CD & vinyl REVIEW BLOG |
Het gaat met een instrumentale funky groove van start die je even op het verkeerde been zet, debuut is niet meteen de juiste omschrijving voor dit combo. De respectievelijke bandleden van dit kwartet hebben er ondertussen naar verluidt al een behoorlijke staat van dienst opzitten, bundelen nu die ervaringen en hebben hun bestemming gevonden, getuige de bedrieglijk slome southern funk van ‘Find My Way Back’. Het is een van de gezamenlijk gecomponeerde nummers van het kwartet dat naast gitaartandem Josh Zee en Phil Hurley met de ritmetandem bassist Lonnie Trevino Jr. en Phil Bass aan de drumkit is opgebouwd. Daarnaast brengen de vier muzikanten afzonderlijk hun eigen songs aan waarmee ze bovendien afwisselend op de voorgrond komen. Dat resulteert in een opmerkelijk afwisselend schijfje. ‘Old Engine’ een door Zee uiterst klaaglijk en soulvol gedebiteerde southernrock parel met schitterend slepend snarenwerk imponeert van bij de eerste beluistering. Met de rockende brok ‘Down To Hell’ van Bass belanden we bruusk op onze beide voetjes op de grond of zelfs dieper. ‘King of Friday Night’ van is zoals de titel beloofd iets voor een (te) wild feestje in de plaatselijke saloon. Trevino lonkt met ‘Can’t Live Without You’ niet alleen met aanstekelijke basstructuren en de hulp van vibrafoon en orgeltje nadrukkelijk in de richting van de destijds door Holland- Dozier-Holland aangestuurde Four Tops, of zijn het toch The Isley Brothers tijdens hun gloriedagen bij Motown. Het dubbelloops gitaarwerk van ‘One More Time’ en het twangende ’29 Miles’ missen evenmin hun uitwerking. Trevino, de onbetwiste soulman van het gezelschap haalt nog eens fraai uit met zijn flexibele stembanden in de eersteklas slijper ‘Falling Out’ en deelt in de funky jam ‘Moonlight Reprise’ nog een welgemikte kopstoot uit. Vervolgens mogen Zee, Hurley en Bass achtereenvolgens met zonnige countyrock, stevig naar de seventies refererende gitaarrock en een akoestische afsluiter met harmoniërende samenzang nog eens uitgebreid haasje over springen. Zit al even in de cd-lader van de automobiel verankerd, dit straffe ‘Burn & Shine’ van The South Austin Moonlighters. Cis Van Looy (4) Blue Rose Records l BlUDP0641 l Sonic RendezVous l Klanderman Promotion l The South Austin Moonlighters
0 Opmerkingen
Gelukkig bestaat er zoiets als persoonlijke homepages van onbekende groepen. Hoe zou een recensent anders The Sours moeten introduceren? Volgens hun website zijn ze een trio muzikanten uit New York. Met namen als Sarah Schrift (geweldig toepasselijk voor een songschrijver), Sasha Markovic en Kana Kamitsubo is het correct te veronderstellen dat het nakomelingen van immigranten zijn. Maar Jack White wist al: "You're an immigrant too". Uiteindelijk zijn enkel de Native Americans de enige originele inwoners van het continent. Wat spelen The Sours? Zelf noemen ze het "a melange of smoky jazz, classic rock and art-school derived music". Op hun beste momenten klinken ze als Haim, Court Yard Hounds en The Judds. Op hun minst geïnspireerde momenten zijn ze als een slaapmutsje na een iets te zware maaltijd. Onschadelijk, maar zelden spannend. Toch is het lekker weg luisteren (want muziek kan moeilijk weg knabbelen) bij openers 'everwas', 'second stop' en 'gnt' (alles bewust zonder hoofdletters, een keuze van de band). Tussen nummers 4-8 zakt het geheel in als een soufflé, maar afsluitende tracks 'kubrick', 'egret' en vooral 'wish' (met een stevige pianopartij) zijn pittig en prettig. The Sours zullen geen wenkbrauwen doen fronsen, maar voorlopig zetten ze het muziekminnend hart van deze recensent ook nog niet in vuur en vlam. Mogelijk was dat ook niet hun betrachting. Mooie, schattige platenhoes, trouwens! Julian De Backer (3) New York-based trio The Sours offer "a melange of smoky jazz, classic rock and art-school derived music" according to their personal website. Echoes of Haim, Court Yard Hounds and The Judds come peeping around the corner during their best ditties, but sometimes the results are less thrilling. Which is fine and dandy, because The Sours are always pleasant to listen to. You won't wake or warn the neighbours when you crank up the volume. Opening track 'everwas' and 'gnt' are very lovely, but the definite highlight of this album is the penultimate track 'wish', with potent piano chords. Not too shabby, and the cover artwork is very cute. Zozemusic - ZM13002 - Moonjune Records – The Sours
Ted ‘Popa Chubby’ Horowitz werd geboren in The Bronx, New York City op 31 maart 1960. Zijn artiestennaam is een verbastering van ‘pop a chubby’, wat zoveel wil zeggen als een erectie krijgen. Al verwijst ‘Chubby’ ook wel naar zijn postuur. Sinds zijn debuutalbum ‘Gas Money’ uit 1994, brengt Popa met de regelmaat van een klok wel een nieuw album uit. Sterk geïnspireerd door Cream en uiteraard Jimi Hendrix viert Popa Chubby zijn jubileum met het album ‘I’m Feelin’ Lucky’. En hij voelt zich overduidelijk niet alleen gelukkig, ook wij zijn happy na een eerste luisterbeurt. Het studioalbum zal begin oktober in de platenrekken liggen en wordt uitgebracht door het label Cleopatra Records. In zijn nieuwste project had Chubby ook de gelegenheid om enkele nieuwe arrangementen uit te werken in zijn home studio in de Hudson Valley. Met de sterke backing van Chris Reddan (drums), Dave Keyes (piano, orgel, clavinette) en Fransesco Precario op bas is het album ‘I’m Feelin’ Lucky’ misschien het meest toegankelijke dat Popa Chubby ooit registreerde. De release opent met het heerlijke ‘Come To Me’, een duet met Dana Fuchs. Op dan maar naar de moderne arrangementen van ‘One Leg At The Time’. Popa houdt zijn gitaarsolo’s ingetogen en bescheiden en zingt met volle overtuiging. Net zoals in ‘Three Little Words’, waar Tipitina Horowitz in de belangstelling komt met haar trompettunes. Het traditionele ‘Rollin’ N’ Tumblin’ heeft alweer een moderne schikking ondergaan. Hambone Willie Newbern die de song voor het eerst opnam in 1929 zou verbaasd opkijken naar deze uitermate knappe versie. De emotionele ballade ‘Too Much Information’ heeft als basis een akoestische grondslag. Meemoedig heupwiegen wij lekker mee, tot Chubby versterking krijgt van Mike Zito in het meest bluesy nummer ‘Rock On Bluesman’. De heerlijke gitaarduels zijn meteen ook een leuk meegenomen onderdeel van de song. De titeltrack is een lekker stukje funky gesyncopeerde instrumentatie. Popa pijnigt meer dan eens zijn wah wah pedaal maar overdrijft nergens. En ook dat is een kunst op zich. Het nummer ’Save Your Own Life’ is een heavy ballade waar de grenzen nooit worden overschreden. De track ‘I’m A Pitbull’ (Nothing But Love) ligt waarschijnlijk het dichts bij Chubby hart. Van dit zeer onbegrepen ras heeft Popa er wel eentje lopen in de huiskamer. Hij houdt oprecht van het beest, en dat vertaalt zich in het speelplezier dat hij hier tentoonspreid. Een ode aan zijn trouwe viervoeter. Afsluiter van dienst is de urban soulballade ‘The Way It Is’. Popa Chubby heeft heel wat variatie in zijn nieuw album gelegd en dat getuigd van de grote klasse die schuilt in een rasartiest als Ted Horowitz. Philip Verhaege (5) Popa Chubby refutes a lot of variation in his new album. Which testifies to the great class that lurks in like performers like Ted Horowitz. Great release… De legendarische band New Model Army komt uit het Engelse Bradford en is vernoemd naar het Engels revolutionaire leger van Oliver Cromwell. Oorspronkelijk was de band beïnvloed door punkrock en Northern soul. Na heel wat omwisselingen binnen de groep zijn momenteel Justin Sullivan (vocals, gitaar), Michael Dean (drums, percussie), Dean White (Keys en gitaar), Marshall Gill (gitaar) en bassist Ceri Monger de groepsleden. De band schreef geschiedenis met sensationele platen als ‘No Rest for The Wicked’ uit 1985, ‘The Gost of Cain’ (86), ‘Thunder and Consolation’ uit 89 en het vorig jaar verschenen album ‘Between Dogs and Wolf’. Nu is dus het zeven tracks tellende ‘Between Wine And Blood’. Het dertiende album dat alweer met spuwende rock-’n-roll is geïnjecteerd. Met politiek geladen lyrics klinken de songs heel fris en uiterst modern. Maar geen nood voor de diehard fans van het eerste uur. De rauwe en granieten arrangementen zijn nog steeds aanwezig. De openingssong ‘According To You’ slaat ons meteen met versuffing uit onze spreekwoordelijke sokken. Net zoals het strakke drumwerk in ‘Angry Planet’ dat verder wordt aangewakkerd door opstuwende gitaarriffs. De track ‘Guessing’ en het overheerlijke en meteen ook meest toegankelijke ‘Sunrise’ is opgebouwd rond akoestische tunes. Als toemaatje is er een limited edition dubbel live-cd opgebouwd rond de ’Between Dog And Wolf Tour’. Dit alles is keurig verpakt in een hardback boekje, en er is ook een dubbel vinyl plaat beschikbaar. Philip Verhaege (4) New Model Army surprised us with new studio material. Heavy guitar riffs are perfectly combined with a modern touch. Band Of Willies is een Belgisch blues/rock-viertal uit de buurt van Oudenaarde en bestaat uit Willem Tack (guitars, vocals), Laurent Vanden Broecke (guitars, backing vocals), Pieter-Jan Vancamelbeke (bass) en Francis Michels (drums). Op deze 'Black Crow Sessions' prijken vier zelfgeschreven nummers die allen door Willem werden geschreven en die je zomaar kan plaatsen naast nummers van buitenlandse blues/rock-iconen als Joe Bonamassa, Walter Trout of Poppa Chubby om maar die drie te noemen. Voeg daar een rauwe “whiskey-drenched” stem aan toe en je begrijpt dat dit echt wel top is. Niet dat dit viertal het warme water in het genre opnieuw uitvind, maar vier krachtige en uiterst goed gebrachte eigen nummers brengen in het genre is al een mooi iets op zich. Openen doen ze al meteen heel sterk met het knappe groovy 'Cross The River' waarna het hoekige ritme van 'The Borderline' je aandacht opeist dat verder een erg leuk en catchy refrein bevat. 'Hiding' is dan weer een eerder log uitgevallen slepende track, terwijl het krachtige en uiterst gedreven 'Wounded Knee', dat niets van doen heeft met Redbones' 'Wounded Knee', dit schijfje afsluit. Wie als fan van het genre dit viertal nog niet heeft opgemerkt, moet daar dringend iets aan gaan doen. En hoe kan je dat beter doen dan als de bliksem op zoek gaan naar deze vier tracks tellende schijf! Of probeer ze eens live mee te maken, ik garandeer je dat je niet ontgoochelt zal zijn en dat je na hun concert met dit album naar huis gaat. Luc Ghyselen (4) In 1973 bracht Terry Reid (Peter Jay’s Jaywalkers), muzikant maar ook deels acteur in bijzondere films waaronder de horrorflick van Rod Zombie ‘The Devil’s Rejects’ (2005), ‘River’ uit en dankzij Beat Goes On werd dit nu helemaal digitaal geremixt. Op deze langspeler horen we ook David Linley (steel gitaar, slide), Lee Miles (bass), Conrad Isidore (drums) en Willie Bobo als percussionist op ‘River’. Reid was ook de man die bekend staat die het aanbod als zanger in de nieuwe band van Jimmy Page Led Zeppelin afgewezen te hebben. Wijselijk besluit of toch niet? Op de langspeler slechts zeven nummers en misschien hoort dit wel bij zijn betere werk. Ondanks lovende kritieken van allerlei media (maar daar kun je niet van leven, dames en heren…) brak het album niet echt commercieel door. ‘River’ is een album dat een breed spectrum van genres biedt. ‘Dean’ gaat richting elektrische blues uit maar dankzij de inbreng van David Linley’s gitaarspel gaat het snel een andere richting uit. Van blues gesproken, ‘Avenue’ is dan weer een staaltje van conventionele blues waarin alweer het slide gitaarwerk van Linley centraal staat en we gaan helemaal voor een ietwat funky en laidback nummer in ‘Things To Try’. ‘Live Life’, is een nummer in de traditie van sommige Capaldi songs. Het nummer klinkt goed in de oren maar meer maakt het bij mij niet los. De opening van het titelnummer ‘River’ ruikt verdacht veel naar Carole King’s ‘It’s Too Late’ maar misschien heeft het ook wat te maken met onze verwendheid. Linley wordt even aan de kant geschoven en nu is het tijd voor Reid op de akoestische gitaar met ‘Dream’ en het is inderdaad dreamtime voor de luisteraar. Als afsluiter krijgen we het ietwat bizarre nummer ‘Milestones’ en ook in dit nummer horen we hier en daar wat invloeden (of moet ik het anders zeggen) van CS&N. ‘River’ is zeker geen album dat je moet negeren, neen, het laat ons kennismaken met een muzikant die niet om de een of andere stijl verlegen zat. Alfons Maes (3½) The Sixxis is een progressieve rockband die ontstond uit het brein van Vladdy Iskhakov (lead vocals, viool, piano, rhythm guitar). Voor dit debuutalbum kreeg hij de steun van Mark Golden (bass, guitar, synth) en Josh 'Jbake” Baker (drums, percussion, vocals). Live wordt het trio uitgebreid met multi-instrumentalisten Paul Sorah en Cameron Allen. Op dit debuutalbum krijg je tien nummers voorgeschoteld die een beetje in het verlengde liggen van wat Riverside brengt. OK, dit klinkt misschien toch wel iets krachtiger door de heren ook invloeden verwerken van o.a. Rush, Soundgarden, System Of A Down en Alice In Chains. Muzikaal zit alles perfect in elkaar voor een echt aangename veertig minuten luisterplezier. Voeg daarbij de aangename, heldere en toch krachtige vocalen van Vladdy (die me tijdens 'Opportune Time' heel even doen denken aan Jon Anderson) en je begrijpt dat elke rechtgeaarde liefhebber van progressieve rockmuziek dit moet gehoord hebben. Door het feit dat de nummers ook allen vrij kort worden gehouden zou het me zelfs niet verbazen dat de heren er ergens een radiohit mee kunnen scoren. Ik genoot immers echt van het aanstekenlijke en catchy 'Nowhere Close', het uiterst radiovriendelijke 'Waste Of Time' of het uiterst kalme en rustige 'Weeping Willow Tree' met zijn bluesy ondertoon dat het album afsluit. Daarbij wil ik eigenlijk geen afbreuk doen aan de overige tracks want na één luisterbeurt druk je gewoon opnieuw de ”play-knop” van je cd-speler in en kan je opnieuw genieten van een veertigtal minuten overheerlijke muziek waarbij je mooi kan wegdromen. Luc Ghyselen (4) Sinds zijn glorieuze comeback in 2008 wordt de legendarische singer-songwriter uit Canada die zich ooit voorgenomen had nooit meer op te treden zowat jaarlijks op een podium ten lande gesignaleerd. In navolging van die andere grootmeester lijkt Leonard Cohen in een neverending tour belandt. Twee jaar geleden vormde ‘Old Ideas’, het eerste studiowerk in bijna acht jaar, een waardig muzikaal testament. Zowat gelijktijdig met zijn tachtigste verjaardag verschijnt Cohens dertiende studioplaat ‘Popular Problems’. Op de hoesfoto zien we de man, strak in het maatpak en met de onafscheidelijke deukhoed, op een wandelstok steunen. De openingssong ‘Slow’ sluit aan wonderwel aan bij dat beeld.“I’m slowing down the tune, I never liked it fast, you want to get there soon, I want to get there last, it’s not because I’m old, it’s not the life I led, I always liked it slow“ bromt Cohen op de sobere textuur van het toetsenwerk van producer Patrick Leonard in deze sloom slepende blues, een verhaal dat naar verluidt destijds door zijn betreurde mama onderschreven wordt. ‘Slow’ is een van de acht songs die met de hulp van Patrick Leonard tot stand kwamen. Eveneens alomtegenwoordig is de achtergrondzang van Charleon Carmon die in enkele songs het gezelschap van Dana Glover krijgt. De vooruitgeschoven single ‘Almost like The Blues’ die ondertussen al enigszins vertrouwd in de oren klinkt is eveneens een grand cru Cohen. Wanneer deze song tot stand kwam is niet duidelijk maar hij past (helaas) wonderwel in de huidige tijdsgeest waarin het wereldwijde panorama door uitzichtloze brandhaarden en oorlogstaferelen bepaald wordt. “I let my heart get frozen, to keep away the rot, my father says I’m chosen, my mother says I’m not, I listening to their story of the gypsies and the jews, it was good, it was not boring, it was almost like the blues”. Een sterk begin maar Cohen loopt nipt een perfecte hattrick mis. Het wat ruimer georkestreerde ‘Samson in New Orleans, dat in de nasleep van orkaan Katrina tot stand kwam overtuigd niet echt. Het door strakke ritmiek ondersteunde parlando van ‘A Street’, de enige song in samenwerking met Anjani Thomas’, wordt door zwoele ooh’s en aah’s van Carmon en Donna Delroy en het orgeltje van een charmante southern feel voorzien die wat later ook in het met steelgitaar gelardeerde ‘My Oh My’, opduikt. Daarna wordt het heel wat minder, een na de tempoversnelling iets te vrijblijvend huppelend ‘Did I Ever Loved You’ klinkt vooral op muzikaal vlak minder geïnspireerd evenals ‘Nevermind’, een epos dat door een iets obligate flirt met wereldmuziek genekt wordt, wellicht heeft dat vooral te maken met de afwezigheid van een deugdelijke songstructuur die Cohens poëzie ondersteunen. Stukken sterker klinken ‘Born In Chains’ en ‘You Got Me Singing’ de mijmerende afsluiter. Een niet onaardige attentie voor de fans dit werkstuk maar om de tachtigste verjaardag van een grootmeester van het kaliber van Cohen te vieren verkiezen we straffer, ouder spul uit de kast te halen. Cis Van Looy (3½) Wanneer je de Amerikaanse gitarist John Basile vraagt naar zijn belangrijkste invloeden, dan antwoordt hij met 2 namen, nl. Frank Sinatra en Bill Evans. John klinkt niet zoals de anderen, en verkiest te spelen in duo’s en trio’s. Hij gebruikt daarbij een vingertechniek die de gitaar benadert zoals een piano. Hij heeft al 5 cd’s op zijn eigen labels uitgebracht, en geeft ook les aan colleges en universiteiten. Op zijn nieuwste cd covert hij heel wat bekende popsongs uit de jaren ’70 en ’80. Hij koos daarbij voor songs die een combinatie van leuke melodie en verandering in akkoorden bezaten, maar tevens bekend waren bij de luisteraar. Ook nam hij op MIDI verschillende live gitaren op, die zo de ritmesectie vormen. Zo opent hij met Earth, Wind & Fire’s ‘After The Love Has Gone’, gevolgd door ‘If I Only Had A Brain’ uit de film ‘The Wizard of Oz’, maar hier op een licht bossa nova ritme. The Beach Boys’ ‘God Only Knows’ is de volgende cover, waarna hij het origineel nummer ‘Seconds Out’ brengt. The Stylistics’ ‘You Are Everything’ vervolgt, maar sneller gebracht dan het origineel. En dan is Dionne Warwick’s ‘You’ll Never Get To Heaven’ de volgende cover, waarna Anita Baker’s ‘Caught Up In The Rapture’ eraan komt. Uit de film ‘Willie Wonka & the Chocolate Factory’ covert hij daarna ‘Pure Imagination’, waarna ‘Break Up To Make Up’ weer een Stylistics song is. Dionne Warwick’s ‘Walk On By’ vervolgt, met de klassieker ‘Didn’t I Blow Your Mind’ van The Delfonics erna. En Dionne Warwick’s ‘A House Is Not A Home’ is de laatste cover op dit mooie album. Aangenaam om te beluisteren! Patrick Van de Wiele (4½) Pop tunes from the ‘70’s & ‘80’s covered in a nice, warm jazzy way. String Time Jazz I 003 I CD Baby I John Basile
Oorspronkelijk afkomstig uit familiale roots uit Noorwegen werd Eric geboren in Pittsburgh, Pennsylvania waar al snel ene zekere Elvis Presley een diepe indruk op de jonge Andersen nalaat. Hij wist meteen wat hij met zijn verdere leven ging aanvangen. Begin jaren zestig maakte Andersen reeds deel uit van de New Yorkse Greenwich Village folkscène uit. Aldaar ontmoet hij o.m. Joan Baez en Bob Dylan. In 1975 stonden deze drie samen op het podium van Folkcity. Dat punk, new wave en folk goed samenging bewees Andersen met zijn relatie in 1971 met Patti Smith. Begin jaren tachtig geraakte Eric Andersen in de US een beetje in de vergetelheid en vertrok naar Europa waar hij drie albums, ‘Istanbul’, ‘Midnight Son’ en ‘Tight In The Night’ uitbracht. Maar dankzij Beat Goes On Records krijgen we nu het prachtige ‘Blue River’ (1972) en het verloren gewaande album ‘Stages’ dat 20 jaar nadat de originele tapes verdwenen waren teruggevonden werden in de stofferige catacomben van Columbia. Op ‘Blue River’ krijgen we een waaier van adembenemende mooie songs. De momenten waarop je bij de keel gegrepen wordt zijn o.m. ‘Wind And Sand’, het titelnummer ‘Blue River’, het op mooie fingerpicking drijvende ‘Sheila’, en voeg daar gerust nog het prachtige ‘Round The Bend By’… allemaal prachtige ballads waar menig ander singer-songwriter best jaloers zou zijn. Gewoonweg subliem. ‘Stages’ is al van even groot kaliber en even dromerig als ‘Blue River’. Meer nog, steeds meer en meer duiken bekende namen op die hier hun medewerking verleenden. Zo horen we toch op het prachtige ‘Woman She Was Gentle’ een Leon Russell op de grand piano terwijl Joan Baez hier voor de knappe backing vocals instond. Andersen kende Patti Smith toen hij nog in het beroemde Chelsea hotel in New York verbleef. Het broeinest van talent toen want buiten Andersen zagen we ook o.a. Janis Joplin, Kris Kristofferson en zelfs een Leonard Cohen vrij vaak de bar El Quiote, die aan het hotel grensde, onveilig maken. Ook sf-auteur Arthur C. Clarke schreef er misschien wel zijn beroemdste roman ‘2001: A Space Odyssey’. ‘Wild Crow Blues’ werd in dit hotel geboren. Dat Troy Seals een knap stukje gitaar kan spelen wordt mooi geëtaleerd op ‘Wildcrow Blues’. Eric wordt hier ook nog prachtig ondersteund door Leon Russell die nu plaatsnam achter het Wurlitzer orgel. Je kan er maar niet genoeg van krijgen, het werk van Andersen werkt op je in als drugs maar dan zonder de nadelige effecten achteraf. Zo is er ook nog het onvergetelijke ‘I Love To Sing My Ballad, Mama (But The Only Wanna Hear Me Rock And Roll)’ met op de achtergrond alweer Leon Russell dit keer op de gitaar. Een nummer waarvoor Eric inspiratie vond in zijn vriendschap met Joni Mitchell, daarvan is ‘It’s Been A Long Time’ het eindproduct. De muziek van Eric Anderson moet je beluisteren met een open geest. Of dit album de boost naar de acceptatie van het grote publiek moest worden is een vraag die iedereen het best voor zichzelf kan beantwoorden. ‘Stages’ is wel een muziekpalletje vol tijdloze muziek van een singer-songwiter die toen op het hoogtepunt van zijn carriére was gekomen. Andersen is nog steeds ‘alive and kicking’ en heeft een vrij drukke touringkalender. Toch een man die hier in België best wel eens op een podium mag staan, heren organisators… Eric Anderen is your next man! Alfons Maes (4½) In 1980 in Santa Cruz, Californië werd de band The Call opgericht, met Michael Been op gitaar, Scott Musick op drums, Tom Ferrier op gitaar en Greg Freeman op bas. Michael Been groeide echter op in Oklahoma City en zei: "I grew up on rock and roll; Elvis, Little Richard, Chuck Berry, The Beatles, Stones and Yardbirds. I started playing guitar and as soon as I was old enough, I had a band.". Op zijn zestiende verhuisde hij naar Chicago, en daar zag hij heel wat bluesartiesten zoals Muddy Waters, Jimmy Reed, en Jr. Parker. Ook luisterde hij naar Bob Dylan en The Band. In 1972 ging het dan richting Californië waar hij met bovenvermelde muzikanten de groep Motion Pictures stichtte. En daarna werd Motion Pictures, The Call. Hun debuut werd in 1982 uitgebracht door Mercury/Polygram, maar drie jaar later gingen ze daar weg om bij Elektra te tekenen. En op hun album ‘Reconciled’ speelden Robbie Robertson (The Band), Jim Kerr en Peter Gabriel mee. Later zouden ze nog overstappen naar MCA. In 1990 stopten ze ermee, maar zeven jaar later kwamen ze terug bijeen om het album ‘Heaven & Back’ op te nemen, en weer uit mekaar te gaan. In 2010 overleed Michael Been echter aan een hartaanval, terwijl hij backstage aan het werk was tijdens het Pukkelpop festival. Op 9/4/2013 kwamen de resterende leden nogmaals bijeen om eer te bewijzen aan wijlen Michael met gastzanger Robert Levon Been van de Black Rebel Motorcycle Club, de zoon van Michael. Dit is het document van dat concert. Dat komt er in een luxe uitvoering met een cd en een dvd waarop het concert te zien is. Er staan hits op zoals ‘I Still Believe’, ‘Into the Woods’, ‘Oklahoma’ en ‘Let The Day Begin’. Op de dvd zie je dat Robert Levon Been erg op zijn vader lijkt. Een aanrader voor fans van deze groep, maar tevens voor rockfans in het algemeen. Patrick Van de Wiele (4) A rock experience from a great band. Lightyear/Label Records I 5365496125 I The Call
De man uit Louisville, Kentucky schreef halverwege de jaren tachtig in de Californiaanse altcountry scène geschiedenis met The Long Ryders waarvan fraai werk als ‘Native Sons’ en ‘State Of Our Union in uitgebreide versies werden heruitgebracht op Sids eigen platenlabel Prima Records. De gitarist en banjoman bouwde met The Coal Porters na zijn verhuis naar Londen in de jaren negentig verder op de rijke erfenis van countryfolkrock en bluegrass en profileerde zich met muzikale projecten, documentaires , een bio van Gram Parsons en andere bluegrasslui als de archivaris van het genre. Griffin publiceerde ook twee aanbevolen boekwerken rond Bob Dylan en levert de liner notes aan bij de binnenkort te verschijnen officiële verjaardageditie van de integrale sessies van de legendarische ‘Basement Tapes’ die Bawbs al bijna vijf decennia geleden met The Band pleegde. Het is alweer een tijdje geleden dat er nog solowerk werd uitgebracht van Griffin. In tegenstelling tot de voorganger ‘As Certain As Sunrise’die in Europa tot stand kwam werd ‘The Trick Is To Breathe’ in Nashville ingeblikt. Griffin legde de uitwerking van zijn demo’s helemaal in handen van producer en gitarist Thomm Jutz. Die nodigde in zijn huisstudio goed volk uit zoals als Justin Moses (banjo, fiddle, dobro en de geniale mandolinepicker Sierra Hull, bassist en Mark Fain (Ricky Scaggs) bemannen de ritmesectie in dit akoestische werkstuk en hadden er amper vier studiodagen voor nodig. Op enkele nummers tokkelt Sid op zijn twaalf- en zessnarige gitaren en diept terloops de mandoline op in ‘Between The General & The Grave’, op bluegrass leunende poëzie uit den Grooten Oorlog en het instrumentale tussendoortje ‘ Front Porch Fandango’ dat voor The Coal Porters bedoeld was. ‘Circle Bar’ was voor een teverfgeefs geplande reunie van The Long Ryders bestemd.In ’Punk Rock Club’, een op basis van na een punkrockconcert opgevagen reacties samengesteld gedicht dat Griffin samen met het voltallige muzikantenkransje, aangevuld met James T.Bronwn, die ook in enkele andere nummers de achtergrondzang verzorgt , zonder enige instrumentale begeleiding declameert. ‘Elvis Calls His Mother After The Ed Sullivan Show,’ weerom zo’n lichtjes geniale ingeving van een geïnspireerd songsmid, die voor het mooie ‘Everywhere’ even bij zijn oude vriend Greg Trooper aanklopt. ‘Get Together‘ leende Griffin van The Youngbloods en wordt hier in een flamboyante bluegrass saloonstamper getransformeerd. Samen met het openingsnummer ‘Ode To Bobbie Gentry’, een verfijnd southern porch epos en het naar Jimmy Rodgers lonkende ‘Blue Yodel no. 12 & 35’ een van de vele hoogvliegers op dit meer dan voortreffelijke werkstuk. Cis Van Looy (4) Prima Records l SID026 l Hemifran l Sid Griffin
Rupert Wates is een geboren Londenaar. In 2001 ruilde hij London voor Parijs, waar hij een groep oprichtte en zijn eerste cd ‘Sweet Or Bitter Wine’ uitbracht. In september 2006 trok hij echter voorgoed naar de States. Hij pendelt tegenwoordig heen en terug tussen Brooklyn, N.Y. en Toronto, Canada. Het is trouwens in die twee grootsteden dat hij de opnamen pleegde voor ‘The Rank Oursiders Ball’, inmiddels de zesde full cd op zijn naam. De vorige cd van Rupert Wates, ‘At The Losers’ Motel’ ontving in de States lovende kritieken en het was zeer de vraag of hij met ‘The Rank Outsiders Ball’ deze prestatie zou evenaren. ‘The Rank Outsiders Ball’ is voor de volle honderd procent een akoestische cd geworden. Rupert Wates heeft zijn trio The Band Of Greeks gedoopt en buiten Rupert Wates, die zingt en gitaar speelt zijn er ook nog Trifon Dimitrov (double bas) en Chris Howard (percussie). Bartosz Hadala komt op een paar tracks een handje helpen op piano en keyboards. De grenzen van het singer-songwriter genre zijn soms flinterdun en vaag. In het geval van Rupert Wates zijn die grenzen namelijk strak afgelijnd, met andere woorden, singer-songwriter zonder toegevingen aan enig ander genre. Het pittige uptempo ‘Drowned’ is met voorsprong de beste track op ‘The Rank Outsiders Ball’ en verder mogen ‘Murder In Broad Daylight’ (zeker inhoudelijk) en ‘Behind The Mask’ gehoord worden en ik kan er inkomen dat de fans van Leonard Cohen hier ook wel pap van lusten. Er staan op ‘The Rank Outsiders Ball’ echter een tikkeltje teveel tracks die de vluchtigheid zelve zijn en waar achteraf niet zo heel veel van blijft hangen. Bij ondergetekende was er trouwens een tweede luisterbeurt nodig om de plaat ontvankelijk te vinden. Ivan Van Belleghem (3) ‘The Rank Outsiders Ball’ by Rupert Wates is a good record, but with a few tracks who are flighty as thin air and quickly forgotten. Bite Music LTD I BR12111 I DMA Discs I Rupert Wates
Keith Moon, het flamboyante drumbeest van The Who, voorspelde ooit dat de nieuwe band van Yardbirds gitarist Jimmy Page “would go down like a lead ballon”. Dat inspireerde Page, zanger Robert Plant, John Paul Jones en John Bonham om als Led Zeppelin te gaan toeren. Het muzikale luchtschip groeide uit tot boegbeeld van de hardrock en heavy metal en bleef hoog in de lucht tot de dood van de geniale slagwerker John Bonham in 1980. Ruim dertig jaar later blijft Led Zeppelin populairder dan ooit en veruit het meest bevraagd voor een reünie. Terwijl de zoveelste edities van geremasterde luxeboxsets in cd -of vinylformaat ons om de oren vliegen houdt Robert Plant het been stijf. Een verstokte Zepfan ben ik nooit geweest, daarvoor was ik iets teveel verknocht aan de authentieke R&B van souliconen die destijds onder meer in de Atlanticstal huisden. Bovendien kwam ik al vrij jong in contact met wat voor me ‘the real thing’ blijft, de muziek van de zwarte blueslui als Howlin’ Wolf, Muddy Waters en Wilie Dixon op Chess en andere blueslabels. Een blauwdruk waarop Page en Plant, zoals talloze andere generatiegenoten in Engeland schaamteloos hun hardrock enten. Ik moet wel toegeven dat ik in 1970 niet helemaal ongevoelig bleef voor het effect van dat grandioze jatwerk en holde destijds ook onverwijld naar de platenboer, in mijn geval een kruidenier met supermarktaspiraties die om de hoek huisde om ‘Whole Lotta Love’ aan te schaffen. Dat singeltje bleef lange tijd mijn enige aankoop van iets van Led Zeppelin of van de respectievelijke bandleden die ondertussen het solopad bewandelen Daar komt pas verandering in met ‘Raising Sands’, het fascinerende Amerikaanse avontuur van Plant met bluegrassdiva Alison Krauss onder hoede van T Bone Burnett dat we zes jaar geleden op een bloedhete lenteavond in Vort Nationaal mochten beleven. De onvolprezen Buddy Miller was eveneens van de partij en werkte in 2010 nauw samen met Plant op ‘Band Of Joy’, een naam die refereert naar Plant’s psychedelische folkformatie uit de late jaren zestig. Na een verlengde en muzikaal uiterst vruchtbare Amerikaanse retraite keert hij vanuit Texas niet alleen terug naar Engeland. Het wordt een weerzien met The Sensational Space Shifters, de uit Strange Sensation gegroeide los-vaste backingband van 2001 tot 2007. Op ‘Lullaby’ graaft Plant diep in zijn Keltische folkroots en omarmt exotische muziekjes uit zuiderse en oosterse oorden. Dat wordt meteen duidelijk in het openingsnummer, ‘Little Maggie’, een door hitsige fiddle aangedreven herwerkte traditional. In ‘Rainbow’ wordt poëzie van William Morris‘ verwerkt. ‘Pocketful Of Golden’ en het dromerige epos ‘Embrace Another Fall’, dat halverwege even naar meer rockende toestanden evolueert, drijven eveneens op een onweerstaanbare percussieve ritmiek waarbij de vertrouwde drumkit en gitaren door een uit het Afrikaanse continent afkomstig instrumentarium (djembe, banjo, ritti, kologo) wordt geflankeerd. Na een op wat potiger, rockende structuren gebouwde ‘Turn It Up’ volgt ‘Stolen Kiss’, een van de fraaiste momenten die verstilde pianoballade. Plant prevelt de woorden “I am drawn to the western shore where the light moves bright upon the tide. To the lullaby and the ceasless roar and the songs that never die” Een perfecte afsluiter voor een van de fraaiste werkstukken uit Plants solo-oeuvre. We worden echter nog uitvoerig verwend met onder meer ‘Somebody There’, een ietwat vertwijfelde, melancholische terugblik van een oudere man en ‘Poor Howard’ een eigenzinnige, adaptatie van ‘Po’ Howard’, een hollersong van bluesman Lead Belly leidt naar superieure folk. Page, ‘eat your heart out’, een Zep-reunie zal nog niet voor morgen zijn. Cis Van Looy (4) De Amerikaanse Megan Chaskey is een spirituele coach, Naam Yoga therapeute, yogalerares, universele Kabbaliste en heelster met het harmonium. Tevens is ze muzikante, want ze speelt fluit en zingt, schrijft gedichten enz. Ze heeft al verschillende cd’s uitgebracht en op deze nieuwe wordt ze o.a. bijgestaan door de Grammy Award winnende David Darling op cello, door Mike Guglielmo op percussie, en door Scott Petito op piano, bas en gitaar. Op het album worden helende mantra’s door Megan gezongen, met invloeden uit het Keltisch, Gregoriaans, en met melodische elementen uit India, Afrika en Brazilië. Ze vormen een medicijn voor de ziel, de geest, het hart en het lichaam. ‘Aapa Sahaee Hoa’ vernietigt negatieve energie en opent uw verbinding met de goddelijke. ‘Haray Guray’ is dan weer goed voor de creativiteit, terwijl ‘Ajai Alai’ werkt tegen depressie. En afsluiter ‘Sat Nam’ is uitstekend voor een diepe ontspanning. "My Naam Radiance album is structured similarly to one of my Naam Yoga therapy sessions which starts with a brief meditation, followed by time to get in touch with one's present state through meditative movement while singing mantras, then our movements become very rhythmic and energetic during the middle portion, and finally it winds down again until at the end we are relaxing and settling into a deep sense of release. Throughout we are moving in coordination with our breathing," zei Chaskey. Patrick Van de Wiele (4) Yoga/Meditation/Healing mantras set to original melodies. The Villians is een band uit Georgia, USA, meteen ook de staat waar de Allman Brothers resideren. En dan meteen ook de enige link. The Villians staan voor muziek met een timbre als Fleetwood Mac, Eagles en ja hoor doe er gerust maar wat van de Band bij. Na een periode van enkele jaren muziek maken besluiten Michael Wilkes, Dan Call, Sean McNally en Magno om met een eigen band te starten. Daarvoor nodigen ze hun vriend Jimmy James Schmitt uit om de line-up te komen versterken en zo geschiedde… Elk lid van de band is in zijn eigen recht componist want de meeste nummers op deze cd zijn een samenwerkingsverbond. Hun vorige langspeler ‘Velocity’ werd geproducet door een buitenstaander maar het was nu Dan Call die deze taak op zich nam. ‘Just Another Saturday Night’ uit 2010 was hun debuut. En het resultaat liegt er niet om. Zo krijgen we een gamma van nummers die best ook van de reeds genoemde voorbeelden zouden kunnen zijn. ‘Save The World’ had perfect een nummer van Fleetwood Mac kunnen zijn, of misschien net anders om… Het nummer straalt een leuke en uitstekende commerciële sfeer uit. Met akoestische gitaar wordt ‘The First’ ingezet, weer zo’n nummer waar blijven stilzitten geen optie is. Dat de heren knappe gitaarlicks weten te creëren horen we meteen in ‘Daddy’s Got A Shotgun’ en met ‘Hard Times (For The Working Man)’ gaan we een beetje de Bad Company toer op. Tot hiertoe allemaal sterke rocknummers waar de spetters zo van afvliegen… En er volgen er meer, bv. ‘All About You’, ‘Good For Nothing’ met wat plaats voor de slide en het is eigenlijk wachten tot de twee laatste nummers voor wat meer ingetogen momenten. ‘Wish You Well’ is een eigen product waar de piano voor een leuke opener zorgt. Als afsluiter gingen ze te leen bij niemand minder dan Gordon Lightfoot. ‘Sundown’ krijgt hier echt een zeer leuk jasje aangemeten en we kunnen zeker niet spreken van een verkrachting van een knappe song. The Villians zijn buiten hun instrumenten ook meester in het vocale. Dat wordt in alle songs sterk onderlijnd. Zeker een band om te volgen en hopelijk mogen we hun binnenkort hier in ons landje op een podium zien. Als je houdt van Bad C°, Peter Frampton, Eagles dan ga je ook zeker het werk van deze Villians koesteren. Alfons Maes (4) The Villains are besides of their instruments also great singer-songwriters. Definitely a band to follow and hopefully we can see them soon in our country. If you like the the music of Peter Frampton, Bad C°, and even Fleetwood Mac and Eagles, then you probably will cherish the work of the Villains. Status Quo nog voorstellen zou een belediging zijn aan hun eigen adres. Het fenomeen van twee Quo’s sleept al jaren aan maar ze zijn er dan toch in geslaagd om nog eens met de vier originele leden een tour en cd te maken. Toen de Spectres, waar we ook ene Bon Scott (AC-DC) in terugvonden, ophielden en ze even als Traffic Jam rondtoerden brak het Status Quo tijdperk aan. Francis Rossi (zang, gitaar), Rick Parfitt (zang, gitaar), Alan Lancaster (bass) en John Coghlan (drums) lieten, qua hitgevoeligheid en commerciële impact van zich horen met het nog steeds even knap klinkende ‘Pictures Of Matchstick Men’ dat tot op een derde positie klom in de Single Top 100 en dat in datzelfde jaar 1968 nog een leuke vervolg kende in de vorm van ‘Black Veils Of Melancholy’. Voordat hun muziek helemaal een boogie woogie en een hoog rock-‘n-roll gehalte ging aannemen verschenen nog twee leuke singles ‘Ice In The Sun’ en ‘Technicolour Dreams’. Wat dan volgt is pure geschiedenis die we nu al jaren doorploeteren. Met de originele line-up stonden de heren voor het laatst samen in 1981 op een podium en het zal meer dan dertig jaar duren vooraleer we hier een blauwafdruk van krijgen. Het ondenkbare gebeurde in 2013: er kwam een reünie van de Quo met de vier originele leden. Een lange Britse tour was het gevolg maar op algemene vraag wereldwijd werd deze nog eens in 2014 over gedaan. ‘Back To SQ1’ was de naam van de tour en op 12 april 2014 stonden de heren voor een onvergetelijk concert in de O2 Arena van Dublin. ‘The Final Show of the Final Tour: Ever’. Maar zal het ook zo zijn, God only knows. Tijdens dit concert geen tunes vanuit hun begin periode, dus wie dacht dat hij hier enkele leuke singles van weleer zou te horen krijgen viel net naast de boot. Maar het concert op zich werd serieus bewierookt. Wat we wel te horen en te zien kregen waren o.m. knappe versies van ‘Junior Wailing’, ‘Blue Eyed Lady’, ‘Railroad’ en nog meer van die typische Quo songs. Status Quo is nog steeds een band die voor de nodige sfeer kan zorgen. Zet hen nu in een kleine club of in een megastadion, het is en blijft rock-‘n-roll van hoog allooi, zelfs als het niet zou gaan over The Frantic Four. Alfons Maes (3½) Gitaarspelen leert Peter Rowan van een oom en als jonge teenager wordt hij met de jonge Elvis geconfronteerd. In de Hillbilly Club in Boston absorbeert hij de muziek van Tex Logan en The Lilly Brothers en richt in de tweede helft van de jaren vijftig al zijn eigen rockabillybandje The Cupids op. Bluegrass ontdekt hij bij The Country Gentlemen en The Stanley Brothers en in 63 wordt hij in Nashville met enige hulp van banjoman Ben Keith bij Bill Monroes Bluegrass Boys ingelijfd als ritmegitarist en zanger. Eind jaren zestig zet hij met mandolineman David Grisman de eclectisch georiënteerde folkrockformatie Earth Opera op. In de jaren zeventig volgen na Seatrain (met Richard Greene) een reeks, bluegrass , folk en rock avonturen met ‘Muleskinner’ en ‘Old and in the Way’. In die periode componeert hij ‘Panama Red ‘dat door New Riders of The Purple Sage wordt opgepikt. In ’74 stapt hij in de band van broers Chris en Lorin en sinds ’78 bewandelt Rowan het solopad en schrijft geschiedenis met ‘New Moon Rising ‘ op het Sugar Hill label waar hij tot in de jaren negentig resideert. Ondertussen blijft hij sporadisch samenwerken met zijn broertjes en houdt contact met pickers als Peter Rice en zijn oude vrienden van Monroes Bluegrass Boys, vorig jaar nog bezegeld met de fijne reunieplaat ‘The Old School’. Op de hoesfoto zien we Rowan met zijn gitaar ergens op de binnenplaats van een hacienda poseren, het lijkt wel een flashback naar zijn titelloos solodebuut. De voorgeschiedenis van ‘Dharma Blues’ start al in 2006 als Rowan in het schilderatelier van zijn vriend producer John Chelew ( Bert Jansch, John Hiatt, Los Lobos, Paul Weller, Richard Thompson…) spiritueel georiënteerde muziekjes voorspeelt die hij in Japan en India componeerde en al enige tijd op de setlist prijken maar nooit werden opgenomen. Dat is nu gebeurd, naast Chelew die bijdragen op orgel en harmonium levert, worden in de Recorde Plant in Rowans thuishaven Sausalito ook pedalsteelman Dave Easley gesignaleerd. In de meeste songs figureert een volwaardige ritmesectie met bassist Jack Casady ( Hot Tuna, Jefferson Airplane) in de Oosters geïnspireerde titelsong ‘Dharma Blues, een soort van mantra komen, daar nog fluit en borstelpercussie van Bill Smith bij, ‘Arise’ pendelt op de tonen van pedalsteel en de mandola van Jody Stecher. En met ‘Vulture Park’ blijven we in een wat mystieke Oosterse folksfeer. Er komen ook elementen uit Rowans muzikale verleden aan bod, bluegrass, folk en country worden tot een organisch geheel verweven. ‘River Of Time’ start als acapella gospel en evolueert naar een meeslepende countryrocker met aan het einde een fraaie jodelpassage . De onvolprezen Gillian Welch maakt haar opwachting in het op de poëzie van Edgar Allen Poe gebaseerde ‘Raven’, hier in een superieur bluegrassduet verwerkt. Ook de laidback countryblues ‘Restless Grave’ en bovenal het verstilde ‘Snow Country Girl’, drijft op de harmonische wisselwerking tussen Rowan en Welch. Evenals in die andere intimistische, geheel akoestische, passages zoals ‘My Love Will Never Change’, ‘Wisdom Woman’ en ‘A Grain Of Sand’ toont de veelzijdige troubadour op respectabele leeftijd nog lang niet te zijn uitgezongen. Cis Van Looy (4) De Londense band Mark and the Clouds is gekend voor tijdloze, catchy popmuziek. De groep komt voort uit een andere band, Instant Flight. Frontman is singer-songwriter, gitarist & zanger Marco Magnani. Het was zijn idee om voor een nieuw album heel wat bevriende muzikanten uit te nodigen. En dat zijn: ex Death In Vegas’ Ian Button (drums), John O’Sullivan (bas), Lysergics’s frontman Fabio Mongelli (backing vocals), Shin Okajima (drums), Tiberio Ventura (drums), Fabio Serrone (gitaar en bas), Javier H.Ayensa (gitaar), Ray Fontana (keyboards), Michele Rossiello (bas), Tom Hammond (trompet) en zijn broer Joe Hammond (trombone). Dit debuutalbum werd ook op blauw vinyl in beperkte oplage uitgebracht. Magnani schreef alle songs zelf. ‘In The Storm’ opent met een retrogeluid, en ‘You Call Me Brother’ doet wat denken aan The Kinks. ‘Music Disease’ is een aanstekelijke, catchy popsong, terwijl de titeltrack eerder ontspannen en rustig overkomt. Iets verder is ‘Darkened River’ eerder een singer-songwriter track met akoestische gitaar. Daarna klinkt ‘Goddess of Desire’ eerder als Jimi Hendrix. En ‘Spirits In The Wind’ heeft een folk sfeertje. ‘I Run Like Crazy’ doet denken aan de jaren ’60, terwijl ‘For All Diamonds To Shine’ weer een catchy popsong is. Met ‘Faraway Laughter’ denk ik weer aan The Kinks, terwijl ‘London Fire’ eerder snel langskomt. Afsluiter ‘Are You Taking Time?’ is een luie retro popsong. Indien u houdt van retro pop, dan is dit album iets voor u. Patrick Van de Wiele (3½) Mega Dodo I Promo CD I Mark and the Clouds
Uit de streek rond Chicago komt het geluid van pianist en trombonist Kevin Cline. Als gegradueerde van DePaul University’s muziekprogramma is zijn veelzijdigheid op deze instrumenten erg in trek. Hij speelde dan ook trombone bij heel wat artiesten zoals: Aretha Franklin, The Temptations, Bruce? Hornsby, Dennis DeYoung, The Buckinghams, The Glenn Miller Orchestra, The O'Jays, Martha Reeves, Diahann Carroll, The Four Lads, The Four Aces, Rich Little, Richie Cole, Shawn Klush en Trent Carlini. Ook speelde hij op de Norwegian Cruise Lines en leidde hij het The Kevin Cline Trio, Quartet, en Orchestra. Maar daarnaast is hij ook bedrijvig als pianist en geeft er zelfs les in. Voor zijn debuutalbum componeerde hij 14 songs zelf, en krijgt hij gezelschap van Bobby Shew op trompet en flugelhorn. “I tend to hear bass lines and/or chord changes first and melody comes after that,” zei hij “I then play the changes over and over as I sing melodies in my head until I find the melody that works best. I’m meticulous about chord changes in my writing. Often when the melody repeats, I like to throw in an alternate chord change or two, just to keep it interesting.” ‘After the Rain’ is een aangename openingstrack, en voor ‘Umbrella Sunglasses & Gloves’ deed hij beroep op zanger Paul Zimmerman. De inspiratie voor deze song komt uit jazzrock zoals Earth, Wind & Fire en Chicago. ‘Beware the Snake’ is dan weer Latin getint, terwijl ‘A Shot of J&V’ meer de traditionele jazztoer opgaat. Verderop covert hij de Rogers & Hart klassieker ‘My Funny Valentine’, dat gezongen wordt door Isha Maria Lewis. En Paul Zimmerman komt nog eens terug voor ‘You Tend To’. Een niet onaardige kennismaking. Patrick Van de Wiele (3½) A nice introduction to this artist form the Chicago area. De Amerikaanse artiest Joe Ferrara is zowel zanger als entertainer. En net zoals andere zangers voor hem leerde Joe zijn vak niet aan de academie, maar in nachtclubs, bars, lounges, en op de planken. Hij zong in jazzbands (The Hyesson Hong Jazz Ensemble, The New York University Jazz Ensemble, The Powerhouse Big Band), rockgroepen (zoals Father Divine), Avant-garde ensembles en in het theater, en dat maakt hem de allround artiest die hij vandaag is. Hij benadert zijn songs met een doorleefd gevoel en zingt met emotionele diepte. Maar daarnaast is hij een multi-instrumentalist, componist, producer en opname-ingenieur. Hij kan vlot overschakelen van R&B naar jazz en rock ‘n’ roll. Voor deze nieuwe cd koos hij voor een hybride vorm van big band, met elementen van exotica, Latin, wereldmuziek, surfmuziek, filmmuziek en rock. Joe schreef ongeveer de helft van de songs zelf. Opener ‘How Can It Be’ vermengt een snel bebopritme met zijn croonerstem, terwijl ‘Divisadero’ moderner aandoet. ‘Arsenic and Absinthe’ is cineastische track, en ‘Night Song’ komt uit de Broadway show ‘Golden Boy’. Tom Waits’ ‘All The World is Green’ wordt gecoverd op een mediterrane wijze. Iets verderop staat ‘Dial-a-Cliché’, dat doet denken aan Miles Davis’ ‘Sketches of Spain’. ‘The Heart Is a Lonely Hunter’ doet denken aan een bossa nova met filmmuziekinvloeden. ‘Whiskey Island’ is dan weer meer “film noir”, terwijl de snelle samba ‘The Big Hurt’ een leuke afsluiter vormt. Het is overduidelijk dat Joe Ferrara een echte entertainer is! Patrick Van de Wiele (3½) Big Band Vocal Jazz with elements of Exotica, Latin, World, Surf, Cinematic and Rock influences. Dat Jimi Hendrix veel te vroeg overleden (18 september 1970 ) is, dat betreuren we nog allemaal. Maar sinds zijn vroegtijdig overlijden is er al heel wat méér werk van hem verschenen dan toen hij nog leefde. Inderdaad, iedere kunstenaar krijgt pas na zijn dood de échte erkenning en Hendrix ontsnapt niet aan dit etiket. Een goede maand voor zijn dood had hij al enkele songs opgenomen voor zijn volgende album maar dan gebeurde het onverwachte… Hendrix overlijdt onder dubieuze (drugs)omstandigheden. Hij was ook een perfectionist, dat werd meermaals bewezen op zijn andere studioalbums, en zou meerdere keren achter elkaar zijn songs opnemen en heropnemen totdat het voor hem méér dan perfect klonk. Tijdens zijn aanwezigheid in de opnamestudio gebeurde het vrij vaak dat hij tussen twee songs in een nieuwe schreef. Dat is dan ook een van de grote redenen dat hij, ten opzichte van andere muzikanten, zoveel ongebruikt materiaal achterliet. Dit geldt ook voor het live-materiaal en vreemd genoeg ontdekt men de dag van vandaag nog steeds ‘nieuw’ livewerk. ‘The Cry of Love’, dat in 1971 verscheen en meteen ook het éérste album na zijn dood, zal bij een eerste luisterbeurt bij enkele van deze songs een ietwat niet-afgewerkte sound laten horen maar aan de andere kant klinken de overige liedjes dan weer zeer gepolijst en behoren sowieso tot de beste songs die Hendrix ooit zelf gemaakt heeft. Mitch Mitchell en Eddie Kramer hebben het album geproducet. ‘The Cry Of Love’ geeft ons slechts een vaag beeld van wat er nog allemaal muzikaal in Jimi’s geest rondwaarde en ook de nieuwe muziekrichting die hij toen uitging was toen niet echt duidelijk. Op de tien nummers die Mitchell en Kramer koos voor het album horen we een Hendrix die nog steeds experimenteerde met de geluiden die hij uit zijn zessnarig instrument kon toveren en of hij dit deed bij een sobere geestestoestand of onder invloed van drugs, ook dit zullen we helaas nooit meer te weten komen. Wat voor mij de sterkste nummers op dit album zijn zijn zeker niet de temponummers maar meer de mooie ballads zoals ‘Angel’ en het innemende ‘Drifting’. Luister vooral bij deze laatste naar de tekst, zeker een van de mooiste die Hendrix ooit geschreven heeft. Ook de gitaarstijl die hij hier hanteert is een totaal andere Hendrix die we kennen van uit meer hectische passages. ‘In From The Storm’ en ‘Ezy Rider’ zijn dan weer de meer typische Jimi geluiden met de al even indrukwekkende gitaarspinsels. ‘My Friend, een meer bluesy nummer en opgenomen tijdens de Electric Ladyland Sessies in 1969, biedt een mooi tegengewicht dat sterk in contrast met de overige nummers. ‘Belly Button Window’ werd opgenomen op 22 augustus 1970 en is waarschijnlijk het laatste studionummer dat Hendrix ooit maakte. ‘The Cry Of Love’ was een goed verkopend album en rankte toen op nummer 3 op de nationale hitlijsten in de VS. Niet meteen het beste wat Hendrix ooit maakte maar het klinkt toch zeer leuk en aanvaardbaar. Het is misschien wel het meest waardevolle album gezien het de laatste langspeler was die van Jimi Hendrix op tape werd vastgelegd. ‘The Cry Of Love’ is niet alleen van belang voor de diehard Hendrixfan maar ook voor alle andere rockliefhebbers want dit album is een essentieel onderdeel van zijn muzikale erfenis. Alfons Maes (3½) Gitarist Andrew Hardin leerden we kennen als compagnon de route van Tom Russel met wie hij jarenlang toerde in zijn band en later als tweede man van een duo. In 2009 ontmoette hij zangeres Jeannie Burns van het gelijknamige folktrio The Burns Sisters op , het Woody Guthrie Folk Festival. De vonk sloeg over en resulteerde uiteindelijk in een eerste werkstuk ‘Lounge’. Afgelopen lente doken ze terug de studio in, dit keer in Austin waar ze met de hulp van producer en pianist Gabriel Rhodes en een door David Carroll en Dony Wynn gevormde ritme tandem opnieuw tien songs vastlegden. In de swampy opener ‘Down Deep Well’ komt Hardin vocaal op de voorgrond in een soort van vraag en antwoordspel evenals in enkele fraaie duetten maar meestal is het Jeannie die met soepele stembuigingen het voortouw neemt terwijl Hardin zich ‘beperkt’ tot de gitaarinventies. In ‘Back Porch’ een ongedwongen akoestisch epos dat een onvervalste lazy southern feel uitademt met inventieve fingerpicking die elektrisch versterkt wordt in ‘Blooming’, een meeslepend duet dat herinneringen oproept aan het befaamde balladewerk van Bobbie Gentry. Het ietwat ijle ‘Gentle Rain’, met een fraaie, ingetogen gitaarsolo van Rhodes, sluit daar mooi bij aan. ‘The Call’ kabbelt enigszins achteloos voorbij evenals ‘Get Back Home’, Hardins naar JJ Cale lonkende geknepen fingerpicking is daar niet vreemd aan. Een intimiteit die even ‘verstoord ‘ wordt door een meer energieker ‘Run’ waarin Jeannie harmonieus geflankeerd wordt door zus Terry. Tussendoor komt Jeannie in ‘Ache’, een bluesy zijstapje met galmende snarentwang, met haar lichtjes onderkoelde, sensueel vibrerend stemtimbre dicht in de buurt van Pretenders frontdame Chrissie Hynde. Slechts een enkele cover te bespeuren, ‘Walking On A Wire’ dat Richard Thompson destijds met zijn wederhelft Linda debiteerde, krijgt hier een respectvolle behandeling. Andermaal een geïnspireerd werkstukje van een getalenteerd duo. Cis Van Looy (4) Ithaca Records l Hemifran l Hardin Burns
Onze Belgische saxofonist Frank Deruytter is een muzikant die van vele markten thuis is. Hij wordt door jazzliefhebbers geprezen voor zijn unieke sound op tenorsax, onberispelijke techniek en niet te stoppen golf van nieuwe en verfrissende muzikale ideeën. Daarnaast zingt hij ook en speelt hij basgitaar. Hij gelooft sterk in het huwelijk tussen jazz & funk, en wordt soms vergeleken met Michael Brecker. Hij begon sax te spelen op zijn twaalfde en voelde zich alras thuis in jazz, pop, rock en funk. Op zijn achttiende won hij de Knack Youth Jazz Trophy. Samen met Carlo Mertens en Nico Schepers vormde hij The Heavy Horns, de eerste blazersgroep in België. Met Piet Goddaer componeerde hij muziek voor de cd ‘Sunzoo Manley: To All Our Escapes’. En in 2005 mocht hij voor de koninklijke familie optreden tijdens 175 jaar België. Zijn solodebuut was een akoestische cd uit 2012. Op zijn nieuwe cd staan 13 tracks, die hij samen met Tom Vanstiphout en Kristof Maes componeerde, produceerde en voorzag van arrangementen. Deruytter bespeelt bas, gitaar, keyboards, sax en zingt. Vanstiphout bespeelt gitaren, keyboards en computer. Maes zorgt voor de gitaar en mixing. Eric Bosteels is de drummer en Didier Deruytter bespeelt Fender Rhodes en piano. Het is P-funk dat ze brengen, à la George Clinton en Parliament/Funkadelic, die je onmiddellijk aan het dansen zet. Hier en daar wordt ook gebruikt gemaakt van de vocoder. Op ‘Full Force’ doet de sax me denken aan Candy Dulfer. Uitstekend voor een funky party! Patrick Van de Wiele (4) Fonk That Jazz I 5425027300608 I Frank Deruytter
Eerlijk, voor mij is deze David Midgen en zijn Twisted Roots onontgonnen terrein. David zijn roots liggen in Little Rock Arkansas maar op jonge leeftijd verkaste hij richting UK. In de Britse music scene raakte hij al vlug in het gezelschap van Lee Sankey die ook in zijn Lee Sankey Group de ‘cracken’ Ian Siegal en Matt Schoffield huisveste en daarmee zat David Midgen natuurlijk in uitstekend gezelschap. Al vlug voelde hij zich geroepen om zelf te gaan componeren en dat resulteerde in 2005 in een eerste solo project waarbij hij met steun van Don Richardson het album ‘Little Stranger’ boven de doopvont hield. Van toen af ging het door de vele positieve recenies resoluut bergop en ontstond zijn eerste band , The Dirty Works. Als ‘David Midgen & The Dirty Works’ bracht hij in 2012 het album ‘Second hand Tattoo’ uit. ‘Desert Inside’ is een pracht nummer uit het album ‘Killing It’ van 2013 en is een schoolvoorbeeld van hoe deze band zijn mix van energieke Americana, Rock en Blues live tracht over te brengen op het podium. Door deze mengeling van diverse stijlen is David ook een graag geziene act op podia van diverse stijlen zo ging de band recent nog met de pluimen lopen op New Brunswick’s Battle of the Blues en werden er vorig jaar nog hoge ogen gegooid op het ‘Harvest Jazz & Blues festival’. Ook zijn nominaties voor de ‘British Blues Awards’ gingen niet ongemerkt voorbij en verdedigde daardoor de UK in de ‘European Blues Challenge’ in het Italiaanse Riga waar David Midgen met het ‘brons’ aan de haal gingen. Niet meer ‘The Dirty Words’ maar ‘The Twisted Roots’ is heden ten dage de naam van het ‘personnel’ dat bestaat uit James Sedge op de drums & percussion, Phil Scragg aan de basgitaar, Graham Mann op keyboard en trombone, Joe Gibson aan de gitaar en uiteraard the man himself David Migden met trompet, piano en vocals. ‘Animal & Man’ is geen album dat je vluchtig beluistert maar eentje dat je herhaaldelijk in de CD speler zult steken. Er staan 12 nummers op en de tracks ‘Swamp’, ‘The Big Fight’ en ‘Petit Jean’ zijn van het stevigere soort maar met een nummer als ‘Rangarou’ treed het jazz en brass effect duidelijk op de voorgrond en krijg je onmiddellijk een lekker New-Orleans gevoel. ‘Secand Hand Tattoo’…lekkere grooves van een funky Hammond en hier hou je een lekker jazz gevoel van over. Track 6 brengt ons ‘We Know What You Have Done’ is een rustige ballad met enige Leonard Cohen invloeden bij het begin van het nummer en met prachtige backing vocals van Goldie Reed. Afsluitend is ‘Just a Ride’ weerom een ballad met rustige ‘organ’ klanken en daarmee steekt er hier veel variëteit in dit toch wel prachtig album. Just discoverd David Midgen and I am already a fan! Tracks:
Freddy Vandervelpen (4) |
Archives
April 2025
|