiteloos onze aandacht vasthoud. En dat is uiteraard niet minder in Little Walter‘s ‘Crazy Legs’. Deze instrumentale klassieker herbergt dan ook alle essenties van de origineel track. Met deze geestelijke ingesteldheid gaan we naar de bluestrage ‘Drivin’ Me Mad’ en de jump en swingende afsluitende knaller ‘Gee I Wish’…. I had a little girl like you… Yeh! Me too, Mark. Philip Verhaege (5) Mark Hummel have the true essence of the jump blues summarized in 14 songs. This is a blast of an album ! Starman Records - het label dat zich stilaan heeft ontwikkeld tot de 'Criterion Collection' van de Vlaamse muziekerfenis - laat het televisiepubliek fijntjes weten dat frontman Marcel Vanthilt vooral ook volbloed muzikant is. Daarom verschijnt nu een EP met drie gloednieuwe solonummers. En die is geweldig! 'Twee Heren' zou u kunnen opvatten als het antwoord op Raymonds 'Twee Meisjes': de bevreemdende sfeer complementeert de speciale tekst. Het resultaat is bijzonder en mooi. Ook 'Stroman' baadt in diezelfde sfeer. De wilde TILT!-kant van Vanthilt komt dan weer perfect tot uiting tijdens 'Paracetamol', dat met zijn mantra 'Zuster! Zuster! Hoort u mij?' op een dreunende beat drijft. Schuimbekkend, enthousiast en geweldig aanstekelijk. Zeker niet voor iedereen, maar geheid dansvloergoed voor wie met open oren luistert. In de jaren '80 was dit een monsterhit, vandaag valt alles (helaas) veel minder op. Wij dragen alvast ons steentje bij en dwingen u beleefd tot kopen. Aanschafmanend, om het met een neologisme te zeggen. 'Marcel Vanthilt EP' is een zeer aangename verrassing, met mooi artwork van Bert Lezy. Julian De Backer (4) Marcel Vanthilt - Belgian television personality, erstwhile MTV host and new wave musician - returns with a three song EP. The perfect prelude for the ultimate Arbeid Adelt!-compilation, due later this year on Starman Records. 'Twee Heren' and 'Stroman' are two fragile, beautiful songs, but 'Paracetamol' is where the party is at. An infectious beat that stomps and kicks like a dog with rabies. This demands to be on your summer playlist, even if you don't understand any of the words. An unexpected surprise, with lovely Bert Lezy artwork Ruim negen jaar is het geleden dat dit Canadese duo een eerste gezamenlijke album ‘Moning Sun’ op de markt gooiden. De release oogstte meteen lovende kritieken en leidde tot meerdere Canadian Maple Blues Awards nominaties. Het tweede album ‘Night Bird Blues’ werd ook al geregistreerd op het label Electro-Fi Records, en de Award prijzenkast dikte verder aan. En laat Chris Whiteley nu nog steeds een van onze favoriete singer-songwriters/multi-instrumentalisten zijn. Hij werd geboren in Kansas maar verhuisde met zijn familie naar Toronto, waar hij als tiener speelde met blueslegende Lonnie Johnson. Later ontmoette Chris ook de Chicago bluespiano legende Blind John Davis. Diana Braitwaite is dan weer een rechtstreeks afstammeling van de Amerikaanse zwarten die wisten te ontsnappen uit Virginia en hun vrijheid zochten in Canada om via de Underground Railroad hun privileges te bekomen. Dit project leidde zelfs tot de oprichting van een ‘multimedia muziekgeschiedenis workshop waar Diana en Chris deel vanuit maakten. Diana kreeg zelfs de bijnaam ‘national treasure’ door Bluz FM radiopresentator Danny Marks. Nu is er dus het uitmuntende album ‘Scrap Metal Blues’. Het duo kreeg vakkundige hulp van John Sheard (piano), Ron Johnson (bas), Vinca Maccarone (drums), Neil Brathwaite (tenor sax) en baritone saxofonist Phil Skladowski. Het schijfje opent met de Nubian Queen blues song ‘Rockin’ Nubian’. Met een rechtstreekse link tussen de Nijl en de Mississippi rivier swingt het nummer meteen de pan uit. Op de traag tergende ballade neemt Chris vocaal het voortouw, al zijn de hemelse pianotunes ook hier nooit ver weg. De titeltrack is een vette boogie die met knappe National Steel gitaar en strak drumwerk is ingekleurd. Het zwoele duet ‘Hold Me Tight’ zal menige heren doen uitnodigen tot enig schoon vrouwvolk om de dansvloer te bevolken. In ‘Hawaii Blues’ is Dan Whiteley permanent aanwezig met zijn mandoline, al is ‘Boogie Train’ meer dan degelijke West -Coast. De tropische jazzy ritmes van ‘Johnny to the Fair Blues’ doen ons wegdromen naar goudgele stranden en improviserende ritmes. ‘Sit Down on the Back Porch’ heeft dan weer die Chicago getraceerde groove. De knappe gitaarriffs vormen ook een uitstekende basis voor de uitmuntende vocale prestatie van Diana. De track ‘Blues Suite’ is een opwindend duet die werkelijk alle tempowisselingen in zich meedraagt die je je maar kunt voorstellen. Helaas moet een album ook een eindsong hebben. De eer is weggelegd voor het nummer ‘Manitobo Flood’. Het is een hommage die het midden houdt tussen Louis Jordan en de ‘St-Louis Blues’ van WC Handy. De zwoele trompetarrangementen zijn een leuke uitsmijter als afsluiter. Knap! Philip Verhaege (5) "Scrap Metal Blues" is unique in its kind. It is home to some unique sound that you will actually be wild about. This is really an innovative album! Wakeman’s muzikale carrière beslaat meer dan 30 jaar en dat in verschillende muziekgenres zoals progressieve rock, klassiek, opera, pop, instrumentaal/New Age, soundtracks, en zelfs hard rock en metal. Deze ex keyboardspeler van de groep Yes maakte naam in de annalen van de progressieve rock. Hij bracht talloze soloalbums uit zoals ‘The Six Wives Of Henry VIII’ (1974), ‘Journey To The Centre Of The Earth’ en ‘The Myths & Legends of King Arthur & The Knights of the Round Table’ . Ook duetalbums met zijn zoon Adam staan op zijn palmares. In juli 2009 zat Wakeman achter de piano op het podium van jazzfestival in Lugano (Zwitserland). Samen met het Orchestra Della Svizzera Italiana en een koor, onder leiding van Guy Protheroe, bracht hij door zijn grootste werken live. Dart concert is nu op dvd uit. Je hoort en ziet o.a. ‘The King Arthur Suite’, ‘Catherine Howard 2009’ ‘Merlin The Magician’, en ‘Journey To The Centre Of The Earth’. Bij de dvd zit een boekje met uitleg over het concert, het festival, het orkest en de dirigent. Uitstekend voor de fans en de liefhebbers van zijn werk, alhoewel ik persoonlijk vind dat het meer naar het klassiek neigt dan naar progressieve rock. Patrick Van de Wiele (3½) Billy J. Kramer and the Dakotas was een popbandje opgericht in 1963 niet ver van de plaats waar vele Merseybands vandaan kwamen, Liverpool. Billy’s echte naam is William Howard Ashton en de andere muzikanten in de band waren Mike Maxfield, Robin MacDonald, Ray Jones en Tony Mansfield. Tijdens de jaren 1963 tot 1967 was de band zéér populair en niet alleen in Groot-Brittannië maar ook in diverse land in Europa. Ze gingen uit elkaar nadat hun succes begon te tanen en in de zomer van 1967 was het zover. Billy en zijn Dakota’s waren zeer goede vriendjes met John Lennon en Paul McCartney, dat verklaart waarom ze veel covers van het legendarische duo op plaat zetten. In 1963 verscheen hun eerste langspeler ‘Listen’ en het jaar daarop verscheen ‘Little Children’. Datzelfde jaar kregen we ‘I’ll Keep You Satisfied’ en nog in ’64 lag ‘Trains And Boats & Planes’ in de platenrekken. Uit de eerste langspeler onthouden we vooral de schitterende nummers ‘Dance With Me’, het beklijvende ‘Sugar Bay’ maar ook ‘Da Doo Ron Ron’ en ‘Great Balls Of Fire’, waren aanvaardbare coverversies. En met de Beatlescover ‘I’ll Call Your Name’ werd deze lp afgesloten. Uit ‘I’ll Keep You Satisfied’, waarop op vele songs van de vorige langspeler terug te vinden zijn, vielen vooral het titelnummer en de volgende Beatlescovers ‘’I’ll Be On My Way’ en ‘From A Window’ op. Met langspeler nummer drie gaat hetzelfde richting uit. Slecht enkele nieuwe nummers belandden op deze vinyl en het is pas met ‘Trains and Boats and Planes’ dat we een andere Kramer horen. Uiteraard krijgen we zijn grote hit ‘Trains and Boats and Planes, een song die nog steeds blijft verbazen. En wat dacht u van zijn versie van de klassieker ‘Twilight Time’ een song die de Platters destijds onsterfelijk maakten? De Drifters scoorden in 1964 sterk met een nummer van Kenny Young en Arthur Resnick ‘Under The Boardwalk’. Ik kan me echt niet meer herinneren of dat ook het geval was bij Kramer. Jackie DeShannon schreef ‘When You Walk In The Room’, Kramer maakte er toch een mooie versie van. Over het algemeen had Billy J. Kramer toch leuke momenten. Helaas bleven die voor een grotendeel achterwege hier op het continent en verzandden nadien in de vergetelheid maar dankzij Beat Goes On Records kunnen we deze toch ietwat magistrale, nostalgische momenten weer beleven. Alfons Maes (3½) Spencer Day, singer-songwriter en pop crooner maar vooral een man wiens vorige albums nl. ‘Vagabond’, ‘If Christmas Doesn’t Kill Me’ en ‘The Mystery Of You’, een ietwat jazzy jasje hadden, keert met zijn vijfde album terug naar zijn roots. Hij doet dat met vijf schitterende covers maar we krijgen ook vijf nieuwe nummers, originele te horen. Een eerste single, ‘Missing Tonight’, werd reeds uitgebracht en kreeg lovende kritieken. In 2010 gaf hij openlijk toe aan zijn familie en de media dat hij homofiel is en hoe Rufus Wainwright en k.d. Lang hem hebben geholpen om de negatieve impact hiervan te reduceren. Wat hij ook maar mag zijn, het is niet omdat hij een homo is dat we op die basis zijn muziek gaan evalueren. Dan kunnen we dat ook nog doen voor dertig percent van de gehele muziekindustrie. Het is de muziek die telt, niet iemands geaardheid. ‘Missing Tonight’ is een leuk nummer met een jazzy sausje maar het helemaal als een jazznummer bestempelen, dat zou verkeerd zijn. Nog andere eigen nummers zijn ‘Naturally’ dat hij samen schreef met Bill DeMain en Larry Goldings. ‘Don’t Let Me In’ is een nummer dat vol zachte sensualiteit zit en dit dankzij zijn voortreffende, zachte stem. Nog een original is ‘Wait Till I Get You Alone’ maar eigenlijk zou zo’n knap nummer zichzelf moeten verkopen. Day beschikt inderdaad over een opmerkelijke stem, eentje waar je uren kan naar luisteren. De covers worden al op een even overtuigende manier gebracht als zijn eigen nummers. Wat dacht je van een leuke versie van Lee Hazlewood’s ‘These Boots Are Made For Walkin’’ waarmee Nancy Sinatra lang geleden op de muzikale landkaart terecht kwam. The Young Rascals scoorden mid jaren zestig met het nog steeds schitterend klinkende ‘Groovin’’ en Spencer legt in zijn versie net diezelfde leuke, aangename maar vooral ontspannende sfeer. The Association kennen we vooral nog van hun ietwat felbesproken ‘Along Comes Mary’, een nummer met een dubbelzinnge inhoud qua tekst, en daarmee hoog scoorden wereldwijd. Met prachtige Hammondpartijen maakt Day van hun ‘Never My Love’ er haast een nieuw nummer van. En wanneer je dacht dat hij geen sterkere nummers durft te coveren luister dan maar eens goed naar wat hij met CCR’s ‘Bad Moon Rising’ heeft gedaan. Nu krijgt het nummer een jazztintje mee, een versie waarop Fogerty alleen maar jaloers kan zijn. Dat Spencer zijn klassiekers kent laat hij horen op ‘World Without Love’ van jawel van Lennon/McCartney. Kathleen Grace zorgt hier voor de tweede stem. Gewoonweg verbluffend. Wie het werk van Spencer Day maar niets vindt die moet zich eens grondig laten onderzoeken want dan scheelt er wel iets. Day’s muziek is gewoonweg innemend, een man die je met zijn muziek inpalmt vanaf het eerste tot het laatste nummer. Waar moeten we hem dan catalogeren. Bij jazz? Bij Pop? Bij croonersmuziek? Waar speelt hier geen rol. Day flirt nu eenmaal met al deze genres en wanneer je dat goed uitkomt, waarom zou je het dan veranderen. Heren organisators, wil je eens wat anders op je podium, book dan zeker deze Spencer Day. Je zult er echt van houden, geloof me. Alfons Maes (4½) Day's music is simply charming, from top to bottom. Where should we place him? Jazz? Pop? Crooners music? Which genre really doesn’t matter. Day flirts with all these genres and when it suits you, why would you change it? Eigen Beheer I Zonder Nummer I Glass Onyon I Spencer Day
Misschien voor velen een grote onbekende totdat ik namen als Flo & Eddie, de Turtles, Frank Zappa en Alice Cooper laat vallen. Inderdaad, Scott was destijds hun basspeler maar werkt al geruime tijd aan een solocarriére. Zo kregen we in 2008 zijn knap album ‘Other Planets’ en dit wat meteen zijn solodebuut. Deze ‘And The Earth Bleeds’ is zijn tweede werkstukje onder eigen naam. We kennen hem ook van zijn medewerking bij o.m. Kim Carnes, Sonia Dada, Mavis Staples, en Shawn Christopher om er maar enkele te noemen. ‘And The Earth Bleeds’ is een muziekpallet waarop etherische, zeg maar bijna buitenaardse muziek, dominant aanwezig zijn. Voeg daar nog wat Franse hoorns, bedekt met een laagje vioolarrangementen die je ongetwijfeld doen denken aan Keltische muziek en je krijgt een mix van soulvolle, mysterieuze songs. ‘Gypsy Mother and the Royal Bastard’ zou de gedroomde Keltische song kunnen zijn maar Scott geeft het een andere dimensie. Zeker een nummer dat bij de absolute hoogtepunten mag gerekend worden. ‘Free’ is écht een stukje buitenaardse muziek en werd gebaseerd op het werk van William Wallace (Schots patriot die zijn land leidde tegen de Engelse bezetting circa 1272) . Ana Maria Botero horen we hier als de schitterende violiste en Michael Scott levert de etherische vocalen. Een tweede schitterend nummer… ‘The Battle Of Neverland’, zegt het haast zelf, is gebaseerd op JM Barrie’s ‘Peter Pan’ en hierop krijgen we weer schitterende Keltische invloeden en ‘Run’ ontsnapt daar ook niet aan. Ik moet mijn woorden ‘hoogtepunten’ terugfluiten want zodra je de ganse cd hebt beluisterd kom je tot de vaststelling dat er geen hoogtepunten zijn, het zijn allemaal stuk voor stuk meesterwerkjes. Het idee achter deze cd kwam door een bezoek van Scott aan Schotland in 2013. Als je van Keltische muziek houdt en nummers gebracht door een muzikant die al vele paden bewandeld heeft, dan moet je niet twijfelen om deze cd aan je collectie toe te voegen. Zoals ik reeds schreef, het zijn allemaal pareltjes van nummers die qua diversiteit toch opmerkelijk van elk schillen. Dit is luistermuziek en bij voorkeur te beluisteren met een koptelefoon (of zonder als je over een uitstekende stereoset beschikt) vanuit je luie zetel. Verplaats u net als Erik Scott naar de Highlands van Schotland en geniet van iedere seconde muziek. Alfons Maes (4½) Eigen Beheer I Glass Onyon I Zonder Nummer I Erik Scott
Progressieve kringen in de jaren zeventig dweepten met rockgroepen die buiten de lijntjes durfden kleuren. Curved Air imponeerde met de lp Phantasmagoria of de hitsingle ‘Back Street ‘Luv’ onder impuls van de getalenteerde Sonja Kristina. De mix van klassiek, rock, pop gaf een fusion-impressie waar de grote massa niet voor bezweek. Maar in het kleine alternatieve wereldje kwam veel appreciatie voor Sonja Kristina, Darryl Way op electrische viool, later ook voor Eddie Jobson en Stewart Copeland. (u wel bekend van Roxy Music en the Police) Sedert 2008 spint Curved Air een nieuwe muzikale route uit . Sonja Kristina heeft oud-gediende Florian Pilkington (drums) en Kirby Gregory (guitar) kunnen overtuigen om samen met Harris (bass), Norton (keyboards) en Sax (on violin) een spetterend nieuw album (North Star) af te leveren. Opener ‘Stay Human’ teert nog op de oude stijl maar ‘Time Games’ typeert door zang en viool in een jazzrock kleedje met schitterende gitaarsolo van Kirby. In ‘Puppet’ creëert de zoete Sonja met vaste stem een sprookjesachtige mainstream song, een rustgevende oase. Muzikaal en vocaal blijft de groep verbazen door prachtige melodieën. ‘Images and Signs’ sluit perfect aan met hun symfonische rock verleden. Gedreven en zwevend, multi-instrumentaal gecomponeerd en een jazzy-intermezzo. Elk nummer verbaast door haar diversiteit en kleur. En bij ‘Young Mother’ zullen de oude fans kippenvel krijgen van nostalgie. De song ‘Across the universe’ overstijgt zelfs Kate Bush in haar beste jaren. Sonja Krsitina laat eindelijk in haar ziel kijken. De cd telt 14 nummers (waarin je niet snel zal skippen) en gebruikt vrijwel de maximumcapaciteit (meer dan 70 minuten). Tempo-wisselingen en het rijke instrumentarium brouwen een rijk muzikaal mengsel, het ideale oorsmeer voor iedere liefhebber van experimentele fusion-rock. Marino Serdons (4½) |
Archives
December 2024
|